Waarom de ene jongere een brave student wordt en de andere crimineel

De kans dat je in je adolescentie weleens wat gejat hebt, is groot. Maar als je eenmaal gaat studeren of werken, groei je over je criminele gedrag heen, aldus Loes Keijsers in een college Jeugdcriminaliteit. “Degelijkheid is een factor om te stoppen met criminaliteit.”

Naam vak Jeugdcriminaliteit
Niveau, hoeveelstejaarsvak Keuzevak, niveau 2
Studie Minor Jeugd en Criminaliteit
Waar Ruppert Blauw
Datum en duur Woensdag 8 oktober, 15:15 – 15:00
Docent Loes Keijsers
Aantal studenten die vak volgen 220
Aantal aanwezige studenten 150
Voertaal Nederlands

Onderzoek naar jeugddelinquentie is hot en happening. Er zijn veel theorieën losgelaten op de vraag waarom kinderen en adolescenten het criminele pad opgaan. Universitair docent Loes Keijsers is vastbesloten de studenten dit college Jeugdcriminaliteit door het ‘oerwoud aan theorieën’ te loodsen en om de theorieën te parkeren in een overkoepelend conceptueel kader. Met af en toe een zelftestje.

Villa in ’t Gooi versus multiprobleemgezin
Of je al dan niet crimineel wordt, hangt samen met een breed palet aan risicofactoren dat Keijsers beeldend weet te verwoorden. Risicofactoren versterken elkaar en clusteren samen in een mens. “En dat is meestal niet het meisje dat viool speelt en in ‘t Gooi woont”, aldus Keijsers.

Luisterend naar de docente, zie je een jongere met een ogenschijnlijk op te lossen probleem voor je ogen afglijden tot crimineel. “Stel je hebt een kort lontje op school, haalt daardoor je diploma niet waardoor je geen baan kan vinden en belandt in een achterstandswijk met veel criminele invloeden.” Zie hier een verzameling aan risicofactoren.

Keijsers benadrukt dat één risicofactor nog niet betekent dat je crimineel wordt, het gaat om een combinatie van dit type factoren. “Als jij in een slechte buurt woont, maar je komt nooit buiten door pleinvrees, zal je niet beïnvloed worden door criminele vrienden in de wijk.”

Jongeren willen ontdekken, maar kennen de grenzen minder goed
Als je adolescent bent, heb je sowieso meer kans crimineel gedrag te vertonen dan in welke andere levensfase ook. “Wie van jullie heeft wel eens een verkeersbord gejat,” vraagt Keijsers aan de bachelorstudenten die net uit hun adolescentiefase gekropen zijn. Drie handen gaan omhoog. Hoe komt het nou dat juist jongvolwassenen geneigd zijn crimineel kattenkwaad uit te halen?

Keijsers behandelt deze vraag onder meer vanuit het Life Course Perspective van Moffitt, de wetenschapster die uitlegt dat er bij adolescenten sprake is van een maturity gap: ze kunnen al evengoed nadenken als volwassenen maar worden door de maatschappij nog niet zo behandeld. Dat geeft frictie. “En”, voegt Keijsers toe, “daarnaast zijn de hersenen van jongeren geprogrammeerd om nieuwe dingen te doen. Waar volwassenen direct aan hun verzekering denken als ze een risico (niet) nemen, denken jongeren vooral: gaaf, dat doe ik!”

Moffitt maakt daarnaast een onderscheid tussen pubers die alléén in hun adolescentie crimineel gedrag vertonen (Adolescent Limited offenders) en een kleine groep die gedurende de hele levensloop crimineel blijft (Life-Course-Persistent offenders). Bij de tweede groep zijn heel veel risicofactoren aanwezig (problemen in kindertijd, moeilijk temperament) terwijl bij de eerste groep alleen de risicofactor ‘foute vrienden’ eruit springt. En dat kan nog makkelijk goedkomen, zo illustreert Keijsers met een foto van een zeer burgerlijk stel van middelbare leeftijd dat lachend op dezelfde fietsen fietst.  “Degelijkheid is een belangrijke factor om te stoppen met criminaliteit.”

De universiteit als Vinexwijk
Met haar grappige, beeldende voorbeelden waarbij ze ook haar eigen jeugd in Limburg meermaals voorbij laat komen (‘ik woonde in een klein dorp waar ik hard moest zoeken om criminele vrienden te vinden’), komt Keijsers sympathiek over.

Ze vraagt veel aan de studenten om hen zo aan te sporen hun kennis van de theorieën te testen. Als er vlak na de pauze een telefoon afgaat, stelt ze de student lachend gerust: “Kan wel eens gebeuren.” Pas als een groepje studenten aanhoudend kletst, wordt Keijsers iets strenger:  “Jullie zitten de hele tijd te kletsen. Je bent hier vrijwillig, te gast, daar hoort stil zijn bij. Kletsen mag, maar niet hier.”

De ‘softe’ aanpak die Keijsers hanteert is te linken aan de theorie dat opvoeding moet verschillen per situatie: in een achterstandswijk is een strenge aanpak gewenst terwijl in een Vinexwijk diezelfde strenge aanpak averechts werkt. De universiteit als Vinexwijk, degelijkheid ten top. In dit college zal je geen crimineeltjes meer vinden!

Advertentie