De verengelsing staat toegankelijkheid en diepgang onderwijs in de weg

Op de trui van menig UU-student prijkt het jaartal 1636 Foto: Bart Weerdenburg, UU

Het jaartal 1636 prijkt op de trui van menig UU-student. Dit was het jaartal waarop Voetius in een toespraak de illustere school mocht ‘verheffen’ tot universiteit. De universiteit was destijds enkel toegankelijk voor welgestelde mannen. Het Latijn was de lingua franca, hetgeen de toegankelijkheid van de wetenschap bepaald niet ten goede kwam.

De eeuwenlange traditie werd pas in 1846 verbroken, toen Cornelis Willem Opzoomer als eerst Nederlands academicus zijn oratie in het Nederlands hield. Het gebruik van het Latijn bleef tot 1876 verplicht. De taalomslag omvatte een democratisering; een breuk met de aristocratie. ‘Opzoomeren’ is als werkwoord in ons woordenboek opgenomen en betekent zoiets als ‘goed contact onderhouden met de buren’. Taal verbindt namelijk, en Opzoomer had dat als geen ander begrepen. De Nederlandse universiteiten zijn verankerd in de Nederlandse samenleving. Zij staan daar niet los van: de universiteiten worden door de samenleving bekostigd en zij leiden daarvoor op.

Engels als nieuw lingua franca?
In onze tijd zijn wij en route naar een nieuwe lingua franca: het Engels. Het is nog maar de vraag of we daar verstandig aan doen. Laten we daar als studenten in ieder geval goed over nadenken, laat de discussie niet over aan managers of ‘prominenten’. In diverse media laten deze prominenten zich uit. In De Volkskrant wordt een appèl gedaan op onze volksvertegenwoordigers in Den Haag (‘Kamerleden, de toekomst van het Nederlands ligt in uw handen’).

Ook in DUB schrijven notabelen van zich af zoals de Rector Magnificus en de decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen. Wij zijn van mening dat studenten ook een zegje moeten doen in dit debat, en daarom adresseren wij dit stuk ook aan onze studentenvertegenwoordigers.

Waarom steeds meer in het Engels gebeurt, heeft te maken met de voornemens op het gebied van ‘internationalisering’, het broeden van een global generation, of een international classroom. De wetenschap staat al langere tijd voor de vraag of we ten dienste moeten staan van de internationale gemeenschap of van de Nederlandse samenleving. Het verleden leert ons in ieder geval dat met het hanteren van een niet-Nederlandse wetenschapstaal de kloof tussen het volk en de academie groeit. Sociaal geograaf Josse de Voogd is een stuk minder subtiel in zijn stuk ‘Een Engelstalige universiteit is een middelvinger naar de samenleving’.

Kosmopolitische bubbel
De Voogd stelt dat verengelsen niet hetzelfde is als internationaliseren. Door Engels te spreken op een internationale campus leer je immers geen andere cultuur kennen, maar een kosmopolitische bubbel. We zijn dus niet bepaald de eersten die constateren dat internationaliseren niet hetzelfde is als verengelsen. Toch worden steeds meer opleidingen in het Engels aangeboden, in de hoop deze opleidingen aantrekkelijker te maken voor de internationale gemeenschap. Als alle universiteiten streven naar die international classroom trekken we allemaal dezelfde studenten aan, wat het eigen profiel van een universiteit niet ten goede komt: de eenheidsworst, the unity sausage.

Bovendien komt dit beleid de diversiteit helemaal niet ten goede. Internationale studenten zijn doorgaans studenten uit gegoede families die wereldwijd, van het strand op Bali tot SoHo in Londen, in eigen kringen verkeren. Dit resulteert in een gesloten gemeenschap waar eerste-generatie-studenten vaak niet bijhoren. Dit is schrijnend gezien de doelstellingen van internationaliseren. Wie internationaal denkt, kan beter studenten die minder gewend zijn aan een kosmopolitische omgeving meer betrekken. Door hen een grotere plek te geven in de academische gemeenschap draagt het ‘internationaliseren’ ook bij aan de emancipatie in eigen land. In plaats daarvan dus de Engelstalige koers: voor en door een kleine kring, gericht op kosmopolitisering en uniformisering van het academisch bestaan.

Uitwisseling studenten heeft meerwaarde
Toch heeft het Engels in de wetenschap enige waarde. Door onderzoek in het Engels op te schrijven is het uitwisselen van onderzoeksresultaten over landsgrenzen gemakkelijker. Daarbij zijn er tal van vakgebieden die haast vanzelfsprekend Engels zijn: International Business and Economics, Global Sustainability Science en zo veel meer. Ook is de uitwisseling van studenten, indien dat toegankelijk is voor iedere student, van grote meerwaarde. Verschillende perspectieven uit andere culturen kunnen bijdragen aan het bedenken van oplossingen van hedendaagse problemen. We schrijven niet omdat we tegen Engels zijn, maar wel omdat we bezorgd zijn over het gebrek aan visie, het gebrek aan studentparticipatie en over het gebrek aan een zinvolle balans tussen de eigen taal en andere talen.

De Universiteit Utrecht zit met het taalbeleid in de knoop. De universiteitsraad heeft het afgelopen jaar meermaals aan het College van Bestuur gevraagd hoe het kan dat studenten bij bepaalde opleidingen die al jaren in het Nederlands gegeven worden opeens hun scriptie in het Engels moeten schrijven zonder, in onze ogen, voldoende onderbouwing. Als antwoord wordt steevast verwezen naar het universitaire taalbeleid.

Het taalbeleid: papier en praktijk
Het taalbeleid is bekend en spitst zich in principe toe op Nederlandse bachelors en Engelstalige masters tenzij er redenen zijn om daarvan af te wijken. De redenen om af te wijken zijn echter niet toereikend gedefinieerd. Faculteiten geven er in decentraal beleid hun eigen, ruime invulling aan. Binnen de universiteit zijn gevallen bekend dat vakken verengelst werden omdat ze op die manier studenten voorbereiden op hun Engelstalige master. Met die redenering kunnen we, ondanks het bestaande taalbeleid, alle bachelors verengelsen. Dat is onwenselijk.

Daarom zou het universitaire taalbeleid beter gehandhaafd moeten worden. De redenen om van het beleid af te wijken moeten strenger worden gecontroleerd. Het College van Bestuur geeft telkens aan dat hierin een rol is weggelegd voor de decentrale medezeggenschap (faculteitsraden en opleidingscommissies): die hebben het laatste woord. Dat is zelfs vastgelegd in de wet. Voor faculteitsraden en opleidingscommissies is echter lang niet altijd duidelijk dat ze dit recht hebben, waardoor sommige bestuurders met rammelende argumentaties hun opleidingen kunnen verengelsen.

De universiteitsraad heeft vorig jaar in samenspraak met het College van Bestuur het taalbeleid opgesteld. De UU is relatief terughoudend met verengelsen in vergelijking met andere universiteiten in Nederland. Daar zijn wij blij mee. Op de lange termijn dreigt echter ook in Utrecht de verengelsing de toegankelijkheid en de onderwijsdiepgang in de weg te gaan staan. Het onderwijs verliest diepgang omdat studenten in hun moedertaal, hetgeen bij ongeveer 90 procent van de studenten het Nederlands is, het beste kunnen uitdrukken. Bij een andere taal moeten ze steeds naar woorden zoeken en is hun woordenschat beperkter. Dat geldt ook voor veel docenten. Daardoor kan er minder snel diepgang worden bereikt in het onderwijs. Bovendien zijn veel studenten minder snel geneigd iets te zeggen tijdens een werkgroep als ze zich niet in hun moedertaal kunnen uiten.

Het is de taak van de medezeggenschap om namens de student het debat aan te gaan over onze onderwijstaal. Daarom richten wij ons tot hen: agendeer het onderwerp, stem standpunten af met de eigen achterban en stem niet zomaar ieder voorstel tot verengelsing klakkeloos in. Medezeggenschappers, de toekomst van het Nederlands ligt in uw handen.

Advertentie