Coronakopstuk José van Dijck: ‘Technologie is geen wondermiddel tegen corona’

José van Dijck, de intelligente lockdown is inmiddels bijna drie maanden geleden begonnen. Hoe houdt jouw werk als hoogleraar Media & Digitale Samenleving aan de Universiteit Utrecht verband met coronavraagstukken?
“Eigenlijk zou ik nu in Italië zitten. Als gasthoogleraar zou ik colleges geven aan de universiteit in Siena. Dat is natuurlijk uitgesteld. Toen dacht ik dat ik veel tijd zou hebben om artikelen te schrijven, maar eigenlijk ben ik ontzettend druk geweest met de coronacrisis. Ik geef vooral commentaar, advies en toelichting over de rol van technologie en sociale media in het huidige corona-debat.

“Vorige week bijvoorbeeld, toen was het weer raak. De Volkskrant en Nieuwsuur vroegen om commentaar op Trump en de Twitteroorlog. Hij had weer eens zijn stem laten horen – deze keer twitterend dat verkiezingen via de post tot fraude zou leiden – maar Twitter had aangegeven dat het om misleidende informatie ging. Als mediawetenschapper word ik dan gevraagd om dit soort gebeurtenissen te duiden.”

En je was druk met de corona-app…
"Inderdaad. Met een grote groep wetenschappers schreven we op 13 april een brief aan de minister-president waarin we onze zorgen over de corona-app uitten. Je kan niet in het wildeweg een app gaan creëren die zo veel impact heeft op de maatschappij, als je juristen, mediawetenschappers, ethici en gedragswetenschappers niet bij de besluitvorming betrekt. Er was zo weinig over de context van de app bekend, alles was te onduidelijk en dat was geen goede grond om een app te ontwikkelen. Dat is wat we wilden vertellen, en dat is aardig gelukt.

“Vervolgens werd ik samen met een aantal collega’s in de Tweede Kamer uitgenodigd om te vertellen wat zo’n app wel of niet kan doen, en wat de invloed op de samenleving zou zijn. Onze bijdrage werd goed ontvangen, dat was leuk, en ik denk dat de Tweede Kamer er veel van heeft opgepikt voor het debat met de ministers later die middag. Inmiddels is eruit voortgekomen dat het een slecht idee is om zomaar een app te gaan ontwikkelen. Dat bleek ook al uit die mislukte appathon waarin alle zeven potentiële corona-apps werden afgekeurd.”

Dus die app komt er niet?
“Jawel, ik denk van wel, maar in een veel specifiekere context. Het zal vooral zijn om de GGD te ondersteunen met contactonderzoek. Technologie is een tool die ondersteunend kan werken maar het is geen wondermiddel dat alle oplossingen biedt. Zo werd het eerst wel gebracht door de overheid, maar nu is dat een beetje bijgeschaafd. En in de besluitvorming praten nu juristen, mediawetenschappers, ethici en gedragswetenschappers mee.”

Waarom is het zo belangrijk om experts uit verschillende disciplines bij de app-ontwikkeling te betrekken? Wat heeft bijvoorbeeld een gedragswetenschapper te zeggen over een tracing-app?
“Als niemand de app downloadt of op de juiste manier gebruikt, dan heb je er niets aan. Goed gebruik is een voorwaarde voor de effectiviteit ervan. En over dat stukje kunnen deze experts advies uitbrengen.

“In het begin van de corona-uitbraak werd er vooral geluisterd naar medici, wat volkomen logisch is – het was natuurlijk een medisch probleem. Maar geleidelijk komen er hele andere vragen aan bod, namelijk hoe komen we uit deze lockdown? Daarbij moeten er experts uit andere disciplines aan het woord komen. De maatschappelijke ontwrichting is enorm, niet alleen op medisch gebied.”

Is er vanuit de overheid voldoende oog voor het effect van de maatregelen op de mensen?
“Daarover zijn flinke meningsverschillen. De overheid moet zich voortdurend aanpassen aan de verschillende stemmen en belangen. Toen de maatregelen bekend werden gemaakt gehoorzaamde 80 tot 90 procent van de samenleving direct. Dat is eigenlijk opzienbarend. Maar ten koste van wat? Wat mag dit allemaal kosten qua geld en qua mensenlevens? Daarover hoor je nu steeds meer gemor: iedereen heeft andere belangen. Waarom mogen de scholen wel open maar de sportscholen niet, bijvoorbeeld. Als overheid moet je dit soort keuzes voortdurend motiveren en uitleggen.

“Sommige groepen kunnen zich door het voeren van een sterke lobby goed hoorbaar maken in Den Haag, zoals de ondernemers. Maar de verpleeghuizen en de ouderen kunnen dat veel minder. Hoe dat is gegaan met de mondkapjesverdeling, onder andere, had dat niet anders gemoeten? Corona heeft zo toegeslagen in de verpleeghuizen, maar toch gingen die mondkapjes pas in laatste instantie daarheen. Als politicus is het cruciaal om te bedenken welke stemmen er juist minder of niet gehoord worden in Den Haag. Je moet voor alles oor en oog hebben, dat is niet gemakkelijk. En je iedere keer weer afvragen wat je ervan kan leren.”

Je bent onder andere mediawetenschapper. Hoe vind je dat de media het hebben gedaan tijdens deze crisis?
“Ik denk dat de Nederlandse massamedia heel adequaat hebben gereageerd. Zo ging de NOS snel een aantal extra uitzendingen maken genaamd Feiten en Fabels, om de nepnieuws-golf tegen te gaan. Dat was een slimme zet; er circuleerde zo veel misinformatie op sociale media. Denk aan het chloroquine-verhaal, de 5G-zendmasten, en allerlei andere rampzalige onzin. De NOS ging met hulp van experts uitleggen wat de feiten en onzekerheden waren, en stelde zich zo op als een instituut dat verantwoordelijk is voor genuanceerde berichtgeving, juist in tijden van crisis.

“Een belangrijke functie van sociale media is het overbrengen van emotie en engagement, vooral van mensen die persoonlijk met corona te maken kregen zoals patiënten, verplegers en artsen. Facebook is het geëigende medium om dat te communiceren; zoiets past niet in het NOS-journaal. Maar binnen enkele dagen na de lockdown ging de publieke omroep Frontberichten uitzenden, een soort aaneenrijging van filmpjes gemaakt door ervaringsdeskundigen die op de intensive care staan. Het draaide om emotie, groepsgevoel en community. Zo werd er aan die menselijke behoefte van engagement voldaan en werd de ‘gevoelsfactor’ van Facebook een beetje gekopieerd op televisie.

“En tot slot werd er gaandeweg in de massamedia meer aandacht besteed aan de andere experts, zoals economen en sociologen. Vooral in talkshows was hier de ruimte voor, al moet ik zeggen dat dat niet altijd even goed gebeurde. Vaak vallen talkshows terug op hun vaste bekende gasten. Dan wordt een BN’er uitgenodigd om te praten over mondkapjes simpelweg omdat hij een BN’er is. Ik vind dat ze juist de ‘gewone mens’ aan het woord moeten laten, dat is veel origineler. De taak van journalisten is ook om een goede selectie te maken, niet om de meest voor de hand liggende stem te laten horen.”

Maar daarbij is de taak van journalisten om de waakhond van de democratie te zijn. Een manier waarop dit gebeurt, is door de Wet Openbaar Bestuur, waarmee journalisten aanvragen kunnen doen op openbare documenten van de regering. Sinds april heeft Minister De Jonge besloten dat alle WOB-aanvragen over corona niet in behandeling worden genomen.
“Ja, ik vind dat vreselijk. Het weerhoudt journalisten er natuurlijk niet van om hun werk uit te voeren – de WOB is maar een klein stukje van het geheel – maar dan nog. Volgens Minister De Jonge zou het te druk worden voor zijn ambtenaren maar dat mag absoluut geen reden zijn.”

Laatst heeft RTL een primeur over de sluiting van de horeca laten schieten; het nieuwsbericht werd pas gepubliceerd toen het nieuws bekend was geworden via de officiële persconferentie. Wat vind je hiervan?
“Ik vind het heel goed dat redacties daarover zorgvuldig reflecteren. Ze waren verontrust dat er een run op de horeca zou ontstaan, zoals eerder was gebeurd met het hamsteren. Medialogica heeft hier een prachtige uitzending aan gewijd. Je hebt als hoofdredacteur de taak om verschillende belangen tegen elkaar af te wegen, en dat je hierover praat in het openbaar is belangrijk. Daaruit kun je afleiden, en dat vind ik het mooie, dat ze een hele grote verantwoordelijkheid nemen. Niet alleen voor het democratische recht op berichtgeving, maar ook of het voor potentieel gevaar zou kunnen zorgen. Die belangenafweging, dat is precies de taak van de media.”

José van Dijck…
Is universiteitshoogleraar Media & Digitale Samenleving
Was tot 2018 president van de Koninklijke Nationale Akademie van Wetenschappen
Schreef tien boeken
Doet onderzoek naar media, sociale media en mediatechnologieën
Studeerde Literatuurwetenschap en Nederlands aan de Universiteit Utrecht
Promoveerde in 1992 aan de Universiteit van Californië
Ontving vorig jaar een eredoctoraat van de Universiteit van Lund, Zweden

 

Advertentie