Het poëtische beroep van vlinderopzichter

Een campuscolumnist zou over het poëtische beroep van vlinderopzichter moeten schrijven, zei Ingmar Heytze. In haar laatste column neemt Dieudonnée van de Willige dat advies ter harte en gaat naar de Botanische Tuinen.

Als Utrechts schrijftalent Ingmar Heytze dit jaar campuscolumnist zou zijn geweest, had hij de vlinderopzichter van de Botanische Tuinen opgezocht. Vlinderopzichter, zo zei hij, is namelijk het meest poëtische beroep dat hij zich kan voorstellen. Om de cirkel rond te maken ben ik voor mijn laatste column daarom op bezoek bij Nick Meijdam, een van de zes vlinderopzichters van de Utrechtse Tuinen.

“Hij stelt het wat romantischer voor dan het is”, lacht Nick. Nick lijkt in niks op Mijnheer Prikkebeen: hij draagt geen hoge hoed met opgeprikte vlinders en heeft ook geen schepnet paraat. Het zijn sowieso andere tijden voor de vlindervlijt. Het koffertje van Heytze, waarmee de vlinderopzichter de wereld doorkruist om exotische poppen te verzamelen, is vervangen door catalogi en online bestelsystemen. De poppen worden op verzoek op het vliegtuig gezet vanaf de vlinderboerderijen en arriveren keurig met de pakketpost. 

Dat gaat niet altijd goed. “Soms zijn de poppen geplet of zijn de vlinders al uitgekomen voordat we ze ontvangen. Dat vind ik zo erg – een doos met dode vlinders openmaken. Het kan ook dat de poppen te koud zijn geweest, waardoor de vlinders misvormd uitkomen. We moeten ze dan dooddrukken.” Ik trek een wenkbrauw op. Minder romantisch is één ding, maar de duistere kant van het opzichterschap heeft meer schakeringen dan ik me ooit voor had kunnen stellen.

Zo opereren Nick en zijn collega´s de vlinderpoppen met enige regelmaat. Wanneer het beestje vast komt te zitten terwijl het uit zijn pop kruipt, rest de vlinder slechts enkele minuten voordat hij blijvend verminkt raakt doordat zijn vleugels als een propje uitharden. Om dat te voorkomen worden ze voorzichtig geholpen met een pincet. Dankbaar werk – mits het lukt. Zo niet, dan is de oplossing ook hier hetzelfde: dooddrukken.

Desondanks heeft Heytze geen ongelijk. “Ik vind niks mooier dan na sluitingstijd alleen zijn met de vlinders.” Nicks ogen lichten op. “Al die prachtige dieren die om je heen fladderen – dat gevoel is niet te beschrijven. Ik zorg graag voor ze. Als het kon, zou ik daar het liefst de hele dag mee bezig zijn.” En alsof dat nog niet dichterlijk genoeg is: vlinders behoren tot de gevestigde orde binnen de iconologie.

Waar de rups het leven en de vlinderpop de dood symboliseert, staat de vlinder voor wederopstanding. Vlinders worden daarom vaak gezien als manifestatie van de ziel van een overledene. In feite is het beroep van vlinderopzichter dus het allegorisch equivalent van begrafenisondernemer. Dat men daarbij veelvuldig geconfronteerd wordt met de cyclus van leven en dood lijkt opeens niet zo vreemd meer. Macaber? Wellicht. Poëtisch? Des te meer, en Heytze kan dat als geen ander weten.

Mooie dingen zijn dat trouwens, cycli. Deze column betekent het einde van mijn tijd als campuscolumnist, maar luidt tegelijkertijd het jaar van mijn opvolger in. Op 7 januari wordt bekend wie dat is en ik kan niet wachten om te zien hoe hij of zij zich ontpopt. Een delicaat proces, maar dan heb je ook wat. Wordt het een kleurige vlinderpracht, een stekende mug of toch een bittere bromvlieg? Allemaal prima. Het maakt namelijk geen ruk uit wát je schrijft, als het maar goed is.

Advertentie