Dijkgraaf: 'Houd het servies van de wetenschap compleet'

Profileren is goed, maar universiteiten horen zich niet uitsluitend op hun sterke kanten richten. Samen moeten ze alle disciplines overeind houden, vindt natuurkundige en KNAW-president Robbert Dijkgraaf.

Institute for Advanced Study PrincetonBinnenkort verruilt hij Nederland voor een droombaan als directeur aan het Institute for Advanced Study in Princeton, waar Einstein nog gewerkt heeft: natuurkundige en KNAW-president Robbert Dijkgraaf.

“Iemand waarschuwde alvast dat ik niet als een soort Johan Cruijff vanaf een berg ver weg commentaar moet blijven leveren op het Nederlandse onderwijs en onderzoek”, glimlacht Robbert Dijkgraaf. “Dat zal ik zeker proberen te voorkomen.”

Maar voorlopig spreekt hij nog vrijuit, want tot mei 2012 is hij gewoon de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Het is zijn taak om zich ermee te bemoeien, vindt hij. “Wij zijn in 1808 opgericht om de koning van advies te dienen.”

U heeft natuurkunde en wiskunde gestudeerd, maar ging tussendoor ook schilderen aan de Gerrit Rietveld Academie. Had u in deze tijd van hoge collegegelden voor langstudeerders en tweede opleidingen kunnen uitgroeien tot wie u nu bent?
“Laten we eerlijk zijn: het wordt wel steeds moeilijker. Misschien zou ik in deze tijd wel naar een brede opleiding als het university college zijn gegaan. We lijken soms te vergeten dat er een zeker ritme zit in hoe de student zich ontwikkelt. In Nederland doen we alsof de middelbare school de tijd is waarin je je vleugels kunt uitslaan, waarna je op je achttiende doelgericht gaat studeren. Op mijn achttiende kon ik dat toevallig wel, maar op mijn twintigste begon het weer te kriebelen.”

“Onderschat de menselijke geest niet. Soms lijkt het van buitenaf alsof iemand de weg kwijt is, terwijl die gewoon om zich heen aan het kijken is. Als je het aankunt, dan moet het tot de mogelijkheden behoren om in vrijheid rond te dwalen.”

“Studenten moeten zelf ook begrijpen dat ze steeds alle kanten op kunnen. Soms denken ze dat ze op een hogesnelheidstrein stappen. Ze beginnen aan een opleiding economie en op hun vijftigste zijn ze dan nog altijd econoom. Maar het is eerder een boemeltreintje. Het stopt op heel veel stations: je kunt altijd overstappen. Daarom is het ook goed om een helder onderscheid tussen bachelor en master te hebben, zodat studenten tot nadenken worden gedwongen.”

Als staatssecretaris Zijlstra zijn zin krijgt, wordt een deel van het onderwijsgeld gereserveerd voor kwaliteitsbekostiging. Is dat een goed idee?
“Je moet oppassen dat je kwaliteit niet te smal opvat. Een instelling kan excelleren met een hbo-opleiding voor mensen aan de onderkant, die anders buiten het systeem zouden vallen. Of door samenwerking met het bedrijfsleven. Of met een masteropleiding voor de allerbeste studenten. Je moet rekening houden met zulke diversiteit.”

“Maar toch is het belangrijk dat er een bepaald competitief element in het onderwijs komt. Voor het wetenschappelijk onderzoek is de rol van NWO heel belangrijk geweest. Daar moet je strijden voor geld en dat heeft zeker de kwaliteit van wetenschap verbeterd. Zoiets zou ook in het onderwijs kunnen. Maar je moet er heel eerlijk in zijn: dat kan alleen met extra middelen.”

De VVD zegt dan altijd: als je nieuw geld verstandig kunt verdelen, dan kun je dat met het bestaande budget ook.
“Je moet geen berg maken door ergens anders een kuil te graven. Die kuil laat zich ook niet zomaar uitgraven. Je roept dan te veel negatieve energie op. En als je echt profilering nastreeft, dan hebben we het over hele onderzoeksgroepen en delen van opleidingen die overstappen naar andere instellingen. Een verbouwing kost geld en wordt van tevoren altijd te optimistisch ingeschat.”

Het kabinet wil ook dat het universitaire onderzoek een scherper profiel krijgt, onder het motto ‘focus en massa’. Wat is daarbij uw grootste zorg?
“Dat er witte vlekken op de kaart van het wetenschappelijk onderzoek ontstaan. Als alle universiteiten keuzes maken en alleen willen doen waar ze goed in zijn, vallen er dan geen disciplines buiten de boot? Neem sterrenkunde, een klein vakgebied dat me na aan het hart ligt. Dat zit verspreid over allerlei universiteiten. In Utrecht hebben ze besloten de sterrenkunde af te stoten. Het zou jammer zijn als de andere universiteiten daar ook voor kiezen.”

“Als een universiteit een mooi kopje uit haar handen laat vallen, dan is dat jammer, maar het is maar één kopje. Alleen is het servies dan eigenlijk niet meer compleet. Wie maakt zich zorgen om het hele servies van de wetenschap? Dat is de taak van de KNAW en het moet de zorg van Den Haag zijn. De vraag is niet alleen: hoe gaat het met de afzonderlijke instellingen? De vraag is ook: hoe gaat het met de hele wetenschap?”

“Maar toegegeven, soms kan het werkelijk verstandiger. Kijk naar de twee Amsterdamse universiteiten. Sommige afdelingen van de Vrije Universiteit liggen dichter bij de UvA dan bij andere afdelingen van de eigen instelling. Zij zouden hun geesteswetenschappen en bèta-opleidingen opnieuw kunnen ordenen.”

CV Robbert Dijkgraaf

Robbert Dijkgraaf (1960) studeerde natuurkunde en wiskunde in Utrecht. Tussendoor stapte hij tijdelijk over op de Gerrit Rietveld Academie. Later promoveerde hij cum laude bij Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft en stortte hij zich op de snaartheorie: de stroming in de theoretische natuurkunde die ervan uitgaat dat alle verschijnselen (licht, energie, materie) op het kleinste niveau dezelfde basis hebben, zoals snaren in verschillende trilling verschillende klanken voortbrengen.

Hij was gasthoogleraar in onder andere Harvard, Berkeley en Kyoto en aan het MIT. Hij werkte enige tijd aan Princeton en is nu universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

Zijn tweede termijn als president van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) maakt hij niet af. Hij wordt directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton, waar hij al twee keer eerder heeft gewerkt. Wel blijft hij hoogleraar aan de UvA en co-voorzitter van de internationale vereniging van wetenschappelijke academies: the InterAcademy Council.

In 2003 kreeg hij de hoogste Nederlandse wetenschappelijke onderscheiding: de Spinoza-premie. Van het geld liet financierde hij www.proefjes.nl, een website met alledaagse proefjes voor kinderen vanaf acht jaar. Hij wordt alom geprezen om het vuur waarmee hij de wetenschap toegankelijk maakt voor buitenstaanders, bijvoorbeeld in het televisieprogramma De Wereld Draait Door.

Dus als een faculteit te klein wordt, dan moet die samengaan met een zusterfaculteit aan een andere instelling?
“Niet altijd. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk om een studie als wiskunde op verschillende universiteiten aan te bieden, al is het een kleine opleiding. Veel studenten kiezen eerst voor een bepaalde stad en pas daarna voor een opleiding. Dus het aantal studenten wiskunde zou dramatisch afnemen als ze allemaal in dezelfde stad zouden moeten studeren. Bovendien heeft een discipline als wiskunde een dienende functie: andere wetenschappen zijn ermee gebaat dat er aan de universiteit goede wiskundigen rondlopen. Dit geldt natuurlijk ook voor sommige geesteswetenschappen. Een fatsoenlijke universiteit moet bepaalde studies in huis hebben, al zou er bijna niemand op af komen.”

Nederlandse wetenschappers presteren opvallend goed. Waarom zouden we überhaupt iets aanpassen?
“Denk aan de Rode Koningin uit Alice in Wonderland: zij moet blijven rennen om op haar plaats te blijven. Subsidiestromen veranderen nu eenmaal. Europa wordt steeds belangrijker en gaat zijn budget misschien wel verdubbelen. Er komen meer grootschalige subsidies voor grote projecten. Daar moet je rekening mee houden.”

“Maar inderdaad reageer ik graag enigszins conservatief. We zijn het negende land ter wereld in het aantal citaties in de wetenschap. Voor een klein land als Nederland is dat enorm. Onze wetenschappers zijn bijna de meest productieve ter wereld; alleen Zwitserland staat daar nog boven. We hoeven niet telkens scherpe keuzes te maken. Het aanbod kan best volledig blijven.”

U pleit voor extra geld voor de wetenschap, maar de Nederlandse wetenschap doet het paradoxaal genoeg goed, ook al zijn de middelen schaars.
“Eigenlijk is er geen sprake van een paradox. Ik las dat Nederlandse natuurkundigen gemiddeld de beste ter wereld zijn, als je naar de invloed van hun onderzoek kijkt. Maar ja, er zijn niet zo veel Nederlandse natuurkundigen. Alleen de allerbesten worden hoogleraar, want er zijn maar een paar leerstoelen te verdelen. Ik zou het niet erg vinden als Nederland in dat opzicht naar de tweede plaats zakt, als we er dan een paar extra hoogleraren natuurkunde bij zouden hebben.”

“Vergeet bovendien niet dat de huidige goede wetenschappers in het midden van hun carrière zitten. Ze hebben een aanloop van twintig jaar gehad. Wat dat betreft is het als de sterren die we zien schijnen: dat is het licht van decennia geleden. Ik maak me wel zorgen. Als ik zie wat nu de mogelijkheden voor jonge mensen zijn, dan voorspel ik dat de Nederlandse wetenschap zeker niet zal groeien.”

Advertentie