Nederland blijft nog achter in investering onderzoek

De uitgaven voor onderzoek zijn de laatste jaren gegroeid, maar blijven toch achter bij landen als Denemarken, Zweden en Duitsland. In die landen is met name het onderzoek binnen bedrijven sterker.

In een speciaal themanummer van NRC Handelsblad vorige week staat dat de publieke uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek de laatste jaren zijn gestegen. Dat staat in schril contrast met de klacht van universiteiten dat ze niet genoeg krijgen, zoals de VSNU stelt.

Je kunt de zaak op verschillende manieren bekijken. NRC geeft aan dat het aantal onderzoekers de laatste jaren flink is gestegen. Maar dat gaat voornamelijk om tijdelijke contracten. Op Nederlandse universiteiten is de onderzoekinvestering uit de eerste geldstroom gedaald. Daar staat een groei vanuit de tweede en derde geldstroom tegenover. Dit betreft meestal geld voor een bepaalde periode. Dus wetenschappers krijgen tijdelijke contracten en de ruimte voor fundamenteel onderzoek is kleiner geworden.

De tweede geldstroom is onderzoeksgeld dat is binnengehaald via subsidies van onderzoeksorganisaties als NWO of via aanvragen binnen de Europese Unie. Derde geldstroom is onderzoek dat universiteiten doen in opdracht van een organisatie of een bedrijf. 

In deze grafiek (bron: UNESCO) wordt de concurrentiepositie bekeken ten opzichte van andere Europese landen. Zweden, Duitsland en Denemarken, landen waar wij ons vaak aan spiegelen, doen het veel beter. 

Het Europese streefbedrag is dat een land 3 procent van zijn Bruto Binnenlands Product aan onderzoek uitgeeft. Het Nederlandse kabinet heeft zich als doel gesteld in 2020 op 2,5 procent van het BBP te komen. Nederland zit daar nog flink onder. In deze berekening wordt niet alleen gekeken naar de investering in het onderzoek van universiteiten, universitaire ziekenhuizen en hbo's, maar ook de mate waarin het bedrijfsleven investeert in onderzoek.

Nu zeggen de cijfers weinig over de impact en de kwaliteit van het onderzoek. Opvallend is hoe goed Nederland het doet In de internationale competities. Op dat punt is Nederland juist een voorbeeld voor Zweden. Dat land investeert beduidend meer, maar toch blijft de internationale impact van het onderzoek daar achter bij die van concurrenten als Denemarken en Nederland. 

Een mogelijke oorzaak is dat in Zweden een sterke traditie bestaat waarbij het bedrijfsleven een sterke eigen onderzoeksafdeling heeft. Hierdoor is de investering hoog, maar heeft niet al het onderzoek impact in de internationale competities. Het Nederlandse bedrijfsleven blijft achter en laat de financiering van het onderzoek grotendeels over aan de overheid.  

Lange tijd investeerde de Nederlandse overheid extra in onderzoek, met zogenaamde FES-gelden, geld dat kwam uit de aardgasbaten. Dat is in 2011 gestopt. De overheid wil nu stimuleren dat er meer geld uit het bedrijfsleven komt. Dat gebeurt met het project van de topsectoren. De overheid heeft een aantal ’topgebieden’ aangewezen en hier geld in geïnvesteerd. Op deze negen terreinen moeten universiteiten en private partijen samenwerken. 

Advertentie