Een beetje biologisch begrip helpt

Vroeger kwam ik geregeld in de dierentuin, omdat ik van dieren houd. Tegenwoordig bezoek ik dierentuinen steeds minder vaak, omdat ik van dieren houd. Waar ik me als kind nog verwonderde over nagebouwde ‘savannes’ en ‘regenwouden,’ ben ik nu eigenlijk alleen nog maar onder de indruk als ik er een dier kan vinden dat geen tekenen van stress vertoont.

Hoewel sommige veroorzakers van stress voor de hand liggen kan ik soms - als bioloog - ook andere tekenen en oorzaken ontdekken, waardoor de lol er tegenwoordig al snel af is. Deze biologische kennis zorgt er vaker voor dat ik de wereld en het leven door een ander soort bril bekijk. Bijvoorbeeld de soms vermeende ‘speciale’ positie van de mens en alle arrogantie die daar dan wordt bijgehaald.

Resultaat van evolutie
Ik zie mensen als slechts een resultaat uit evolutie door natuurlijke selectie: een domme ‘kracht’ die geen rekening houdt met belang of doel. Ons bestaan is even (on)waarschijnlijk en beduidend als dat van een das, of welk ander zoogdier dan ook. Hierdoor zijn we dus niet het toppunt van een creatie en dus geen voorbeeld voor andere organismen, maar gewoon een levensvorm die toevallig goed genoeg kan nadenken om dit te beseffen. Dit leidt er toe dat er na de dood hoogstwaarschijnlijk niets is. Er is geen enkele indicatie dat er zoiets bestaat als een eeuwige ziel, geesten die blijven rondhangen of een hiernamaals. Het valt natuurlijk niet te ontkrachten, maar de aanname dat zoiets uniek is voor mensen, is gebaseerd op de wederom verkeerde stelling dat mensen biologisch gezien verschillen van andere dieren.

Omdat we biologisch (dus niet in cultuur) zomaar een soort zoals alle anderen zijn, spelen onze genen een grote rol in ons gedrag. Vooruit, hier is nog enig debat over, maar ik vermoed dat genen meer invloed op ons doen en laten hebben dan we willen toegeven. Verliefdheid bijvoorbeeld is voornamelijk een bepaalde samenstelling van hormonen (aangestuurd door genen), maar zorgt er wel voor dat je meer tijd met je partner wil doorbrengen. Dit kan uiteindelijk leiden tot het voortbrengen van nageslacht: kinderen die ook deze ‘verliefdheidsgenen’ dragen. Doordat deze kinderen dus ook meer tijd met hun partners (die deze genen ook hebben) doorbrengen, krijgen ze zeer waarschijnlijk meer kinderen dan mensen zonder betreffende genen. Ze gedragen zich immers op een bepaalde manier die goed uitpakt om een soort (de mens) in stand te houden. Er zijn ontelbare voorbeelden over verliefdheid en wat voor rare dingen je daar (onvrijwillig) van gaat doen. Andere genen kunnen op hun beurt weer andere onbewuste handelingen aansturen, waardoor wij mensen wellicht toch minder berekenend zijn dan we denken.

Vaak proberen we de mens op een voetstuk te plaatsen omdat we denken unieker te zijn dan andere dieren, maar dit valt dus best wel mee. Met deze (kort uitgewerkte) voorbeelden probeer ik te schetsen dat het leven door de ogen van een bioloog meestal wat nuchterder en bescheidener is. Of dit wel of niet fijn is, laat ik aan ieder voor zich over om te beslissen, maar ik merk dat het mij een meer relativerende blik op de wereld heeft gegeven. Denk dus eens aan biologie als je je profileringsruimte wilt invullen; veel zorgen en misvattingen kunnen namelijk verdwijnen met een beetje biologisch begrip.

 

Advertentie