Veel zelfplagiaat bij wetenschappelijke publicaties in de economie

Tot die conclusie komen wetenschapssocioloog Willem Halffman en zijn promovendus Serge Horbach van de Radboud Universiteit. Zij keken hoe vaak economen, psychologen, historici en biochemici hun eigen tekst hergebruiken zonder bronvermelding.  

14 procent publicaties "problematisch"
Halffman en Horbach onderzochten 922 publicaties in de periode 2010-2016. Wanneer de publicatie meer dan 10 procent eigen tekst bevatte zonder te verwijzen naar het origineel, bestempelden de onderzoekers dit als “problematisch”.

Bij economen was dit in 14 procent van de onderzochte publicaties het geval. In de psychologie lag het percentage op 5 procent, in de biochemie op 3 procent en een 0,5 procent bij de historici. Het gemiddelde bij alle publicaties lag op 6 procent.

Zelfplagiaat "gebruikelijk" in de economie
Aanleiding voor het onderzoek was de affaire rond het vermeende zelfplagiaat van VU-econoom Peter Nijkamp, die door NRC Handelsblad werd aangezwengeld. In de discussie die hierop volgde werd de suggestie gewekt dat zelfplagiaat gebruikelijk is binnen de economie. Halffman: “Ik wilde weleens uitzoeken of dit binnen de economie inderdaad beduidend meer gebeurt dan in andere wetenschappelijke disciplines in Nederland.”

In 2014 deed de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen naar aanleiding van de commotie rond Nijkamp al een onderzoek naar het grijze gebied tussen plagiaat en correct hergebruik. De conclusie van de KNAW-commissie was destijds dat zelfplagiaat niet bestaat. "Plagiaat is het zich toe-eigenen van gepubliceerd materiaal van een ander. Zelfplagiaat is daarmee een onzuivere term: wetenschappers kunnen zich immers niet onrechtmatig eigen materiaal toe-eigenen." De term geeft, volgens de commissie, ten onrechte de indruk dat er sprake is van "ernstig wetenschappelijk wangedrag". 

Waarom gebruik je een goede inleiding niet twee keer?
Ook geneticus Hans Clevers, destijds president van de KNAW, vond dat het hergebruik van eigen teksten ingewikkeld lag. “Je kunt op tien verschillende manieren uitleggen hoe darmen functioneren”, zei hij in een interview in 2014, “en dan zijn de mogelijkheden wel zo’n beetje uitgeput. Een goed geformuleerde zin uit je inleiding kun je best nog een keer gebruiken.”

Maar het gaat hier om grote lappen tekst, reageert promovendus Horbach. “We kwamen hele alinea’s en soms hele pagina’s of zelfs een half artikel tegen. En bij twijfel telden we de publicatie niet mee.” Hij begrijpt het argument van Clevers over de goed geformuleerde zin wel, zegt hij. “In sommige vakgebieden, zoals de bètawetenschappen, is de taal ook meer gestandaardiseerd dan in andere vakgebieden. Daarom dachten wij vooraf dat we in de biochemie naar verhouding meer zelfplagiaat zouden aantreffen. Maar dat is dus niet zo.”

Hergebruik conclusies zeldzaam
Is het niet minder ernstig als iemand zijn inleiding of methode opnieuw publiceert dan zijn onderzoeksresultaten? Jawel, zegt Horbach, en het komt ook maar zelden voor dat iemand zijn eigen conclusies plagieert. Maar toch is er volgens hem geen goed excuus voor zelfplagiaat. “Juist in de paragraaf over je methode is het toch eenvoudig genoeg om te verwijzen naar de vorige keer dat je die methode gebruikte?”

Het is overigens niet de bedoeling van de publicatie om wetenschappers in een kwaad daglicht te stellen. Halffman en Horbach noemen geen namen. Ze willen alleen een discussie op gang brengen over het wetenschapssysteem.

Advertentie