Hoe een farmaciestudent de strijd aanbond met zijn opleiding

Een herkansing of een hoger cijfer eisen. Steeds meer studenten proberen het en gaan in beroep, maar meestal zonder succes. Student Farmacie Toon van der Gronde lukte wat maar weinig anderen lukt.

“Behoorlijk chagrijnig”, was Toon van der Gronde toen hij een paar maanden geleden te horen kreeg dat hij zijn laatste verplichte vak niet had gehaald. Hij zou daardoor niet in november kunnen afstuderen, maar pas in het voorjaar van 2016.

Boos over de beoordeling van zijn groepsopdrachten en over de zware consequenties daarvan, stapte hij naar het College van Beroep voor de Examens (CBE). Dat stelde hem begin juni in het gelijk (pdf): hij kreeg een herkansing. En slaagde.

De masterstudent begrijpt nog altijd niet waarom zijn opleiding zich dit voorjaar zó rigide opstelde. Hij is nota bene een van de betere studenten binnen de studie, erkende ook een docent. Zijn bacheloronderzoek leidde tot een wetenschappelijke publicatie over gendoping.

“Ik wilde het echte leven in”, zegt Toon. “Maar een aantal docenten vond dat ik een vak over moest doen, terwijl ik daar helemaal niets extra’s van zou leren. Dat voelde heel onrechtvaardig.”

Weinig studenten winnen zaak
Dat de student gelijk kreeg van het CBE is opmerkelijk. Het aantal studenten dat in beroep gaat, stijgt de laatste jaren enorm. Tegelijkertijd worden maar heel weinig bezwaren gegrond verklaard. Over heel 2014 waren dat er zes. In totaal werden meer dan 200 zaken aangespannen.

Volgens Toon moet je als student over veel doorzettingsvermogen en onverschrokkenheid beschikken. Hoe bang veel studenten zijn voor hun opleiding, merkte hij toen hij getuigenverklaringen van medestudenten probeerde te verzamelen. Slechts twee studenten durfden hem ‘anoniem’ te hulp te schieten.

En dan waren er nog de formele procedures. “Als ik studenten die naar het CBE stappen één raad mag geven, … win juridisch advies in. Je zit zo avonden de wet op het hoger onderwijs door te pluizen. Zelf had ik het geluk dat mijn vader advocaat is en zijn hulp aanbood.”

De casus
Waar draaide het allemaal om? Kort voor de kerstvakantie kreeg Toon zijn cijfers voor het vak Toegepaste Farmacie te horen. Naast een 7 voor zijn mondeling had hij voor twee van de vier groepsopdrachten een onvoldoende. Volgens de cursushandleiding mochten alleen studenten met één onvoldoende voor een groepsopdracht herkansen; Toon moest dus de hele cursus overdoen.

De farmaciestudent was zwaar teleurgesteld. Bij één opdracht was hij afgerekend op een rammelende presentatie van een groepsgenoot. Voor een andere was driekwart van alle groepjes gezakt, maar daarbij was volgens hem sprake van een slechte instructie en gebrekkige feedback. De onderbouwing van de beoordelingen was ook nog eens zeer summier geweest.

Toon: “Mijn eigen prestaties waren niet gemeten. De ernst van de consequentie – het overdoen van het vak - was bovendien disproportioneel. Ik had al een ziekenhuisstage geregeld van tien weken en zou hierdoor maanden vertraging oplopen.”

De zaak
De farmaciestudent zocht contact met twee docenten met de vraag of hem toch geen herkansing geboden kon worden. Hij hoopte op coulance omdat het vak voor het eerst in een vernieuwde vorm was gegeven. Die kwam er niet. 

Eind januari tekenden Toon en twee andere studenten formeel bezwaar aan bij het CBE. Dat vond dat beide partijen eerst moesten proberen “een minnelijke schikking” te treffen. Veel studenten besluiten om na zo’n schikkingsgesprek de juridische procedure af te breken, zo blijkt uit de jaarverslagen van het CBE. Het komt maar zelden tot een zitting van de beroepscommissie.

Toon is achteraf blij dat zijn vader en niet hijzelf naar dat gesprek ging. “Zo’n situatie is behoorlijk intimiderend. Je zit als student tegenover twee docenten en een bemiddelaar die medewerker aan dezelfde faculteit is.”

Het gesprek leverde desondanks weinig meer op dan irritatie over de hautaine houding van de farmaciedocenten. Deze gaven toe dat er schoonheidsfoutjes gemaakt waren, maar ze vonden dat ze voldoende toeschietelijk waren geweest.

“Dat is wel een moment waarop je denkt: hier breek ik niet doorheen”, zegt Toon. “Je gaat je ook afvragen of je je eigen ruiten ingooit. Misschien moeten dezelfde docenten jou straks opnieuw beoordelen.”

Toon zette de juridische procedure door, ook al trokken de twee andere studenten zich terug. “Die kozen eieren voor hun geld.”

De uitspraak
Na een zitting van het CBE half juni kwam het verlossende woord: Toon mocht herkansen. Het CBE vond dat de opleiding in strijd handelde met het eigen Onderwijs en Examenreglement (OER).

In dat OER staat dat elke student die een 4 of hoger scoort en aan alle inspanningsverplichtingen voldoet recht heeft op een herkansing. Toon had als enige cijfer een 7 voor zijn mondeling gekregen en verder aan alle cursusverplichtingen voldaan.

Het CBE sprak zich uiteindelijk niet over de groepsgewijze beoordeling bij groepsopdrachten, maar Toon was vanzelfsprekend erg blij met het oordeel.

Over de gehele procedure is hij uiteindelijk veel minder te spreken. “Waarom hebben de docenten mij niet eerder een herkansing geboden? Nu moest ik een ingewikkelde weg afleggen door een woud van bureaucratische regels en zat ik lang in onzekerheid.”

De student meent dat het vasthouden aan het eigen gelijk illustratief is voor de houding van veel docenten bij Farmacie. “Je bent meestal toch maar een studentje. In een laatste mail aan mijn docenten schreef ik daarom dat ik hoop dat ze van mijn zaak iets geleerd hebben.”

De reactie van Farmacie:

Met de uitspraak van het CBE kan hoogleraar Herman Vromans heel goed leven. “Onze criteria bleken niet overeen te stemmen met de regels, daarom is Toon in het gelijk gesteld. Dat is prima.”

Maar dat betekent niet dat zijn opleiding de student eerder tegemoet had kunnen of moeten komen, vindt de voorzitter van het vak Toegepaste Farmacie.

In een cultuur waarin studenten steeds vaker protest aantekenen tegen een oordeel van een docent, is die ruimte er volgens hem niet. De mate waarin een student studievertraging zegt op te lopen, kan ook niet van invloed zijn.

“Volgens de normen moest de student het vak overdoen. Als we in zo’n geval een extra herkansing geven, staan er binnen een half uur tien anderen voor de deur.”

Vromans vindt bovendien nog steeds dat Toon tekort is geschoten. “Bij twee opdrachten was het werk niet voldoende.”

Dat Toon is beoordeeld op de prestaties van andere studenten, erkent de hoogleraar. “Vanwege de grote aantallen studenten werken wij met groepsbeoordelingen. Dat is niet ideaal, maar studenten zijn hieraan gewend. Bovendien moet je later ook de verantwoordelijkheid nemen voor het werk van collega’s.”

Inmiddels is de beoordeling binnen het vak aangepast: studenten krijgen nu tussentoetsen. Vromans: “Dat is niet zozeer vanwege deze zaak gebeurd, maar om te waarborgen dat studenten de hele stof bestuderen.”

De hoogleraar kan zich weinig voorstellen bij de intimiderende of eigengereide houding van docenten die Toon schetst. “Die komt zeker niet naar voren uit cursusevaluaties. Wij zijn er ook niet op uit om mensen te laten zakken. Integendeel, zou ik bijna zeggen. De druk om studenten snel door de opleiding te jassen is groot.”

Vromans vindt juist dat de vader van Toon zich agressief opstelde. “Die dreigde met een kort geding en uitte op luide toon allerlei aantijgingen die ik zeer ongepast vond. Bovendien werden studenten geronseld om te getuigen. Een studente vertelde me overigens dat vrijwel niemand daar reden toe zag.”

Die gang van zaken heeft Vromans bevreemd. Met Toon had hij niet eerder negatieve ervaringen. In het vak zelf was hij bij geen van de opdrachten zijn begeleider of beoordelaar.

“Ik snap niet dat hij zich tijdens de schikkingszaak niet heeft laten zien. Ik heb hem geschreven dat hij óók iets van de zaak kan leren. Als je denkt dat de wereld vol vijanden zit die je ook als zodanig moet benaderen, dan kun je het nog heel moeilijk krijgen.”

Advertentie