Jonge wetenschappers zijn de dupe van flexregels universiteiten

Vooral de jonge docenten en wetenschappers vallen op de universiteit buiten de boot nu de afspraken over het aannemen van tijdelijk personeel in de cao zijn aangescherpt.

De universiteiten hebben met de vakbonden in de cao afspraken gemaakt over tijdelijke arbeidskrachten. Deze afspraken sluiten aan bij de Wet Werk en Zekerheid die 1 juli in werking gaat. Formeel is die wet, die in het Burgelijk Wetboek is opgenomen,  alleen van toepassing op de bijzondere universiteiten en niet voor openbare universiteiten als de UU. Maar de afspraken in de cao zorgen ervoor dat de regels op alle universiteiten gelijk zijn.

Niet meer dan 22 procent in tijdelijke dienst
De vakbonden vinden al jaren dat universiteiten te veel flexwerkers in dienst hebben. Tijdelijke contracten van docenten worden zoveel mogelijk verlengd, aanstormende wetenschappers gaan van project naar project zonder uitzicht op een vaste baan.

De vakbonden willen met deze afspraken universiteiten stimuleren meer mensen in vaste dienst te nemen. Maar de vraag is of deze maatregelen wel het verwachte effect zullen hebben.

Natuurlijk, er is heel concreet afgesproken dat universiteiten eind 2016 niet meer dan 22 procent tijdelijk personeel mogen hebben bij de hoogleraren, universitaire hoofddocenten, universitaire docenten en docenten. Bij de UU ligt dat percentage bij deze groep momenteel op 27 procent.

Regels cao pakken slecht uit voor jonge wetenschappers
Maar dit geeft een vertekend beeld. Veel onderzoekers in tijdelijke dienst zijn hierbij niet meegerekend. Als je die groep wel meetelt, ligt het percentage wetenschappers in tijdelijke dienst veel hoger, ruim 40 procent. De universiteit streeft binnen de genoemde functies naar een daling van 5 procent in de tijdelijke contracten. Daar horen de jonge wetenschappers met een postdocaanstelling dus niet bij.

Op sommige punten kunnen de regels in de cao zelfs slecht uitpakken voor de jonge wetenschappers en docenten. Nu kunnen de meeste tijdelijke contracten redelijk makkelijk verlengd worden tot zes jaar voor wetenschappers en vier jaar voor ondersteunend personeel. In de toekomst is dit beperkt. Wetenschappers en docenten mogen onder bepaalde voorwaarden nog maar maximaal vier jaar in tijdelijke dienst zijn van de universiteit. Bij ondersteunend personeel ligt die grens op drie jaar. Dat betekent dat veel jonge wetenschappers en docenten eerder op straat komen te staan.

Uitzondering voor contracten van langere duur
In de cao is nog wel een uitzondering gemaakt op deze regel. Je kunt mensen eenmalig een lang contract geven van vijf of zes jaar. Of zelfs een contract gedurende de periode van een bepaald project. Als je bijvoorbeeld een onderzoeksproject hebt dat zes jaar duurt, kun je iemand voor zes jaar aannemen. Je mag in dat geval niet iemand drie een tijdelijk contract van twee jaar geven. Je kunt alleen iemand direct voor zes jaar aan je binden. Er is ook afgesproken dat deze groep in de afrekening niet meetelt bij de tijdelijke aanstellingen.

“Wat wij de mensen kunnen geven is zekerheid. Wie een tijdelijk contract krijgt zonder uitzicht op een vaste aanstelling, weet dat hij of zij na drie of vier jaar naar een andere baan moeten zoeken en wij willen daar ook bij helpen”, vertelt Aletta Huizenga directeur van de directie Human Resources. “In sommige, goed omschreven uitzonderingen, kunnen we kiezen voor een eenmalig langer contract. Het dwingt de  universiteit vooraf goed na te denken: wat willen we met deze persoon?”

Hoe flexibel kun je docenten en wetenschappers inzetten?
De vakbonden zouden liever zien dat universiteiten vaker kiezen voor een vaste aanstelling. “Maak om dat te bereiken de takenpakketten van jonge wetenschappers en docenten flexibel zodat ze bij meerdere projecten ingezet kunnen worden?”, opperde een kaderlid van FNV AbvaKabo tijdens een bij een bijeenkomst over flexwerken in april.

Wetenschappers denken dat dit niet realistisch is. Een onderzoeker is zo gespecialiseerd dat je hem of haar niet direct bij een ander project onderbrengt.

Ook voor het onderwijs is dit niet te verwachten. Kun je een docent Geschiedenis  een vak laten geven bij een andere opleiding? Bovendien krijg je bij de universiteit alleen een vaste aanstelling als je onderzoek goed scoort. In de praktijk betekent dat dat je minstens een NWO-onderzoeksbeurs binnen moet halen. Wie alleen goed onderwijs geeft, krijgt zo’n aanstelling niet, zoals DUB al eerder schreef. De mensen van Rethink UU pleiten vandaag op DUB om ook tijdelijke docenten onderzoekstijd te geven.

Daarnaast is de universiteit terughoudend bij het in vaste dienst nemen van universitaire docenten. Het aantal nieuwe studenten van opleidingen varieert per jaar en dat bepaalt hoeveel docenten je kunt aannemen. “Als we docenten eerder in vaste dienst nemen dan moeten we voortdurend reorganiseren wanneer het even minder gaat”, waarschuwt decaan Werner Raub recent bij een bijeenkomst van Studium Generale.

Vaste aanstelling voor docent blijft lastig
Het is twijfelachtig of de nieuwe cao-afspraken zullen leiden tot meer vaste aanstellingen voor jonge wetenschappers en docenten. De postdocs worden niet meegeteld en dus blijft het beeld van het aantal tijdelijke contracten vertekend. De universiteit blijft vasthouden dat je als docent alleen een vaste aanstelling kunt krijgen als je ook onderzoek doet.

Voor veel tijdelijke docenten biedt dat weinig perspectief. Nieuw is  de groep die een eenmalig tijdelijk contract krijgt van langer van vier jaar. Deze groep krijgt de kans een langere periode voor de universiteit te werken. Toch blijft het perspectief van de jonge docenten en onderzoekers voor een universitaire carrière vooralsnog niet bepaald aantrekkelijk.

Advertentie