Koloniaal erfgoed van de UU; wat schuilt achter de Nias-maskers?

De maskers in het Rijksmuseum. Eigen foto Paul Voogt.

In tijden van corona is het wat lastig om de Nias-maskers te gaan bekijken in de kelder van het Carolien Bleekergebouw in De Uithof. Ergens in een van de grote schuiflades in het depot van het universiteitsmuseum liggen zo’n dertig exemplaren. Op foto’s en tv-beelden geven de witte gezichtsafdrukken met gesloten ogen een ietwat duistere en naargeestige indruk, alsof ze hebben gefigureerd in een horrorfilm.

In het Rijksmuseum hangen nog eens zo’n dertig van dergelijke maskers, allen eigendom van de Universiteit Utrecht. Als in Amsterdam binnenkort de afdeling Twintigste Eeuw wordt aangepast, keren die terug naar het UMU, zoals het Universiteitsmuseum zich sinds kort officieel noemt.

In 2022 - na de grootschalige renovatie van het museum - moeten de gipsen afdrukken van de gezichten van 64 bewoners van het Indonesische eiland Nias een van de hoogtepunten gaan vormen in de nieuwe opstelling aan de Lange Nieuwstraat. Mét een veel rijker verhaal dan nu bekend is.

Het bijzondere is dat de namen van de mannen bekend zijn

De komende jaren vormen de maskers die aan het begin van de vorige eeuw werden gemaakt door de Amsterdamse fysisch antropoloog Kleiweg de Zwaan, immers het middelpunt van een bijzonder samenwerkingsproject met het museum Pusaka Nias. “We gaan op zoek naar het antwoord op de vraag hoe de huidige bevolking van Nias tegen de objecten aankijkt”, zegt UMU-directeur Paul Voogt.

Het museum op het eiland zal kopieën van de maskers gaan tonen. Ook komt er een samenwerkingsproject tussen Nederlandse en Indonesische wetenschappers. Tenslotte zal via een citizen science-project getracht worden de nazaten te achterhalen van de eilandbewoners van wie aan het begin van de vorige eeuw gipsen gezichtsafdrukken werden gemaakt. Voogt: “Het bijzondere is dat de namen van de mannen en van de dorpen waar ze woonden bekend zijn.”

Bij de heropening in 2022 wil het UMU al enkele resultaten van het onderzoeksproject kunnen tonen in een deeltentoonstelling over het gebruik van verschillende soorten bronnen in de wetenschap.

De maskers zijn voor zover we weten onze meest controversiële objecten die we hebben

Het project maakt onderdeel uit van het veel grotere NWO-onderzoeksprogramma Pressing Matter dat in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda eind vorig jaar een subsidie van 3,5 miljoen kreeg. Met dat geld wordt de herkomst van koloniale objecten in verschillende Nederlandse musea onder de loep genomen.

Daarnaast wordt er samen met organisaties en mensen uit de landen waar de objecten vandaan komen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de betekenis en de waarde die de koloniale collecties voor hen hebben.

De Utrechtse Spinozawinnaar en hoogleraar Religiewetenschappen Birgit Meyer is een van de drijvende krachten achter het project.Paul Voogtred.jpg
Fotograaf: Ivar Pel

Voogt: “Pressing matter is een initiatief van de Vrije Universiteit en het Nationaal Museum van Wereldculturen. Zij wilden heel graag de wetenschappelijke collecties van universiteitsmusea erbij betrekken en klopten bij mij aan. Ik dacht toen al snel aan de maskers. Dat zijn naar mijn idee wel de meest controversiële objecten die we in bezit hebben.”

Het NWO-project Pressing Matter en de wetenschappelijke interesse komt mede voort uit de prangende discussie over wie zich nu de legitieme eigenaar mag noemen van de koloniale objecten in westerse musea. Dat debat werd wereldwijd op scherp gezet toen de Franse president Macron tijdens een bezoek aan Burkina Faso in 2017 de teruggave van Afrikaanse kunstschatten bepleitte.

Hoewel het bij de Nias-maskers niet gaat om ‘roofkunst’ sluit het onderzoek toch naadloos aan bij de gedachte achter het Pressing Matter-project. Daarbij gaat het er immers om de verschillende herkomstgeschiedenissen van objecten te onderzoeken, en dus niet alleen die van geroofde koloniale schatten.  

Dat fysisch antropologisch onderzoek is in een wrang daglicht komen te staan

Wie zich in de Nias-maskers verdiept, krijgt al snel zicht op de ongelijke verhoudingen in de koloniale tijd én op een wetenschapspraktijk die tegenwoordig een heel andere lading heeft dan honderd jaar geleden.

Johannes Pieter Kleiweg de Zwaan nam in 1907 en 1910 deel aan expedities naar het toenmalige Nederlands-Indië. Hij was een medicus met een grote interesse in de fysische antropologie, maar ook in de sociale en culturele antropologie.

Hij beschreef vooral de bewoners van Nias, bekend als het eiland waar de VOC ‘slaven’ kocht. Daarvoor onderzocht hij hun lichamelijke gesteldheid, maar ook hun leefomstandigheden en hun gebruiken en publiceerde daarover. Beschouwend, zonder te oordelen.

Tijdens een reis in 1910 naar Nias bevonden zich in de bagage van Kleiweg de Zwaan enkele flinke Verkadeblikken gipspoeder. Daarmee maakte hij afdrukken van de gezichten van 64 mannelijke eilandbewoners. Eerder had hij ook van andere archipelbewoners dergelijke maskers gemaakt, waarvan een aantal in bezit zijn van het Amsterdamse museum Vrolik.

Kleiweg de Zwaan was geïnteresseerd in de lichamelijke verschillen tussen groepen mensen. Op basis van allerlei metingen probeerde hij raskenmerken te reconstrueren. Zo verrichte hij onder meer onderzoek naar de hoofdomvang, de lengte van de ledematen, skeletbouw en huidskleur. Maskers werden gezien als driedimensionale foto’s die meer details en nuances konden laten zien dan normale foto’s.

Het maken van de maskers was geen pretje voor wie het moest ondergaan, zo schrijft de Leidse historicus Fenneke Sysling. Men moest lang met gesloten ogen op de rug blijven liggen met een dikke plak gips op het gezicht. Ademen kon alleen door een rietje. Met geschenken en trucjes, moesten de bewoners worden overgehaald om mee te doen. Mogelijk dat het soms ook gevangenen betrof.

Nadat het gips van gelaat was verwijderd, werd het gedroogd en in kisten naar Nederland overgebracht. In de gezichtsafdrukken liet Kleiweg de Zwaan opnieuw gips gieten. Die nieuwe kopieën werden ter beschikking gesteld aan geïnteresseerde vakgenoten, onder meer in Utrecht. Bijzonder is dat het UMU nu in bezit is van een hele serie afgietsels.Nias-Maskers-002red.jpgFoto: Eigen collectie UMU

Volgens Paul Voogt is er uiteindelijk nooit wetenschappelijk onderzoek verricht met de maskers. De wetenschappelijk opvatting dat je specifieke kenmerken zou kunnen aflezen aan het uiterlijk verloor in de twintigste eeuw al snel aan geloofwaardigheid.  Voogt: “En door de Tweede Wereldoorlog is dat soort onderzoek natuurlijk helemaal in een wrang daglicht komen te staan.”

Het is nu duidelijk wanneer kunst moet worden teruggegeven

Als uitvloeisel van het NWO-onderzoek naar de maskers zou ook de vraag op tafel kunnen komen of de maskers misschien terug zouden moeten naar Indonesië. In een rapport adviseerde de Raad van Cultuur vorig jaar dat geroofde kunst en objecten onverkort terug moet naar het herkomstland als daartoe een verzoek komt. Daarnaast zouden ook verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen die op een andere wijze in Nederland terecht zijn gekomen – bijvoorbeeld de maskers - in overweging moeten worden genomen. Maar voor dat soort zaken wordt een aparte commissie opgericht.

Voogt is blij met het advies. Voorheen hing het volgens hem af van de goede wil van een museum of een museumdirecteur of iets werd teruggegeven. De Universiteit Utrecht stuurde bijvoorbeeld in 2003 een geologische collectie terug naar Indonesië. Maar bij exceptionele objecten duurt het proces vaak erg lang. In Nederland geldt dat bijvoorbeeld voor het kanon van Kandy, in bezit van het Rijksmuseum. Voogt: “Nu is er een duidelijke beleidslijn.”

Overigens staan de meeste landen helemaal niet zo te trappelen om collecties over te nemen, aldus Voogt. Hij verwijst naar de verwikkelingen rondom de opheffing van het Delftse museum Nusantara dat grote delen van de collectie wilde repatriëren naar Indonesië. De regering in Jakarta toonde uiteindelijk weinig belangstelling.

Mocht er toch een verzoek tot teruggave van de maskers komen, dan staat Voogt daarvoor open. Maar het lijkt hem sterk dat hij dat kan verwachten. “Het museum in Nias krijgt de beschikking over nieuwe kopieën. Die zijn niet van gips, want dat materiaal is in het klimaat daar niet lang houdbaar.”

Belangrijker vindt Voogt dat het project tegemoet komt aan enkele andere adviezen die de Raad van Cultuur mede op basis van wensen van musea uit de herkomstlanden geeft. “Waar musea daar vooral behoefte aan hebben is uitwisseling van kennis en samenwerking. De Raad van Cultuur zegt tegen ons: onderzoek wat je hebt, deel die kennis, wissel ervaringen uit en gebruik de resultaten in je eigen tentoonstellingen. Met al die vier zaken maken wij nu een begin.”

We weten niet van alle objecten hoe we eraan gekomen zijn

De UMU-directeur hoopt dat het onderzoek naar de Nias-maskers het startpunt zal zijn van verder onderzoek naar de herkomst van de museumcollectie. Daarvoor zegt hij de wetenschappers van de universiteit nodig te hebben. Hij roept Utrechtse onderzoekers op om mee te werken.

Historicus Remco Raben heeft al aangegeven geïnteresseerd te zijn om samen met studenten projecten op dat vlak op te zetten. Hij is van plan in de komende jaren onderzoek te doen ‘naar de koloniale grondslagen van de universiteit en de wetenschapsbeoefening’, zo laat hij DUB in een mail weten. “Dus niet alleen bij geschiedenis of antropologie, wat voor de hand ligt, maar ook bij diergeneeskunde, medicijnen, biologie, rechten, geologie etc.”

Het museum heeft volgens directeur Voogt meer dan 200.000 objecten in bezit. Het is een ondoenlijke taak om in kaart te brengen hoe de universiteit die allemaal in bezit heeft gekregen. “We weten meestal wel waar iets vandaan komt, maar niet altijd hoe de universiteit er ooit aangekomen is. Neem onze grote natuurhistorische verzameling. Soms zijn objecten door wetenschappers zelf verzameld, soms gekregen, soms besteld bij handelaren en soms gekocht van dierentuinen.”

Volgens Voogt beschikt het museum niet over kunstschatten die overheden elders in de wereld zouden willen claimen. “Maar bij verschillende objecten zou het zeker interessant zijn om zicht te krijgen op de herkomstgeschiedenis en wat die ons vertelt over het verleden maar ook over hedendaagse verhoudingen. Ik denk niet dat we echt roofkunst in bezit hebben en de maskers zijn bij mijn weten echt het meest controversiële, bekeken vanuit het hedendaagse standpunt. Maar zeker weten doe ik het dus niet. Daarvoor is meer onderzoek nodig.”

Kijk hier naar een item van RTV Utrecht over de maskers.

Advertentie