Liesbeth Woertman blijft dat verwonderde meisje uit Sterrenwijk

Liesbeth Woertman, foto's: Ivar Pel

De ironie. Liesbeth Woertman (64) was door een blad voor 50-plusvrouwen geïnterviewd over haar boek Je bent al mooi. Kern van het interview: schoonheid heeft niet zoveel met perfectie te maken, maar wel met levendigheid. Toen het blad op haar deurmat in Wijk bij Duurstede belandde en de hoogleraar het opensloeg, kreeg ze zowat een hartverzakking. Haar gezicht was geheel rimpelvrij gefotoshopt. “Ik zag eruit als iemand van 30. Ik vond het verschrikkelijk! Als ze er met belichting voor gezorgd hadden dat ik er op m’n aardigst had uitgezien, prima. Maar dit was geen gezicht.”

De ander die je een schoonheidsideaal oplegt. Was het maar een incident. Woertman denkt terug aan een reclame van een antirimpelcrème. “Een man wil een foto maken van zijn vrouw op een grasveld. Hij zoomt in terwijl de achtergrondmuziek steeds treuriger wordt. Wat blijkt: zijn vrouw heeft rimpels! De vrouw gaat naar huis en smeert zich vol schaamte in met een goedje. Twee weken, later: zelfde scène. De man zoomt in, ziet geen rimpels meer, gooit de camera weg, rent op zijn vrouw af en omhelst haar. Ik vind het de meest schofterige reclame die er bestaat.

Het gaat om kijken met het oog van je hart

“Gelukkig is de werkelijkheid anders. Degene van wie we houden, vinden we prachtig. Het gaat om kijken met het oog van je hart. Je vindt iemand mooi, maar niet omdat diegene perfect is. Als wetenschapper probeerde ik daar onderzoek naar te doen: wanneer ervaren we schoonheid?

“Zo doet het er veel toe met wie je jezelf vergelijkt. Als ik mijn uiterlijk zou spiegelen aan dat van mijn studenten, lag ik de hele dag snikkend onder mijn bureau. Maar als jij jezelf gewoon vergelijkt met doorsnee mannen van jouw leeftijd, in plaats van opgeblazen anabole steroïden slikkende mafkezen, dan blijken wij Nederlanders behoorlijk tevreden met ons uiterlijk. Ik probeer schoonheid weer een beetje terug te geven aan het leven. Aan plezier, hartstocht, passie, aan vergankelijkheid. Een vaas met tulpen waarvan de blaadjes loslaten kan ook prachtig zijn.”

Wie van jullie denkt dat ik een jongen ben?

Woertman denkt niet lang na voor ze dingen zegt. Het zijn sporen van een jeugd in Sterrenwijk en Oudwijk, allebei van oudsher Utrechtse arbeidersbuurten. Collega’s en leidinggevenden aan de Universiteit Utrecht, waar ze 32 jaar werkte, moesten wel eens wennen aan die directheid. Studenten niet. Veel jongeren met issues wisten haar te vinden, zagen in haar een vertrouwenspersoon. Vroeger sprong ze al in de bres voor kinderen met wie iets was. ‘Reneetje, heette hij. Een minder begaafd jongetje. Elke ochtend nam ik hem mee naar school. Eén keer begon een jongen hem te duwen. Ik sprong er direct tussen, werd razend. ‘Lafbek! Kun je wel?’ Ik stond helemaal te shaken, maar de jongen hield op.’ Sindsdien voelen jongeren aan dat Liesbeth ze onder haar hoede kan nemen. Iedereen hield van haar stijl. Meerdere malen werd ze docent van het jaar. Van haar opleiding én een keer van de hele universiteit.

“Ik deed mijn stinkende best om te snappen op welk kennisniveau mijn studenten zaten. Daarom maakte ik nooit een les vanuit mezelf. Als ik al slides gebruikte, kwam ik niet verder dan de eerste. Direct ontstond er een gesprek, zelfs in een collegezaal met vijfhonderd mensen. Dan stelde ik voor het vak genderidentiteitsontwikkeling een vraag: ‘Wie van jullie denkt dat ik een jongen ben?’ ‘Hè, niemand? Wat gek, want ik heb een broek aan.’ Zo bouwde ik het op. Ik zei: ‘Stel dat één van mijn mannelijke collega’s een lijntje potlood onder zijn ogen doet. Hij komt op en hij geeft dit college. Wat denk je dan?’ Dan begonnen sommigen: ‘Ja, hij zal wel homo zijn.’ Ik zei: ‘Dat is wonderlijk, dus jij denkt niet, terwijl ik in een broek aankom: dat is een travestiet?’ Zo gingen we eindeloos door. Ik wilde mensen bewust maken van hun eigen beelden over wat een man en wat een vrouw is. En dat iedereen de hele dag loopt te discrimineren. Dat woord betekent gewoon onderscheid maken. Dat doen we continu.”

Bij elk diploma dacht ik: zou ik het volgende ook kunnen?

Ze denkt dat ze zwarte mensen begrijpt. “Ook als je uit een arbeidersmilieu komt, voel je dat je niet helemaal op dezelfde manier gewaardeerd wordt als mensen uit de middenklasse of de upper class. Als meisje had ik al snel door wat echt en onecht was. Ik vond het verwonderlijk dat mensen met het meeste geld vooraan in de kerk mochten zitten. Dat waren vaak niet de aardigste mensen. Ze deden nogal neerbuigend.’

Onbewust ontgroeide ze haar milieu, zonder dat ze haar afkomst zou verloochenen. Ze las veel, dacht over alles na. Een vroege zwangerschap stond haar ontwikkeling niet in de weg. Na de moedermavo volgde ze de havo. “Als je mijn cv ziet, denk je: die mevrouw is heel ambitieus, maar zo is het helemaal niet gegaan. Bij elk diploma dacht ik: zou ik het volgende ook kunnen? Ik zat eigenlijk te wachten tot ik ergens tegengehouden werd. Dat ik iets niet zou kunnen. Iedere keer ontstond een vreemd verlangen naar nieuwe werelden die zich openden.”

Kinderlijk leuk vond ik het om uit een soort verkleedkist mijn toga en pet te halen

Het bracht haar naar de universiteit. “Ik kende alleen maar van die aardse beroepen waarbij mensen zich in het zweet moesten werken voor hun geld. Hier kon ik op m’n luie reet blijven zitten en prachtige teksten lezen. Helemaal in de geschiedenis van iets duiken. Ik vond het een feest dat dit bestond.” Ze promoveerde naast haar baan als docent en werd hoogleraar en onderwijsdirecteur. “Dat hoogleraarschap. Nooit over nagedacht. Kinderlijk leuk vond ik het om uit een soort verkleedkist mijn toga en pet te halen en weer op te zetten.”

Zo bleef ze zichzelf verrassen. Het was de bedoeling om als onderwijsdirecteur afscheid van de universiteit te nemen. Tot ze in 2017 ziek werd. Kanker. “Ik heb me nog nooit zo kwetsbaar gevoeld als in dat ziekteproces. Alles is uit mijn handen geslagen. Statistisch gezien had ik goede overlevingskansen, maar ik voelde me ongelooflijk ziek. Kon niets. Dat vond ik heel confronterend. Ik hoef niet per se heel oud te worden, maar wel op een waardige manier. Ik wil kunnen blijven leren. Daarom blijf ik elk jaar iets doen wat ik nog nooit eerder heb gedaan. Want ik weet niet wat ik nog meer in huis heb.” 

Het idee van veel publiceren en onderzoek doen is doorgeslagen

Ze genas. De laatste jaren was ze vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit, voorzitter van een examencommissie en coach van juniordocenten. Het liefst had ze haar eerdere werk opgepakt: bouwen aan onderwijs met een kleinschaliger karakter. “In de loop der jaren is de UU minder mijn universiteit geworden. Vooral jonge docenten draaien het onderwijs, het idee van veel publiceren en onderzoek doen is doorgeslagen en ook de internationalisering is extreem. Ik ben van de generatie die graag zijn studenten wil leren kennen. Door een afstandelijke manier van tentamineren, met meer multiplechoicevragen, zijn we consumenten gaan kweken, in plaats van toekomstige professionals die hun vak willen begrijpen. Ik heb wel wat kunnen veranderen, maar stuitte ook op weerstand.

“De hervorming van het eerste jaar van psychologie is goed gelukt. We koppelden het tutoraat en het mentoraat aan de werkgroepen, zodat docenten nabijer waren en studenten zich meer thuis gingen voelen. Het liefst zou ik zien dat het statusverschil tussen hogeschool en universiteit verdwijnt. Psychologie is veel te academisch geworden en bijna losgezongen van de gezondheidszorg. Nu leveren we mensen af die nauwelijks een patiënt of een cliënt hebben gezien. Die leren het vak pas na hun studie. Dat is toch gek?”

Waarom leven we niet meer intergenerationeel?

Directeurschap zat er niet meer in. De scherpte van voor haar ziekte kreeg ze niet terug. Woertman is lovend over de opstelling van haar werkgever, die meedacht en haar niet zomaar buiten de deur zette. Nu is ze met emeritaat, maar moet ze door corona wachten op een officieel afscheid. Ze werkt aan een boek over ouderdom, met als werktitel Het mooiste voor het laatst.

“We doen er alles aan om er niet oud uit te zien. Ontzettend veel mensen verven hun haar. Onze cultuur zet ouderen heel negatief neer. Tijdens de coronacrisis worden termen als dor hout en afgeleefd gebruikt. Terwijl we feitelijk steeds ouder worden met elkaar. Mijn boek gaat over acceptatie van het ouder worden, over hoe mooi ook aftakeling kan zijn. En over hoe mensen kunnen samenleven.

“Ik vind het fantastisch dat Jan Terlouw jongeren oproept om samen een manifest te maken voor een betere wereld. Levenservaring moeten we waarderen. Waarom leven we niet meer intergenerationeel? Ik prijs mezelf gelukkig met vrienden uit allerlei leeftijdscategorieën. Twee van mijn beste vriendinnen zijn in de dertig.”

Ik ga in vol ornaat

Haar nieuwe levensfase heeft geen plattegrond. “Dat is eng. Voor het eerst in mijn leven is mijn perspectief veranderd. De toekomst is korter geworden en ik hoef ook niet meer zoveel. Ik heb de neiging tot melancholie, tot somberheid. Dus zorg ik voor structuur, zonder dat ik mezelf voorbij loop.”

Het boek geeft focus. En haar afscheidsrede loopt niet weg. “Ik ga een beroep doen op het onderwijs om open te staan voor mensen die niet uit een academisch milieu komen. Mensen die het nog niet gemaakt hebben, kunnen altijd opbloeien. Een mens heeft vele gezichten, het is maar net wat er aangesproken wordt.” Ook tijdens dat officiële afscheid gaat het meisje uit Sterrenwijk zich weer verwonderen. “Ik ga sowieso in vol ornaat. En het moet in een mooie ruimte plaatsvinden. Niet in een lullig kamertje achteraf.”

Advertentie