Bussemaker: ‘Ik heb gezorgd voor grootste hervorming studiefinanciering in dertig jaar’

Jet Bussemaker zal vrijdag in Utrecht haar pleidooi voor meer vrouwelijke hoogleraren verdedigen tijdens de opening van het Westerdijkjaar. Toch zal ze vooral herinnerd worden als de minister die de basisbeurs afschafte. Ze kijkt tevreden terug op wat ze heeft bereikt en hoopt dat het volgende kabinet haar erfenis niet verkwanselt.

Het zit er bijna op. Al vierenhalf jaar is Jet Bussemaker minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de Partij van de Arbeid. En nu komen de verkiezingen eraan. “Het is wel moeilijk te beseffen, je zit overal nog middenin. Ik dacht dat het rustiger zou worden, maar dat is helemaal niet zo.”

Eigenlijk merkt ze alleen in de Tweede Kamer dat het al bijna 15 maart is. De debatten veranderen van toon. “De Kamerleden zijn intussen campagne aan het voeren met elkaar”, stelt ze vast.

De grote vraag is wat er na de verkiezingen gaat gebeuren met haar beleid. Welke koers kiest haar opvolger? Het gaat dan vooral om het leenstelsel dat ze heeft doorgevoerd, oftewel het ‘studievoorschot’. Nieuwe studenten krijgen geen basisbeurs meer, zodat de overheid honderden miljoenen overhoudt om in het hoger onderwijs te stoppen.

Opnieuw invoeren van basisbeurs is ondenkbaar
“Het is de grootste hervorming in de studiefinanciering van de afgelopen dertig jaar”, zegt Bussemaker trots. Vele pogingen voor haar mislukten, zoals bijvoorbeeld de langstudeermaatregel van haar voorganger Halbe Zijlstra. Ze kreeg een telefoontje van Arie Pais, veertig jaar geleden minister van Onderwijs voor de VVD. “Hij had toen al zoiets willen doen, maar het was hem niet gelukt.”

Sommige partijen willen na de verkiezingen de basisbeurs weer invoeren, zoals het CDA en de SP. Daar heeft Bussemaker geen goed woord voor over. “Ik kan me niet voorstellen dat het CDA dat echt gaat doen. Dan moeten alle investeringen weer worden teruggedraaid of de ov-studentenkaart is niet meer veilig. En de SP heeft altijd grote woorden, maar vier jaar geleden wilde die partij zomaar achthonderd miljoen euro op onderwijs bezuinigen. Lijkt me ook geen goed idee.”

Al met al ziet ze het niet gebeuren. “Ik kan niet in een glazen bol kijken, maar we hebben vier partijen achter ons.” Het studievoorschot komt immers uit de koker van regeringspartijen VVD en PvdA plus oppositiepartijen D66 en GroenLinks. “Minstens twee van die partijen zullen wel in het volgende kabinet terechtkomen.”

Ze sluit haar ogen niet voor de scherpe randjes, bezweert ze. “Je mag me aanspreken op gehandicapte studenten of jongeren waarvan de ouders niet hebben gestudeerd. Er gaan komend jaar weer meer jongeren studeren en dat is positief, maar we blijven in de gaten houden hoe het met deze groepen studenten gaat.”

Nepnieuws over studievoorschot moet ophouden
Ze zou willen dat de propagandapraatjes nu ophouden. “De tijd van nepnieuws is echt voorbij. Bij de discussie over het studievoorschot zijn er heel grote woorden gebruikt waar het allemaal toe zou leiden. Ik ben een keer mbo’ers tegengekomen die met SP-jongeren op stap waren. Ze hadden allemaal begrepen dat hun basisbeurs óók zou verdwijnen. Ik dacht: hebben ze het niet goed begrepen of zijn ze bewust misleid?”

Het gaat niet meer om politiek, vindt ze. “Het gaat erom dat we studenten goed voorlichten. En daar valt nog wel iets te verbeteren. We hebben vloggers ingehuurd, advertenties geplaatst, brieven gestuurd, Skype-bijeenkomsten gehouden… Toch blijkt het erg moeilijk om alle jongeren bereiken. Sommigen denken nog altijd dat je vroeger niets hoefde te lenen en nu alles. Toch zonde als ze daardoor niet durven te studeren.”

Dat is het gevaar van de holle retoriek van haar tegenstanders, suggereert de minister. Maar zelf gebruikt ze ook een retorische truc. Ze spreekt altijd over een miljard euro die dankzij het leenstelsel beschikbaar komt, ook al is dat in slechts één jaar het geval, en dan nog alleen als je een onzekere bezuiniging van 200 miljoen euro op de reiskosten van studenten meetelt.

Maar dat vindt Bussemaker iets heel anders. “Ik kies mijn woorden zorgvuldig. Het is een bedrag oplopend tot een miljard euro. We gaan ervan uit dat we die 200 miljoen op de ov-studentenkaart kunnen besparen. Dat hoort er gewoon bij.”

Opleiding is meer dan opstapje naar de arbeidsmarkt
Hoe kijken de partijen tegen het hoger onderwijs aan? “Er zijn partijen die een opleiding vooral zien als opstapje naar de arbeidsmarkt. CDA en VVD willen strenger kijken of studies wel opleiden tot werk, en ze willen geld verschuiven naar technische universiteiten, want dat is goed voor de economie. Maar bijvoorbeeld kleine talenstudies moeten we ook beschermen.

Ik vind wel dat kleine opleidingen meer moeten samenwerken, want ik kan het niet verkopen als een hoogleraar en twee docenten samen een opleiding met een stuk of drie studenten runnen, terwijl ergens anders de collegezalen uitpuilen. Maar die kleine opleidingen moeten er wel zijn.

Denk aan Arabisch. Dat was geen populaire studie, maar nu hebben we mensen nodig die de taal van het Midden-Oosten spreken. Of denk aan de uitbraak van ebola in Afrika: we hebben antropologen nodig die begrijpen hoe je de verspreiding daar kunt tegengaan. Ik vind het fantastisch als studenten van de TU Delft weer iets moois hebben uitgevonden, maar in het hoger onderwijs mag het niet alleen daarom draaien.”

Goede kanten aan prestatieafspraken
Wat ook op het spel staat: hoe universiteiten en hogescholen in de toekomst hun financiering krijgen. Moeten ze aan harde kwaliteitseisen voldoen? Verliezen ze geld als ze tekortschieten? Zo ging het de afgelopen jaren met de ‘prestatieafspraken’. Zes hogescholen moesten een deel van hun bekostiging inleveren omdat te weinig studenten hun diploma behaalden. Bussemaker halveerde overigens hun ‘boete’.

Het volgende kabinet zal bepalen hoe het doorgaat. “Misschien kun je beter een bonus in het vooruitzicht stellen dan een malus”, overweegt Bussemaker. “Die prestatieafspraken kwamen niet van mij, hè? Die heeft mijn voorganger gemaakt.” Dat was VVD-staatssecretaris Halbe Zijlstra.

Toch zaten er ook goede kanten aan de prestatieafspraken, verdedigt ze. Ze gingen ook over het ‘profiel’ van de onderwijsinstellingen. “Het zou bijvoorbeeld niet goed zijn als ze zich allemaal op excellente studenten toeleggen. We moeten het belonen als ze een andere keuze maken. Dat moet misschien meer uit henzelf komen: de vorige keer is het systeem wel heel erg van bovenaf opgelegd.”

Niet opnieuw minister
Wil ze in het volgende kabinet opnieuw minister van Onderwijs worden? “Ik denk dat die kans vrij klein is. Je moet ook realistisch zijn”, zegt ze met een verwijzing naar de peilingen van de PvdA. “Het hangt ook van het regeerakkoord af dat er straks ligt. Ik ga niet in een kabinet zitten dat de wetenschap in de uitverkoop zet en naar het ministerie van Economische Zaken overhevelt.”

Bussemaker over drie hete hangijzers van het hoger onderwijs
 

Diversiteit in de wetenschap

Bussemaker wil graag dat universiteiten honderd vrouwelijke hoogleraren extra aanstellen en heeft daar miljoenen voor vrijgemaakt: zo hoopt ze het glazen plafond in de wetenschap te doorbreken. “We hebben vrouwelijk talent dat niet tot zijn recht komt. De selectiemechanismen werken zodanig, dat vrouwen uitgesloten blijven. Er moet iets doorbroken worden, want we lopen achter bij andere landen.”

De VVD kwam met een onverwachte reactie. Als ze zo voor diversiteit is, moet ze misschien eens kijken naar rechtse wetenschappers, meende de partij. Die hebben het ook moeilijk aan de universiteit. Die hebben ook last van een glazen plafond. Het verbijsterde Bussemaker.

“Het zijn volstrekt onvergelijkbare dingen. “Ik heb nog nergens een onderzoek gelezen dat rechtse wetenschappers geen kans hebben aan de universiteit. Ik denk dat de politieke voorkeuren van wetenschappers vrij divers zijn, maar dan nog: de overheid moet zich daar niet mee bemoeien. En het is toch niet zo vreemd dat groepen in de samenleving hun eigen voorkeuren hebben? Ondernemers zullen over het algemeen iets rechtser georiënteerd zijn en leraren iets linkser. Dan zeg ik: soit. Anders moet je voor een communistische dictatuur kiezen, dan is er maar één partij en ben je van deze discussie af.”

Moeten er omwille van de diversiteit misschien ook honderd allochtone hoogleraren extra komen? “Over allochtonen kan ik niet zeggen dat het probleem hetzelfde is, zoals bij vrouwen. Bij allochtonen hebben we een andere stap te maken: die hebben last van bias in het hele onderwijs.”


Schakelprogramma’s van hbo naar master

Het meest explosieve onderwerp in de laatste maanden van Bussemaker bewind is waarschijnlijk de overstap van hbo naar wo: steeds minder hbo-studenten wagen de sprong. Die kwestie raakt aan ‘gelijke kansen’ in het onderwijs, maar ook aan het leenstelsel en de vrijheid van universiteiten om hun eigen koers te bepalen.

Naar schatting lopen honderden schakelstudenten studiefinanciering mis omdat ze bij sommige universiteiten niet staan ingeschreven als ‘gewone’ studenten. “Dat is een van de hete hangijzers”, erkent Bussemaker. Ze overweegt om de schakelstudenten allemaal recht op studiefinanciering te geven. Maar daarmee is ze niet klaar. Soms is er gewoon geen schakelprogramma, omdat universiteiten het te duur vinden om er een te maken. Ze krijgen geen geld van de overheid en mogen hooguit anderhalf keer het collegegeld ervoor vragen. Dan draaien ze verlies.

“Dat is het gevolg van maatregelen die we welbewust hebben genomen”, zegt Bussemaker. Daarom wil ze niet halsoverkop dingen veranderen. Ze ziet eigenlijk maar één echte oplossing: hogescholen en universiteiten moeten beter samenwerken. “Je moet niet wachten tot hbo’ers aan de poort van de universiteit staan en dan pas kijken of ze nog kennis en vaardigheden missen. Je kunt beter met ‘ingedaalde’ schakelprogramma’s werken.” Wat haar betreft worden deze studenten al tijdens hun hbo-opleiding voorbereid op de stap naar de universiteit. “Dan hoef je niet de hele rekening bij hen te leggen.”


Wetenschapsagenda

Ze zou nooit minister willen worden in een kabinet dat de wetenschap in de uitverkoop gooit en naar Economische Zaken overhevelt. Maar hoe zit het dan met de Nationale Wetenschapsagenda die zij heeft gelanceerd? Die moet toch ook zorgen voor meer toegepaste wetenschap? Duizenden vragen van burgers, bedrijfsleven en instellingen zijn teruggebracht tot enkele ‘routes’ die meer aandacht moeten krijgen.

“Het goede is juist dat we fundamentele wetenschap verbinden met toegepast onderzoek”, zegt Bussemaker. “Met deze agenda benadrukken we de waarde van ongebonden wetenschap. Wetenschap heeft een intrinsieke waarde. Sommige ideeën kunnen van maatschappelijk nut zijn, maar veel uitvindingen zijn helemaal niet tot stand gekomen doordat mensen ernaar op zoek waren.”

Wel leidt de agenda tot meer samenwerking, hoopt ze. “Voor duurzaamheid heb je niet alleen technici nodig, maar ook bijvoorbeeld gezondheidswetenschappers en psychologen. Andere onderzoekers zullen misschien beter nadenken hoe ze patiëntenverenigingen kunnen betrekken bij hun werk.”

Er moet in de volgende regeerperiode wel geld bij, vindt ze. “Onze fantastische Nobelprijswinnaar Ben Feringa pleitte voor een miljard euro erbij voor de wetenschap. Iedereen erkent dat Nederland weinig andere grondstoffen meer heeft dan kennis. Alles ligt nu klaar om heel fors te investeren. We staan er hartstikke goed voor.”

Lees ook hoe mensen in het onderwijs oordelen over minister Jet Bussemaker.

Advertentie