Psychologiestudent Jesse van der Plas wint Utrechts studentendictee

Masterstudent Psychologie Jesse van der Plas is de grote winnaar geworden van het tweede Utrechts studentendictee. In de Aula van het Academiegebouw testten donderdagavond 68 studenten hun taalvaardigheid.De student Arbeids- en Organisatiepsychologie, ook columnist bij DUB, reageerde uitzinnig op de winst. “Ik ben helemaal euforisch.” Van der Plas maakte uiteindelijk slechts 12 fouten.

Bij de eerste editie van het dictee van Taleninstituut Babel en DUB behaalde Van der Plas een derde plaats. De winnares van vorig jaar, psychologiestudente Ellen Sinot, viel deze keer buiten de prijzen.

Juryvoorzitter Peter J. van Dijk van Babel overhandigde Van der Plas een cheque van 500 euro. De tweede plaats was weggelegd voor student Geneeskunde Linda Jolink, de derde voor student Geschiedenis en Kunstgeschiedenis Sierk IJsselstein Mulder. Beiden kregen een aantal boeken als prijs.

Aan het dictee namen 68 studenten deel; de meesten waren vrouw (48). Alle faculteiten waren vertegenwoordigd, maar studenten Geesteswetenschappen (17) en Sociale Wetenschappen (16) waren verreweg in de meerderheid.

Het dictee dat “een culturele reis over de wereld” beschreef, bleek een stuk moeilijker dan dat van vorig jaar. Bij die eerste editie maakte winnares Ellen Sinot 9 fouten, drie minder dan de winnaar van dit jaar. Vorig jaar was er niemand met meer dan 50 fouten, dit keer waren er deelnemers met meer dan 100 missers.

Er werd dan ook flink gezucht en gesteund toen Menno Bentveld, onder meer bekend van het radio- en tv-programma Vroege Vogels, de tekst voor het eerst voorlas. De meeste deelnemers waren niet echt bekend met Italiaanse bouwstijlen en keken glazig toen Bentveld het over “kalkstenen trulli” had. Na afloop bleek dat verschillende deelnemers dachten dat het om een zeker “Trudy” ging.

Maar ook woorden als “embarkeren” en "vermeien" waren velen onbekend. En een foute spelling van "monalisaglimlach" kon zomaar vier fouten opleveren. Een geluk was nog dat plaats - en eigennamen niet fout werden gerekend. Missers in “een houellebecqiaans meesterwerk” konden om die reden worden genegeerd.

Begin volgende week brengt DUB een beeldverslag van de bijeenkomst. Hieronder de tekst van het dictee.

UTRECHTS STUDENTENDICTEE 2015

Een culturele reis over de wereld.

Evenals indertijd Willem Barentsz via Nova Zembla de Noordoostelijke Doorvaart trachtte te vinden, vertrekken wij met de schier onmogelijke opdracht om via een alleszins dubieuze route Japan te bereiken.

Zo’n kunststukje werd tussen 1852 en 1854 verricht door een Russische diplomatieke missie met het fregat Pallada, waarover een lethargische Rus een excellent reisverslag heeft geschreven.

Thans verwijlen wij in contemporaine tijden, met een andere rol voor driemasters dan wel de Barentszzee, waarin anders gereisd en soms nodeloos ge-sms’t en ge-e-maild wordt en het beeld de taal genadeloos dreigt te attaqueren.

Onze oude Citroën met z’n hydropneumatische vering bracht ons naar de Franse provincie, waar in een opportunistisch dagblad een waarlijk houellebecqiaans meesterwerk van lokale makelij werd gesignaleerd.

Na de Sint-Bernhardpas begeleidde een fiasco wijn ons tot ver in de Apulische landouwen, waar kalkstenen trulli als paddenstoelen uit de grond rezen.

Onfortuinlijk genoeg kregen wij te stellen met motorisch ongerief. Aanvankelijk meenden we dat het manco door een lekkende carburateur werd veroorzaakt, maar bij nader inzien bleek de vermaledijde, in het chassis opgehangen veercilinder de boosdoener. ‘Dat wordt te Brindisi embarkeren,’ riep ik.

Schrijdend langs de coulissen van de Griekse historie stelden we vast dat tweeënhalve maand na haar verkiezingsoverwinning Syriza nog niet onder Europa’s financiële dictaat was uitgekomen. 

Hoewel we beiden nog langer peripatetisch hadden willen wandelen, verscheen plotseling het Topkapi-paleis (Topkapipaleis) aan de horizon, waar een Algerijnse dichteres ons met een monalisaglimlach attendeerde op de hofminiatuurschilders die ooit de precieuze zestiende-eeuwse manuscripten verluchtten.

Van daar belandden we in het oude Perzië, waar de hoofse liefde menigeen het “wreed martyrium tussen de murmelende waterbeken” aandeed, althans volgens de even geniale als misantropische dichter Leopold.

In India wachtte ons het blinkend visioen van de Taj Mahal. De queue die zich voor het mausoleum had gevormd, dijde echter gestaag uit en zette ons ertoe aan om ons elders te gaan vermeien.

Hoe onze reis te besluiten? Zouden wij de Cambodjaanse Khmer essayistisch willen exploreren of eerder het Thaise James Bondeiland op zijn erotische merites onderzoeken?

Zo ver weg miste ik ineens Duitsland, waar recentelijk Günther Grass naar onbekende haven was weggezeild. Zijn werk valt eerder surrealistisch-grotesk dan kafka-achtig uit en speelt zich voornamelijk af in de oude Hanzestad Danzig.

Daar doemde ons eindstation Japan op, land van de Hollandse factorij, maar ook van een bij de bookmakers vaak genoemde Nobelprijskandidaat.

Deze zoon van een boeddhistische priester schreef onder meer het idiosyncratische ‘De opwindvogelkronieken’. Sommige recensenten verafgoden hem, andere menen nochtans dat hij zich er met een jantje-van-leiden van afmaakt.

Ten slotte kwamen de geëxalteerde begoochelingen van mijn reisgenoot, waarin hecatomben van Azteekse koningen, colonnes van offerslaven en sjamanistische recitaties elkaar afwisselden, tot bedaren in lieflijke zentuinen. 

Advertentie