DUB-panel: Niets mis met subsidies voor gezelligheidsverenigingen

De Hells Angels of de Scientology kerk krijgen toch ook geen subsidie? In een opiniebijdrage aan de Volkskrant stelde classica Rosa van Gool het even scherp. Prima als studenten uit vrije wil vreemde inwijdingsrituelen willen ondergaan om lid te worden van een club van gelijkgestemden, maar daar hoef je toch geen publiek geld aan te besteden? Zeker niet als je de drankcultuur en vrouwonvriendelijke uitingen van sommige corpora meeneemt.

Door de Rambam-uitzending met undercoverbeelden van ontgroeningen laaide de discussie over de financiële ondersteuning van studentenverenigingen weer hoog op. Als subsidies nu voor straf werden ingetrokken, konden ze dan niet helemaal worden afgeschaft? Uit onderzoek van DUB blijkt dat de universiteit zo’n 2,5 ton per jaar zou kunnen besparen, als je alleen naar de zes gezelligheidsverenigingen kijkt.

Rector Van der Zwaan verdedigde op DUB de verenigingen onlangs. Wij legden het DUB-panel toch maar even de stelling voor: De UU moet gezelligheidsverenigingen geen subsidie meer geven.

De reacties:

Miranda Jansen, directeur bedrijfsvoering Maatschappijwetenschappen / Oneens
“Verenigingen zorgen voor verbinding tussen studenten onderling maar ook voor verbinding tussen studenten en de universiteit. Sommige verenigingen hebben van oudsher bijvoorbeeld taken binnen het universitaire bedrijf. Verenigingen vertegenwoordigen bovendien de studentenpopulatie bij verschillende (academische) activiteiten en plechtigheden. Ik vind ze ook onderdeel van het totale culturele en sociale leven van de universiteit.

“Maar moet je ze daarom subsidie geven? Wel als je studenten en het bijbehorende studentenleven ziet als één van de meest waardevolle aspecten van een universiteit. De tijd die gaat zitten in het organiseren en besturen van deze verenigingen kost geld en een bijdrage hiervan van de universiteit vind ik redelijk. De hele discussie over wat we dan als universiteit verwachten in normen en waarden met betrekking tot ontgroeningen etcetera moet dan wel blijven gevoerd worden, aangezien de verenigingen (en niet alleen gezelligheidsverenigingen, ook studieverenigingen) een verlengde zijn van het universitaire, namelijk (een deel van) de studenten van de universiteit.

Casper Hulshof, onderwijskundige / Neutraal
“Rector Bert van der Zwaan benadrukt dat dit soort verenigingen 'essentieel' is. Dan is de vraag waarom slechts een klein deel van alle studenten lid is van een dergelijke vereniging, en wat de consequentie is van niet-lid zijn. Wellicht dat enkele verenigingen tot het cultureel erfgoed van de universiteit horen, maar waarom de universiteit jaarlijks bijna 9 ton uitgeeft aan het subsidiëren van grote en kleine clubs is naar buiten toe niet of nauwelijks te verantwoorden. In ieder geval is de stelling dat verenigingen 'het hart van de universiteit' vormen, die 'essentieel in het reilen en zeilen van faculteiten' zijn, en die 'de studie de juiste kleur meegeven' (wat betekent dat laatste überhaupt?) niet onderbouwd.”

José Kamal, student Sociologie / Oneens
“Gezelligheidsverenigingen vormen een essentieel onderdeel van het leven van de student. Zeker als je in een compleet nieuwe stad komt is het handig als er een groep is die je kan opvangen. Hun subsidie zie ik als bijdrage aan het helpen van de student. Wel moeten gezelligheidsverenigingen die zich elitair en gesloten gedragen jegens vrouwen en minderheden, absoluut geen podium krijgen aan de UU.”

Annemieke Hoogenboom, Kunsthistorica / Oneens:
“Gezelligheidsverenigingen hebben zeker nut. Ze kunnen een pleisterplaats zijn, vooral voor studenten die van buiten de stad in Utrecht komen wonen. En voor iedereen vormen ze een omgeving waarin je kan leren organiseren, samenwerken, besturen, waar je lol kan hebben en ruzie maken, waar je vrienden zal opdoen en ook zal ontdekken wat je niet wil.

“In die zin vormen de verenigingen een belangrijke aanvulling op dat wat de opleidingen de studenten te bieden hebben buiten de cursussen om. En zolang de universiteiten studie- en gezelligheidsverenigingen subsidiëren, kunnen ze via de hand op de knip invloed blijven houden op wat er daar gebeurt en de discussie openhouden over bijvoorbeeld omgangsvormen.

“Ik ben zelf lid geweest van SSR, in de tijd waarin die vereniging de oorspronkelijk christelijke grondslag geheel had verlaten en bezig was te veranderen in een algemene jongerenvereniging. Ik heb goede herinneringen aan het grote pand aan de Bemuurde Weerd. Maar de corporale tradities heb ik altijd beschouwd als inhoudsloze poppenkast, als een gebrek aan creativiteit. Organisaties moeten zichzelf iedere keer opnieuw uitvinden, in plaats van betekenis te willen ontlenen aan versleten fluwelen sjerpen met belegen symbolen, of aan ontgroeningsrituelen die het contact met de wereld van hier en nu helemaal kwijt zijn. In die zin vind ik het jammer dat ook in de studieverenigingen de corporale codes aan populariteit lijken te winnen. Bij een installatieborrel van het nieuwe bestuur van zo’n vereniging bleek ik de geüniformeerde bestuursleden in een bepaalde volgorde de hand te moeten schudden, terwijl ik vooral kwam om hen te complimenteren met hun inzet voor de opleiding.”

Richard Kempen, student Geschiedenis / Oneens:
“In mijn ogen moet de UU wel subsidie geven aan gezelligheidsverenigingen. Ik wil deze lijn doortrekken en stellen dat elke studentenorganisatie die een bijdrage levert aan de universiteit wel enige steun in financiële middelen mag verwachten. Deze organisaties betekenen immers veel voor de universiteit en voor de studenten als het gaat om community-vorming, verdieping van de studie en ontplooiing. Onomstotelijk bewezen misstanden behoeven wel repercussies door bijvoorbeeld het intrekken van de financiële steun.

Peter Selten, Sociaal Wetenschapper / Oneens:
“Studentenverenigingen, of het nou gezelligheidsverenigingen, studieverenigingen of sport- en culturele verenigingen zijn, zijn belangrijk voor het bevorderen van het welzijn van studenten. Dat maakt de universiteit aantrekkelijk en komt ook de studieprestaties ten goede. Om die reden is ooit besloten ze te subsidiëren en ik zie niet in waarom enkele incidenten daar een einde aan zouden moeten maken. Subsidiering hoort natuurlijk wel aan voorwaarden gebonden te zijn. Zo is het belangrijk dat een vereniging verantwoording aflegt over de besteding en mag de gesubsidieerde vereniging de subsidiegever niet in diskrediet brengen. Over dat laatste kunnen goede afspraken gemaakt worden, al blijft het altijd discutabel wanneer iets over de schreef is. Maar dat is een ander onderwerp.”

Frank van Rijnsoever, Innovatiewetenschapper / Oneens:
“Subsidie ja, maar wel onder de voorwaarden dat studentenverenigingen zich gaan gedragen naar de normen van publiek gefinancierde organisaties. Dat wil zeggen dat ze open en transparant zijn in hun activiteiten, en dat voldoen aan de gestelde normen. Geen geheimzinnigheid meer, geen geheimhoudingsverklaringen. Openheid, desnoods hangen ze webcams op tijdens de kennismakingstijd.”

Mies van Steenbergen, research analist: / Oneens
"Waar leg je de grens. Sommige studieverenigingen zijn meer een gezelligheidsvereniging. Subsidie intrekken? Nee. Maar wel zorgen voor een goede naleving van de regels en zo nodig straffen.

Advertentie