Naar een Utrechts Onderwijsmodel 3.0

Hoe kan het Utrechtse onderwijs nog beter worden? Daarover gaan zo’n zestig UU’ers deze woensdag en donderdag brainstormen. Het moet leiden tot het Utrechts Onderwijsmodel 3.0. Over meer contacturen, een hogere onderwijskwaliteit, competentiegericht onderwijs en het schrappen in vakken.

Wat is het Utrechts Onderwijsmodel?

Met de invoering van het bachelor-masterstelsel werd in 2002 tegelijkertijd het zogenoemde Utrechts Onderwijsmodel ingevoerd. De bekendste slogan van het model is ‘inschrijven = meedoen = halen’.

Het is in het kort waar het Utrechtse model voor staat. Wie zich inschrijft voor een cursus is aanwezig, doet actief mee en zal door een reeks van tussentijdse toetsen zijn studievoortgang goed kunnen monitoren en bijstellen waarna de afsluitende toets met succes kan worden gemaakt. De slogan zorgde echter ook voor enige verwarring: sommige studenten dachten dat fysieke aanwezigheid voldoende was om het vak te halen.

Maar het Utrechts model staat voor meer. Zoals voor kleinschalig onderwijs met veel contacturen, de invoering van het bindend studie advies, het tutoraat, het aanscherpen van de mogelijkheden om te herkansen en het mogelijk maken om onderwijs op maat te volgen. Studenten moeten hierdoor meer betrokken raken bij de studie, zich uitgedaagd voelen en - niet onbelangrijk - binnen een redelijk aantal jaren een diploma halen.

Werkt het?

Ja. Het studierendement in Utrecht is het hoogst in vergelijking met andere universiteiten: 57 procent van de studenten heeft na vier jaar het bachelordiploma op zak. Utrecht heeft de minste uitval en de studenten zijn aardig tevreden over het Utrechtse onderwijs.

Waarom moet er dan een 3.0 versie komen?

De tijden veranderen. De politiek draait de geldkraan dicht en oefent druk uit op universiteiten om studenten snel met een diploma uit de collegebanken te krijgen. Daarnaast is er het door een meerderheid van de politiek en door het hoger onderwijs omarmde rapport van de commissie Veerman. Hierin staat onder meer dat de uitval van studenten teruggedrongen moet worden en de kwaliteit van docenten omhoog moet. Het zegt ook dat universiteiten minder met elkaar moeten gaan concurreren en zich meer moeten gaan profileren. Het college van bestuur wil weten of het Utrechtse model nog past. En ten slotte wil Utrecht weer een echte koploper worden, want de andere universiteiten fietsen het gat dicht.

Wat moet er gebeuren?

Het college van bestuur heeft een taskforce Onderwijs in het leven geroepen waarin onder meer de decanen van de faculteiten Geowetenschappen, Rebo en Bèta zitten. Deze taskforce heeft het model tegen het licht gehouden en enkele adviezen gegeven waarover op de hei gesproken zal worden. De werkgroep is van mening dat het Utrechtse model nog steeds voldoet maar moet worden afgestoft en aangescherpt. In de notitie staat: “Het uitgangspunt blijft het aanbieden van kleinschalig, activerend en inspirerend onderwijs waardoor alle studenten zich optimaal kunnen ontplooien en het aanbieden van een onderwijsprogramma dat aansluit bij de ambities en belangstelling van individuele studenten door middel van keuze- en profileringsrumte.”

Wat zijn de kritische punten?

Duidelijk is dat binnen de UU niet in dezelfde mate wordt gewerkt volgens het Utrechtse model. Niet overal wordt bijvoorbeeld gewerkt in kleine, persoonlijk aanvoelende groepen en kent niet elk vak tussentoetsen. Ook verwoordt de taskforce de zorgen van docenten dat het model moeilijker uitvoerbaar wordt door teruglopende middelen en toenemende studentaantallen.

WAT ZIJN DE VIER AMBITIES VAN DE TASKFORCE?

 

Betere onderwijskwaliteit

Het onderwijs moet net zo zichtbaar en zo belangrijk worden als onderzoek. Zo moet geen onderzoeker zich kunnen onttrekken aan het geven van het onderwijs en mag een docent-onderzoeker pas worden aangesteld als hoogleraar als zijn onderwijskwaliteiten goed zijn. Ook moeten hoogleraren zichtbaar zijn voor studenten. En om maar een oud stokpaardje van stal te halen: de carrière via de onderwijslijn moet perspectief bieden.

 

Minder bachelorcursussen

Het onderwijs in de bachelor moet kleinschalig en activerend zijn. Blijven de studentaantallen hoog en is er geen geld voor extra docenten, dan moet worden geschrapt in het cursusaanbod van de opleidingen: “Er zijn nu 45 bacheloropleidingen maar er is een vakaanbod voor pakweg 100.”

 

Masteraanbod aanscherpen

Er moeten scherpe keuzes worden gemaakt in het masteraanbod. De masters moeten onder meer passen in het profiel van de universiteit en masters met minder dan 20 studenten zouden slecht in uitzonderlijke gevallen mogen blijven bestaan. Bovendien moeten er matchingsgeprekken worden gevoerd tussen docenten en studenten voordat deze toegelaten mogen worden tot een master.

 

Ambitieus studieklimaat

Het studieklimaat moet ambitieuzer. Nu besteedt een student gemiddeld 27 uur aan de studie, dat zouden er 35 moeten zijn. Hoe wil de taskforce dit voor elkaar krijgen? Het jaarrooster moet worden veranderd naar een semestersysteem van twee keer 15 weken. De zelfstudie moet door middel van elektronische middelen verbeteren en het bindend studie advies moet naar 45 studiepunten. Daarnaast moeten honourstrajecten niet naast een opleiding worden aangeboden als extraatje maar moet deze in de opleiding worden ingebed. De zogenoemde tweebaansweg voor opleidingen: studenten op de ene baan volgen de gewone studie, studenten op de tweede baan de meer uitdagende. Een voorbeeld van een tweebaansstudie is het Lawcollege.

Wie gaan er mee naar de hei?

Alle ongeveer 35 onderwijsdirecteuren, vice-decanen met onderwijs in de portefeuille en beleidsmedewerkers van faculteiten en de centrale afdeling Onderwijs & Onderzoek. De heisessie begint op woensdag 29 juni om 12 uur en duurt tot 12 uur de volgende dag.

 

Heb je nog goede adviezen voor die zestig op de hei? Reageer dan onder dit artikel.

Advertentie