Iedereen blij op feestje van de Wetenschapsagenda

Bijna twaalfhonderd nieuwsgierige vragen zijn teruggebracht tot een soort reisgids door de wetenschap. Iedereen die eraan meegewerkt heeft, is trots op de Nationale Wetenschapsagenda. Maar een ‘investeringsagenda’ is er nog niet.

Langzaam stroomt de zaal in Den Haag vol. Op de achtergrond verschijnen op grote schermen 140 mooie foto’s en afbeeldingen om alle vragen aan de wetenschap te illustreren. Een kind met schmink, een molecuul, lachende bejaarden, een moslima die aan het bidden is met een McDonalds-bakje in haar handen, sterren en planeten, enzovoorts.

De wetenschapsagenda bestaat uit 140 vragen in vijf hoofdstukken, met zestien exemplarische routes erdoorheen. Klinkt dat abstract? Het gaat erom dat iedereen met enige interesse in de wetenschap via de agenda te weten kan komen wie er allemaal aan dezelfde vraag werken, wellicht vanuit andere disciplines en ideeën.

Minister Bussemaker, staatssecretaris Dekker en minister Kamp luisteren het feestje op, net als de voorzitters van wetenschapsorganisaties KNAW en NWO, universiteitenvereniging VSNU en de Vereniging Hogescholen. Maar alle aandacht gaat natuurlijk naar Alexander Rinnooy Kan en Beatrice de Graaf, de voorzitters van de Nationale Wetenschapsagenda.

Ze hebben vreselijk veel geïnteresseerde mensen ontmoet, zeggen ze. En ze hadden nooit gedacht dat er zoveel vragen zouden worden gesteld. Het was alsof ze in de lucht een vliegtuig moesten bouwen. Een team van zeventig ‘juryleden’ heeft geholpen om de vragen te beoordelen (zijn ze te beantwoorden, is er al een antwoord, kunnen we hier in Nederland een antwoord vinden?) en ze te clusteren.

Minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker van Onderwijs en Wetenschap leggen de nadruk op de nieuwsgierigheid en het wetenschappelijke talent in Nederland. De agenda is een begin, geen sluitstuk. Hun collega Kamp van Economische Zaken praat liever over het “maatschappelijk en economisch rendement” dat de wetenschap op moet leveren.

En de strijd om geld is eigenlijk ook al losgebarsten. Want universiteiten, hogescholen en kennisinstellingen gaan natuurlijk een ‘investeringsagenda’ opstellen voor deze wetenschapsagenda, kondigen ze aan.

Minister Bussemaker wil daar na afloop nog niet op ingaan. “Als minister van wetenschap ben ik altijd blij met extra geld voor onderzoek. Maar er zijn ook andere dingen belangrijk. We moeten nu vooral de discussie over samenwerking in de wetenschap aangaan.”

Ze is heel blij met de agenda. Hij is anders geworden dan ze dacht, maar eigenlijk wist ze van tevoren niet precies hoe hij eruit moest zien. “Ik wist vooral wat ik niet wilde: een paar wijze heren – helaas doorgaans heren - die wel even zullen aanwijzen welke wetenschapsgebieden belangrijk zijn. Dan weet je van te voren wel welke onderwerpen ze gaan noemen. Dit is iets anders, dit is uniek.”

Maar die investeringsagenda leeft wel bij het publiek. De betrokkenen denken aan een half miljard, zeggen zowel Jos Engelen van NWO als José van Dijk van de KNAW.

Alexander Rinnooy Kan is het daarmee eens. “Maar dat staat eigenlijk los van de wetenschapsagenda. Ik zeg al veel langer dat er meer geld naar de wetenschap moet. Als je de uitgaven aan wetenschap in Nederland met andere landen vergelijkt, is dat geen vrolijk stemmend beeld. Maar hopelijk kan deze wetenschapsagenda een volgend kabinet daarvan overtuigen.”

Advertentie