Student discussieert niet graag over lesstof

Studenten vinden groepsinteractie tijdens colleges relatief onbelangrijk. Ze nemen liever passief deel aan het onderwijs. Dat blijkt uit een onderzoek van Stichting OER.

Een grote behoefte aan kant en klare informatie en goed voorbereide docenten, maar weinig animo voor groepsdiscussies en verdiepende literatuur. Dat is het beeld van de student anno 2012 dat oprijst uit het rapport ‘De kwaliteit van docenten’ dat Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport (OER) woensdagavond heeft gepresenteerd. 

Ruim 1100 studenten is gevraagd aan te geven wat zij belangrijke aspecten van docenten en manieren van lesgeven vinden, en of zij tevreden zijn met deze aspecten.

Utrechtse studenten hechten vooral waarde aan de organisatorische vaardigheden van de docent, blijkt uit het OER-rapport. Sterke behoefte is er aan duidelijke uitleg, een goede voorbereiding, een duidelijke structuur in de colleges, samenvattingen van belangrijke onderdelen en verduidelijking van de stof met voorbeelden.

Dat docenten na afloop van een college reflecteren, dat wordt het minst belangrijk gevonden door studenten. Verder is er weinig animo voor verwijzingen naar verdiepende literatuur, het delen van kennis en ervaring door studenten, groepsdiscussies en is het niet belangrijk of een docent een uitgebreid vocabulaire heeft.

De student anno 2012 zit liever achterover in de collegebank en heeft weinig behoefte aan interactie, is het gevoel dat blijft hangen na het lezen van het OER-rapport. Een beeld dat bevestigd wordt door Marten Wolff, onderzoekscoördinator bij Stichting OER. “Klopt, het rapport laat zien dat studenten liever passief deelnemen en luisteren, consumeren. Het aanbieden van extra literatuur vinden ze niet belangrijk en ze hebben liever dat de docent aan het woord is. Dat betekent overigens niet per se dat ze niet gemotiveerd zijn.”

OER hoopt dat de resultaten bijdragen aan discussies over de verbetering van het onderwijs. Wolff: “Uit de resultaten blijkt dat de kwaliteit van klassikaal lesgeven heel belangrijk is, maar daar is nu weinig aandacht voor. Het gaat in de discussies over onderwijsverbetering meestal over de hoeveelheid contacturen, moderne werkvormen en groepsinteractie. Maar voor studenten is een docent met een duidelijke uitleg het belangrijkst.”

Ruud AbmaRuud Abma: Interactie, reflectie en worsteling met de stof zijn typerend voor academisch werk 
“Ik ben het met geheel eens met de stelling dat er meer aandacht mag komen voor de kwaliteit van het klassikaal lesgeven”, zegt Ruud Abma, universitair docent bij het departement Algemene Sociale Wetenschappen en genomineerd voor de Docentenprijzen 2011-2012.

Toch heeft Abma wel de nodige kanttekeningen bij wat de studenten verwachten van colleges. “Het in het rapport geschetste beeld vind ik enigszins herkenbaar, maar tegelijkertijd niet zo relevant. Natuurlijk is een goede organisatie van het onderwijs belangrijk, zo ook een duidelijke uitleg, op enig moment. Maar de universiteit is geen middelbare school. Interactie, reflectie en worsteling met de stof zijn typerend voor academisch werk. De kunst is om studenten zo ver te krijgen dat ze daar de lol van in gaan zien. En het is de interactie tussen docent en student(en) die dat voor elkaar moet krijgen. Lukt dat niet, dan betalen alle partijen daar later de prijs voor: enorm getob bij de bachelor- en masterscripties. Daar is immers precies dat nodig wat studenten blijkens het OER-onderzoek ‘minder belangrijk’ vinden: zelfstandig denken en onderzoeken.”

Ivo GiesenIvo Giesen: kennis die niet voorgekauwd is gedijt beter
Ivo Giesen, hoogleraar Privaatrecht en ook genomineerd voor de Docentenprijzen, wijst er op dat interactie essentieel is voor het creëren van een academische denk- en werkhouding. Hier is zijn schriftelijke reactie op de resultaten van het OER-rapport:

“Dat de studenten willen dat hun docenten goed voorbereid zijn en interesse tonen, is niet meer dan terecht. Dat zijn wat mij betreft ook aspecten die zij minimaal van de docenten mogen verwachten. Als wij als docenten al geen passie voor ons vak hebben, dan is het einde wel zo ongeveer zoek. Dat de student structuur en duidelijke uitleg wil, is uiteraard ook logisch; daarvoor zijn we als docent ook op aarde.”

“Ik ben wel verrast door de uitkomst van dit onderzoek op het punt van de interactie. Ik hoor zelf juist vaak van studenten - maar goed, dat is geen valide steekproef - dat zij door de interactie het vak meer gaan waarderen en er daardoor eerder tijd aan willen besteden. Het grote belang van interactie ligt wat mij betreft hierin dat de student op die manier voor zichzelf duidelijkheid verwerft, en niet iets ‘voorgekauwd’ krijgt. Dergelijke kennis gedijt beter. Bovendien bouwen we zo aan een academische denk- en werkhouding. Dat moeten we blijven doen, ook als de student van nu dat zelf minder gewichtig blijkt te vinden.”

Joost Frenkel

Joost Frenkel: interactie is geen doel maar een middel
De studenten hebben bijna altijd gelijk, schrijft Joost Frenkel, docent kindergeneeskunde en de derde genomineerde voor de Docentenprijzen, in een reactie op het onderzoek. “Docenten moeten zich extreem goed voorbereiden op colleges en werkgroepen. Doel en inhoud staan daarmee tevoren vast. De studenten willen een inhoudelijke expert en daar hebben zij het volste recht op.”

Frenkel vindt interactie tijdens colleges zeer belangrijk. “Interactie is geen doel maar een middel. Een heel belangrijk en doeltreffend middel dat door de docent gericht en effectief moet worden ingezet. Mijn studenten willen overigens helemaal niet achterover zitten en voelen zich juist serieus genomen als hun kennis en inzicht voortdurend getoetst worden. Dat is ook onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de studenten en tegenover de mensen die hen later als arts krijgen.”

Het gehele OER-rapport is hier (pdf) te lezen. Stichting OER is momenteel ook bezig met een onderzoek naar de mening van studenten over de brede bachelor. De resultaten daarvan verschijnen later dit studiejaar.

Advertentie