Botanische Tuinen: Van kruidentuin tot De Beschaving

De Botanische Tuinen hebben een rijke traditie, is te lezen in het boek Bloeiende wetenschap. Opgericht om geneeskundestudenten kruiden te leren kennen, groeide het vorige eeuw uit tot een tuin met exotische planten en een toonaangevend botanisch lab. Nu is het vooral een publiekstuin met evenementen als De Beschaving.

In 1639, een kleine drie jaar na de oprichting van de universiteit, werd in het bolwerk Sonnenborgh een kruidentuin ingericht. Hier begon voor Utrecht de wetenschappelijke bestudering van planten. Die was toen nog gericht op geneeskunde, naast godgeleerdheid en rechtsgeleerdheid een van de drie faculteiten van de universiteit. De kruidentuin was bedoeld om de toekomstige artsen te leren hoe ze medicijnen voor een kwaal konden bereiden. In die tijd had je voor de geneeskunde veel kennis van kruidkunde nodig.

Zo begint het boek Bloeiende wetenschap van Armand Heijnen, historicus en UU-adviseur wetenschapscommunicatie. Het boek geeft een historisch overzicht van 375 jaar Botanische Tuinen in Utrecht.

Men wilde een Nieuwe Tuin van Eden creëren
Het begon dus allemaal in de kruidentuin op Sonnenborgh. Vrij gedetailleerd beschrijft Heijnen de totstandkoming van de eerste tuin. De tuin zou er tot 1723 blijven, om daarna te verhuizen naar de Nieuwegracht met de aankoop van het huis De Roos. De nieuwe tuin was ook behoorlijk groter, met ruim 3500 vierkante meter was het een middelgrote universitaire tuin. Dat is de plek waar nu nog de oude hortus is, als onderdeel van het universiteitsmuseum.

Het samenbrengen van exotische planten kwam voort uit de behoefte een, naar Bijbels voorbeeld,  nieuwe Tuin van Eden te creëren. De tuin moest ogen als een paradijs en vooral veel planten herbergen uit vreemde oorden. Plantkunde was een manier om de goddelijke wijsheid beter te leren kennen.

Utrechtse hoogleraar bedacht als eerste eigen plantensystematiek
De hoogleraar-directeur van de hortus kreeg een eigen huis nabij de tuin. Evert Jacob van Wachendorff (1703-1758) is één van de belangrijkste hoogleraren botanie die Utrecht gekend heeft, de eerste die een eigen plantensystematiek ontwierp  Hij staat aan de basis van de zeer succesvolle wetenschapstak van plantkunde aan de Utrechtse universiteit.

Zo verschoof geleidelijk de aandacht van kruidentuin naar plantkunde. In de negentiende eeuw werd de universiteit een rijksinstelling. Er kwam nieuwe faculteiten bij: de Wis- en Natuurkunde en de faculteit Bespiegelende Wijsbegeerte en Letteren. De hoogleraar botanie zat niet meer bij Geneeskunde, maar bij Wis- en Natuurkunde. Behalve met ‘kruidkunde’ moest de nieuwe hoogleraar zich gaan bezighouden met landhuiskunde, het onderzoek naar eetbare planten en groentes.

Was de tuin oorspronkelijk bedoeld voor onderwijs, in de negentiende eeuw verschuift het naar onderzoek. Door de uitvinding van de microscoop, kwam de plantenfysiologie en –anatomie steeds meer op de voorgrond en de geneeskundige kant steeds meer op de achtergrond. In die tijd wordt ook het Botanische lab gebouwd, het gebouw waar nu het universiteitsmuseum in is gevestigd.

Fiedrich Went richtte de Utrechtsche School voor Plantenfysiologisch Onderzoek op die later als een van de belangrijkste van de wereld werd beschouwd. 

Laboratorium wordt belangrijker dan de tuin
Gevolg was dat de tuin begin van de twintigste eeuw opnieuw op de schop genomen werd. Het aantal studenten nam toe en daardoor waren er vaker onderzoekspractica. De opvolger van Went was Victor Koningsberger die zorgde voor een uitbreiding van het aanbod in de hortus. In de jaren twintig kocht de universiteit het cantuspark aan in Baarn.

Koningsberger was de laatste hoogleraar-directeur die echt woonde in de Hortus, in het zogenaamde Miguelhuis. Hij beheerde de tuin in oorlogstijd. Koningsberger verwierf bekendheid met zijn protest tegen de oproep van de Duitsers om joodse hoogleraren te ontslaan.

Naast de hortus kwam er ook een Botanisch Laboratorium. De hoogleraar-directeuren waren vaker in het lab aanwezig waren, dan in de tuin. In de jaren vijftig werden er in de tuin barakken geplaatst als practicumzaal en als extra laboratorium. De gebouwen gingen overheersen en dat ging ten koste van de tuin.

In 1963 verkaste de Botanische Tuinen naar fort Hoofddijk, de huidige locatie. De oude hortus had alleen nog een functie voor het kweken van onderwijsplanten. De collecties van planten werd overgebracht naar De Uithof. Zo gingen ook de onderzoeksgroepen richting De Uithof. In het Botanisch lab kwam na vele discussies en werkgroepen in de jaren negentig het universiteitsmuseum. De oude hortus bleef behouden, maar dan met een publieks- en educatieve functie.

Met thematuinen moet breder publiek bereikt worden
De Botanische Tuinen in De Uithof gaf de wetenschappers meer ruimte. Het park aan het fort Hoofddijk omvat zeven hectare en nog eens zeven hectare aanpalende grond. De huidige Botanische Tuinen heeft daarvan negen hectare in gebruik. Op de overige velden zijn proeftuinen aangelegd.

De nauwe verbinding van hoogleraar-directeur verdween. De Botanische Tuinen werden ondergebracht bij de biologen en kregen uiteindelijk de status van een zelfstandige service-instituut binnen de faculteit Biologie. De tuinen bleven een rol spelen in onderwijs en onderzoek. Niet alleen voor biologen, maar ook voor diergeneeskunde en voor studenten van elders.

Daarnaast kwam er een functie bij, de meer op het algemene publiek gerichte, recreatieve en educatieve taak en de taak van conservatie, het bijdragen aan behoud van bedreigde planten en ecosystemen.

Deze lijn heeft zich de afgelopen jaren voortgezet. Bij inrichting van de tuinen wordt steeds meer gekeken naar het publiek. Zo komt er een Thematuin en een Diertjestuin, bedoeld om een breder publiek te bereiken. Binnen de biologie is het accent binnen het onderzoek meer komen te liggen bij de Life Sciences en minder op de botanie. Daardoor maken gebruiken steeds minder wetenschappers gebruik van de collectie in de Botanische Tuinen en komt de nadruk te liggen op  educatie en het conservatie.

Binnen de bezuinigende universiteit, betekent dit dat steeds meer gezocht moet worden naar manieren om zelf het hoofd boven water te houden. Dat gebeurt onder meer met het ter beschikking stellen van de tuinen voor evenementen als De Beschaving en het China Light Festival.

Armand Heijnen, Bloeiende wetenschap. 375 jaar Botanische Tuinen Utrecht. 2014. Uitgeverij Matrijs. 19,95 euro.. 

Lezersactie
DUB mag twee exemplaren weggeven van het rijk geïllustreerde boek Bloeiende wetenschap. Schrijf een mail naar DUBprijsvraag@uu.nl en vertel waarom wij het boek aan u moeten schenken.

Advertentie