Topsectorenbeleid slecht voor kenniseconomie

Studente Anna Grebenchtchikova doet een appèl aan het komende kabinet: maak wetenschapsbeleid onafhankelijk van economisch beleid.

Een van de grote ambities die dit land in 2020 gerealiseerd wil hebben, is dat het bij de top vijf van kenniseconomieën in deze wereld hoort. Om dit doel te bereiken, heeft ons laatste kabinet het investeringsbeleid in wetenschap drastisch omgegooid door de invoering van topsectoren. Dit beleid is zeer geliefd in Den Haag, maar op universiteiten valt het absoluut niet in de smaak.

Van de 700 miljoen euro die onderzoeksinstituut NWO eerst aan wetenschap in het algemeen kon uitgeven, mag zij nu 300 miljoen enkel binnen de topsectoren besteden. Deze sectoren zijn in overleg met het bedrijfsleven door de overheid gekozen vanwege hun innovatiekansen.

De fundamentele wetenschappen blijven hierdoor berooid achter. Zij bieden namelijk in tegenstelling tot de toegepaste wetenschapsgebieden geen kansen op snelle winsten en zijn zo voor het bedrijfsleven zelden interessant. Op de lange baan zijn fundamentele wetenschappen echter wel de plaats waar de winst voor de toekomst te behalen valt.

Of zoals Hans Clevers, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, verwoordt: “Innovatie polijst de ruwe diamanten die door de fundamentele wetenschap worden gedolven.” Zonder de fundamentele wetenschappen kunnen we die innovatieve juweeltjes straks wel vergeten.

Ook Brussel spreekt zich sterk uit tegen de topsectoren en noemt ze zelfs een dead weight. De Europese commissie stelde recent (pdf) dat “het negeren van fundamenteel onderzoek en het bevorderen van toegepast onderzoek op lange termijn de groeivooruitzichten van de economie schaden”. Daarnaast is het maar de vraag of de investeringen die het bedrijfsleven in wetenschap heeft gedaan ook niet zonder topsectorenbeleid hadden plaatsgevonden.

Prominente wetenschappers, zoals Robbert Dijkgraaf, zijn evenmin fan van het beleid: “Je zou wel gek zijn om de krakkemikkige auto te repareren door goede onderdelen uit de mooie auto te slopen, maar dat is precies wat er nu gebeurt met het topsectorenbeleid: het wetenschapsbeleid wordt opgeofferd aan het innovatiebeleid.”

Uiteraard bejubelt het bedrijfsleven de extra gelden die naar de topsectoren gaan. Wientjes (voorzitter werkgeversorganisatie VNO-NCW) stelt op ScienceGuide voor het topsectorenbeleid voort te zetten met als doel “betere synergie (...) tussen wetenschap en innovatie”. Ook moet onderwijs geheel onder het ministerie van Economische Zaken komen te vallen om zo de “gouden driehoek wetenschap-onderwijs-bedrijfsleven” in één hand te krijgen.

Het gevolg: de grip van het bedrijfsleven wordt sterker en het winstbejag op wetenschap alleen maar groter. Tegelijkertijd pleit Wientjes voor het belang van ‘vrij en ongebonden onderzoek”. Hoe dit rijmt met het topsectorenideaal is volstrekt onduidelijk.

Niet enkel de heer Wientjes lijkt het verschil tussen wetenschap en winst kwijt te zijn, ook de Nederlandse politiek lijkt verloren. De topsectoren zijn onverminderd populair in politiek Den Haag en in de verkiezingsprogramma's van de partijen wordt niet enkel over voortzetting, maar ook over uitbreiding gesproken.

Het CDA schrijft dat “het topsectorenbeleid met kracht dient te worden voortgezet” en dat daarbij “cofinanciering door Europees, nationaal en regionaal onderzoeksgeld noodzakelijk is”. Die cofinanciering leidt ertoe dat deze onderzoeksgelden enkel binnen de topsectoren kunnen worden besteed en de gebieden daarbuiten wederom minder krijgen.

Ook de VVD zet het topsectorenbeleid graag voort. D66 wil wel meer geld voor fundamentele wetenschap, maar wil ook dáár samenwerking met het bedrijfsleven. De PvdA heeft als streven het huidige topsectorenbeleid verder uit te breiden en te richten op exportbevordering. “Overheid, top-universiteiten en kansrijke sectoren werken samen (...) om innovaties succesvol op buitenlandse markten te introduceren.”

Zo wordt de wetenschap niet langer een zoektocht naar kennis, maar slechts een middel om het allerhoogste doel te behalen: winst. Daarom een appèl aan het komende kabinet: financier het topsectorenbeleid niet langer met NWO-geld, maak wetenschapsbeleid onafhankelijk van economisch beleid en geef fundamentele wetenschap weer ruim baan. Alleen zo maken we een kans om tot de top vijf kenniseconomieën te horen in 2020.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op maandag 17 september in De Volkskrant.

Advertentie