'Mannen zijn niet getalenteerder dan vrouwen'

Illustratie DUB

Bètadecaan Isabel Arends weet nog goed hoe twaalf jaar geleden in haar “clubje” met jonge opkomende wetenschappers, de ene na de andere man hoogleraar werd. En zij niet. Hier klopt iets niet, dacht ze. “Waarom worden zij gevraagd en ik overgeslagen?” Ze besloot actie te ondernemen en wat bleek: mensen dachten niet dat ze hoogleraar wilde worden. “Dus liepen ze om mij heen totdat ik ging roepen dat ik dat wilde.”

Het is een anekdote die Arends weleens gebruikt als ze met vrouwelijke wetenschappers praat die zeggen dat zij geen kansen krijgen en mannen wel. “Als ik ze vraag of ze zelf hebben aangegeven dat ze willen doorgroeien, dan zitten ze mij vaak niet begrijpend aan te kijken.” Daarmee probeert ze niet te zeggen dat het hun eigen schuld is dat kansen aan hun neus voorbij gaan, maar wél dat universitaire maatregelen niet de enige sleutel zijn tot een betere man-vrouwverhouding.

‘Manier om iedereen wakker te schudden’
De afgelopen jaren nam het aantal vrouwelijke hoogleraren binnen de Bètafaculteit toe van 5 naar 17 procent. En van de promovendi – de talentpool zoals Arends het noemt - is op dit moment bijna 40 procent vrouw. De verschillen binnen de faculteit zijn groot. Bij de disciplines waarvoor de bèta's extra sectorplangelden krijgen (wiskunde, natuurkunde, scheikunde en informatica) is bijvoorbeeld slechts 11 procent van de hoogleraren vrouw. De faculteit blijft daarmee achter ten opzichte van de rest van de universiteit. Binnen de hele UU is één op de vier hoogleraren vrouw en bijna de helft van de promovendi.

“Er is dus nog genoeg te doen”, aldus Arends. “Mannen zijn niet getalenteerder dan vrouwen.” Maar er is nooit overwogen om vacatures de eerste zes maanden uitsluitend open te stellen voor vrouwen, zoals sinds 1 juli in Eindhoven gebeurt. Volgens Arends omdat het aantal vrouwen in wetenschappelijke posities daar lager ligt dan in Utrecht. Zo was in 2018 in Eindhoven 12,3 procent van de hoogleraren vrouw en wil de TU dit in 2020 opgekrikt hebben naar 20 procent.

“Dat Eindhoven vacatures alleen openstelt voor vrouwelijke wetenschappers moet gezien worden als een manier om iedereen wakker te schudden”, vervolgt Arends. “En ik steun hen daar van harte in. Ook in Utrecht komt hierdoor de discussie opnieuw op gang. Mensen vragen zich af: wat vinden wij van dit beleid? En wat doen we zelf om meer vrouwen aan te trekken? Het is heel belangrijk dat je dat soort gesprekken voert met de wetenschappelijke staf in de departementen en hen meeneemt in waarom het belangrijk is om een goede man-vrouwverhouding te hebben.”

Arends en Ageeth Bakker zijn niet bang dat al het vrouwelijke talent nu in Eindhoven zal solliciteren en Utrecht dus meer moeite zal hebben om vrouwen te vinden. Bakker: “Wij kunnen laten zien dat hier al vrouwelijke wetenschappers werken en wat wij de afgelopen jaren voor hen hebben gedaan. We hebben een track record.” Zo besloot de faculteit extra financiële middelen te reserveren zodat een zwangerschap niet ten koste gaat van promotietijd van een vrouwelijke promovendus. Inmiddels is dat landelijk beleid. En sinds een jaar of vijf worden er posities speciaal voor vrouwen beschikbaar gesteld, onder andere via het Westerdijk Fellowship. Daarnaast is bij het opstellen van het nieuwe sectorplan vanuit de Utrechtse bèta's afgesproken dat de helft van de nieuwe posities die vervuld zal worden, naar vrouwen en kandidaten met een diverse achtergrond gaat.

‘Loopbaan mannen wordt begrensd’
Zulke maatregelen kunnen niet alleen maar op lof rekenen. Zo heeft antidiscriminatiebureau Radar bij het College van de Rechten voor de Mens (CRM) de vraag neergelegd of je mannen mag uitsluiten bij een sollicitatieprocedure om een scheve verhouding op de werkvloer recht te trekken, zoals de TU Eindhoven doet. Volgens Radar hebben zij meerdere klachten gekregen van mannen die zeggen dat zij door de universiteit zijn afgewezen vanwege hun geslacht of om die reden überhaupt niet hebben gesolliciteerd. In 2012 oordeelde het CRM dat een voorkeursbeleid van de TU Delft niet in strijd was met de gelijkebehandelingswetgeving, omdat de universiteit had aangetoond dat er een ernstige achterstand was van het aantal vrouwelijke wetenschappers en andere initiatieven niet hadden geleid tot meer vrouwen aan de top.

Ook in reactie op de Westerdijk Fellow hoorde de bètafaculteit dergelijke geluiden. Bakker: “Er zijn mannen die zeggen dat hun loopbaan begrensd wordt doordat er op die manier een positie minder voor hen is. Dat zijn signalen die je serieus moet nemen, want ieder signaal waar je niet serieus mee omgaat kan veranderen in een tikkende tijdbom. Je moet daarom het gesprek aangaan over het feit dat de loopbanen van vrouwen op dit moment niet voldoende tot ontwikkeling komen en dat dat niet iets is wat uit zichzelf verandert. En je moet uitleggen waarom het wel belangrijk is om een fatsoenlijk percentage vrouwen te hebben. We willen als faculteit andere talenten binnenhalen, een ander, inclusiever werkklimaat creëren en een al langer bestaande ongelijkheid opheffen. We hebben nu te weinig vrouwen die als rolmodellen kunnen fungeren voor studenten en stafleden. Daarnaast moet je zo'n man laten zien dat een Westerdijk-plek niet de enige plek voor hem is.”

Arends wil daarnaast niet meer horen dat zulke vrouwen bestempeld worden als ‘excuustruus’, waarmee gesuggereerd wordt dat vrouwen niet aangenomen worden vanwege hun kwaliteiten, maar vanwege hun geslacht. Het is een opmerking die ook klonk na haar eigen benoeming twee jaar geleden. “Een vrouw, wat toevallig met dat overdreven gehuil om meer diversiteit”, schreef iemand destijds. Arends: “Op dat soort opmerkingen heb ik altijd een heel simpel antwoord: ‘Wij hebben zo veel sollicitatiecommissies. De kans dat je daar doorheen komt als excuustruus is gewoon nul. Als niemand voldoet, dan blijft de positie open. Maar er zijn gewoon enorm veel getalenteerde vrouwen en de universiteit kan het zich niet veroorloven om die maar te laten lopen.” De negatieve reacties voeren echter niet de boventoon. Bakker: “Je ziet dat mensen over de dam zijn.”

Dat neemt niet weg dat een betere man-vrouwverhouding, een zaak van de lange adem is. Arends relativeert: “Als je zegt: ‘we vervullen vanaf nu 50 procent van alle open posities door vrouwen’, dan kan je uitrekenen hoe lang het nog duurt voordat we niet 17 maar 27 procent vrouwelijke hoogleraren hebben bij bèta. Dat duurt dan nog 20 jaar. Het is namelijk niet zo dat hoogleraren ieder jaar van functie wisselen. Je hebt dus veel minder mobiliteit dan in het bedrijfsleven. Dat is een lastig aspect aan het verbeteren van de man-vrouwverhouding binnen het universitaire systeem.”

Advertentie