De maatschappij heeft geesteswetenschappers nodig

Geesteswetenschappers zoeken altijd een vijand, betoogde Emile Fokkema. Zijn studiegenoot Julia Keers reageert. Zij vindt het de kracht van literatuurwetenschappen om de ethische vragen van de literatuur te onderzoeken.

Hey Emile,

Jij stelt dat de geesteswetenschappers altijd op zoek zijn naar een vijand. Je beschrijft de geesteswetenschapper als godvrezend, moralistisch, laf en daagt ze uit om in navolging van Rousseau, niet van de woorden maar van de omstandigheden te leren.

Ten eerste: er zijn kritiekpunten te formulieren op Comparative Literary Studies. Ik heb echt wel eens zo'n tekst onder m'n neus gehad, waarvan de auteur blijkbaar dacht: "Well I can't dazzle them with brilliance, so I'll just baffle them with bullshit". Het gebrek aan primaire literatuur blijft een mysterie. Waarom nooit gewoon een vak: ‘The Brontës’, of ‘Kafka’? Mensen kijken me op verjaardagsfeestjes raar aan, als ik uitleg dat Thomas Mann valt onder ‘vrijetijdsbesteding’. Tegelijkertijd kan ik het mensen natuurlijk niet kwalijk nemen dat ze veronderstellen dat je bij literatuur boeken leest. Ik vind dus ook dat jij je kritiek moet kunnen uiten, zonder dat je vervloekt wordt.

Je hebt gelijk, onze energie is niet zozeer met de technische aspecten van literatuur verweven, maar met de morele vragen die literatuur oproept. Dat is de kracht van literatuur: ontregelen. De geesteswetenschappers die over jou heen vallen, baseren zich voor een gedeelte op theorieën geschreven door blanke, westerse en erudiete mannen in the sixties en the seventies. Het feit dat sommige theorieën een ‘moralistisch’ karakter mee hebben gekregen, hangt grotendeels samen met het tijdperk waarin ze geschreven zijn. Volgens jou zijn die teksten zinloos en hadden de auteurs net zo goed kunnen borduren. Maar dan negeer je één belangrijk aspect: mensen raken nog wel eens betrokken bij hun omgeving (als ze al hyper worden van sterren buiten hun eigen melkwegstelsel, kan je niet verwachten dat hun directe leefwereld ze koud laat). 

Bovendien streven totalitair-fascistische systemen nogal eens naar het creëren van een ‘captive audience’, oftewel het monddood maken van hun burgers. In dit verband kun je de politieke betrokkenheid van je medestudenten dus misschien ergelijk vinden, je kunt het ook opvatten als de consequentie van een gezonde democratie. 

De geestenwetenschapper heeft volgens jou een vijand nodig, die stelling zou ik om willen draaien. De vijand heeft de geesteswetenschapper nodig. Deze maatschappij heeft de geesteswetenschapper nodig om te beseffen dat de pornoster die 3 liter sperma over haar gezicht smeert een 17 jarig meisje uit Rusland is aan wie ooit een danscarrière is beloofd. Ze heeft de geesteswetenschapper nodig om te begrijpen dat de stereotypen binnen blockbusters narratieven schetsen die onder onze huid gaan leven, om zo te beïnvloeden hoe we onszelf definiëren.

Ze heeft de geesteswetenschapper nodig om aan te stippen dat zinsuitingen een performatieve lading dragen die doorleven in ons discours, dat woorden daden zijn die een individu kunnen interpelleren om een –soms schadelijke- subjectpositie op zich te nemen. Dat heeft niets met God te maken, tenzij je er vanuit gaat dat ethiek uitsluiten verbonden is met religie. Dat lijkt me een ouderwetse aanname. Maar die werelverbeteraars zijn natuurlijk erg vervelend. Net als die postmodernisten met hun word vomiting. Misschien is een waarschuwing hier op zijn plaats; ze bestaan overal, zelfs buiten deze faculteit.

Ten tweede: Literatuurwetenschappen is niet alleen opgebouwd door linkse lui of postmodernisten. Het is een discipline waarin een overvloed aan literaire stromingen zijn ontstaan of uitgewerkt (New Criticism, het Formalisme, Poststructuralisme ect.), die geen vijand van buiten nodig hebben, want de theoretici liggen voornamelijk met elkaar overhoop (voor als je Fowler nooit over Greenblatt hebt gelezen maar wilt lachen, is een aanrader). Bekijk alleen al de verhouding tussen de Russische formalisten (Shklovsky) en de Neomarxisten (Williams). Of werp een blik op één tak zelf: vergelijk het werk van Lacan en Kristeva met Freud, naar de manier waarop ze de Psychoanalyse verder hebben uitgewerkt. Het laatste jaar heb ik onderzoek gedaan naar het unheimische en het abjecte, waar de duistere, antimorele en vernietigende aspecten van individuen worden onderzocht. In Freud schemert Nietzsche door. Niks goed en kwaad, de doodsdrift was één van de drijvende krachten.

Ten derde, als ik (in navolging van Rousseau), niet kijk naar het beeld wat universiteiten willen uitdragen, maar naar mijn eigen ervaring, valt me op dat Literatuurwetenschappen sterk per universiteit verschilt. Binnen de Universiteit van Amsterdam ligt de nadruk op subversieve theorieën, binnen de K.U. Leuven op close-reading en binnen Utrecht voornamelijk op het zelf leren verkennen van het literaire onderzoeksveld. Het zijn misschien subtiele accenten, maar die maken wel degelijk verschil. De invulling van de bundel literaire en secundaire teksten die wij uiteindelijk voor onze neus krijgen, is afhankelijk van de geschiedenis van de universiteit, van het huidige literaire debat en tenslotte ook van de specialisatie en keuzes van de docenten.Literatuurwetenschappen is in feite constant in wording, de studie onderwerpt zichzelf aan zijn eigen dialectiek.

Het idee dat de Geesteswetenschappen één uniform geheel zouden vormen is te simplistisch. Literatuurwetenschappen is vergeleken met Geschiedenis en Filosofie relatief jong vergeleken bij. Binnen de Geesteswetenschappen hebben deze studies zich aan de hand van compleet verschillende paradigma's ontwikkeld, lees Kuhn. Het idee dat the Humanities op zoek zijn naar een gezamenlijke vijand, klopt dus niet omdat er niet zoiets als een compleet gelijkgestemde, harmonieuze en op dezelfde manier onderzoekende Humanities bestaan. De ervaring die je op hebt gedaan binnen deze master is een klein stipje op een gigantische kaart.

Deze master heeft me geleerd dat ‘de wortel van het kwaad’ niet te vinden is bij de kapitalist of de marxist. Bij de deterministische Swaab of bij de gender theoreticus. Bij de masculinist of de feminist. Of bij dat soort ogenschijnlijk makkelijk te verteren dichotomieën. Wat Comparative Literary Studies me heeft bijgebracht, is juist dat ik tegen teksten in kan lezen. Omdat het leven op deze planeet in werkelijkheid ook verwarrend en tegenstrijdig is, gevuld met conflicten. En dat ik via theorieën én praktijk, spelenderwijs kan ontdekken, wat literatuur vermag. Het gaat hierbij niet om het vellen van oordelen, om engelen of demonen, om goed of kwaad, maar om onderzoek. 

Groetjes,

Julia 

Advertentie