Ophef over dierproeven met lama's lijkt gebaseerd op misverstand

De één ziet ze als een noodzakelijk kwaad, de ander vindt dat je er direct mee moet stoppen. Dierproeven zijn altijd voer voor discussie. Onlangs nog ontstond enig ophef over proeven met lama’s van een bedrijf in De Uithof. Wat is er aan de hand? Een uitleg in zes stappen.

De Staatscourant meldde op maandag 2 juni dat er een vergunning is verleend voor bedrijf QVQ BV in De Uithof om dierproeven te doen. De passage die de aandacht trok van dagblad De Telegraaf en voor enige ophef zorgde, was de volgende:

‘Indien een proef gepaard kan gaan met ernstig ongemak dat langer dan zeven dagen zal aanhouden, alsmede als geen verdoving zal worden toegepast dient daarvan bij de kennisgeving mededeling te worden gedaan.’

Een standaardformulering in een standaardprocedure, aldus proefdierdeskundige van de Universiteit Utrecht Harry Blom. "Want", zegt Mohamed El Khattabi van QVQ BV, "de proeven gaan gepaard zonder noemenswaardig effect op het welzijn van de dieren."

Blom en El Khattabi leggen uit wat de relatie is tussen het bedrijf, hoe het aanvragen van een vergunning voor het doen van proefdieren in z’n werk gaat en wat er nu precies gaat gebeuren met de lama’s waarmee QVQ proeven doet en waar die proeven toe dienen.

Waar gaat het onderzoek van het bedrijf QVQ BV over?
QVQ is een bedrijf dat zogeheten tracers ontwikkelt die zijn gemaakt van antilichamen die in bloed van lama’s voorkomen. Hiervoor vaccineert QVQ lama’s met een kleine hoeveelheid eiwitten van ziekteverwekkers. Het afweersysteem van de lama’s treedt in werking en maakt antilichamen aan. Precies op dezelfde manier waarop kleine kinderen antilichamen aanmaken als ze worden gevaccineerd tegen mazelen of rode hond. 

QVQ tapt vervolgens wat bloed af van de lama’s en isoleert de antilichamen. Zij gebruiken deze voor het maken van tracers. Deze kunnen worden ingespoten in een patiënt. In bijvoorbeeld een MRI-scanner is dan te zien waar de ziekteverwekker zich in het lichaam van de patiënt bevindt, doordat het antilichaam met de tracer zich aan de ziekteverwekker heeft vastgemaakt.

Door de tracer (dat kan bijvoorbeeld een lichtgevende stof zijn) is een ziekteverwekker makkelijker te vinden. Dat kan grote voordelen hebben bij bijvoorbeeld het opsporen van kanker, HIV of Alzheimer. Uiteindelijk wil QVQ de tracers gaan verkopen.

Waarom hebben ze daar lama’s voor nodig?
QVQ maakt gebruik van lama’s omdat de antilichamen van kameelachtigen een bijzondere structuur hebben, die ze zeer geschikt maakt om een tracer aan vast te maken.

Wat gebeurt er precies met de lama’s?
Er worden per immunisatie twee lama’s gebruikt, die elk maximaal vier keer een injectie krijgen in de borstspier in een periode van zes weken. Dit kan net als bij mensen een pijnlijke plek veroorzaken die rood wordt of zwelt. De dieren krijgen daarom ook een pijnstiller.

Na die zes weken wordt een bepaalde hoeveelheid bloed afgenomen. Het zou kunnen dat de dieren na een periode van vier weken, nogmaals een immunisatieronde krijgen.

Ze staan in deze periode op stal of in de wei bij Diergeneeskunde en worden verzorgd door gediplomeerde proefdierverzorgers. Nadat de proeven zijn afgelopen, gaan de lama’s terug naar de proefdierfokker, maar worden niet meer ingezet als proefdier. De dieren gaan dan bijvoorbeeld naar een boerderij waar ze voor hun wol worden gehouden.

De lama’s worden niet ziek gemaakt. Ze krijgen dus geen HIV, kanker of Alzheimer als gevolg van de immunisaties.

Wat is de relatie van QVQ met de universiteit?
QVQ is een klein, particulier bedrijf dat een Dier Experimenten Commissie (DEC) nodig heeft om een vergunning te krijgen voor het doen van dierproeven. De Universiteit Utrecht heeft samen het UMC Utrecht een DEC. Als bewoner van De Uithof komt QVQ dus vanzelf hier terecht en staan de proefdieren bij Diergeneeskunde op stal en in de wei.

Hoe werkt het aanvragen van een vergunning voor het doen van dierproeven?
Wie proeven met dieren wil doen, moet daarvoor een aanvraag indienen bij de staatssecretaris van Landbouw. Die stuurt een overheidsinspecteur langs die controleert of de aanvrager aan de lange lijst met eisen voldoet alvorens de aanvraag goed te keuren.

Nadat de staatssecretaris de vergunning heeft verleend, kan worden gewerkt aan het opstellen en indienen van een aanvraag voor een dierproef. Ook daarvoor moet een lange weg worden afgelegd. Zo moet de onderzoekaanvraag gegaan zijn via de proefdierlocatie die nagaat of de plannen uitvoerbaar zijn en via een proefdierdeskundige die kijkt of de wet wordt nageleefd. Vervolgens gaat de aanvraag via de Dier Experimenten Commissie (DEC). De DEC beoordeelt het voorstel op ethische gronden.

In de aanvraag moet precies staan wat de bedoeling is van het experiment en wat er precies met de dieren gaat gebeuren. De aanvrager mag niet afwijken van het ingediende plan. Er mogen dus niet ineens meer injecties worden gegeven of andere experimenten met de dieren worden gedaan.

De DEC bekijkt onder meer ook of voor het experiment echt dieren nodig zijn en of het aantal dieren tot een minimum wordt beperkt.

Wat is de rol van de Universiteit Utrecht hierin?
Omdat de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht elk een vergunning hebben voor het verrichten van dierproeven, kloppen kleine bedrijven op het Utrecht Science Park aan bij de UU of het UMC.

De UU en het UMC Utrecht werken op dit gebied nauw met elkaar samen. Samen maken ze gebruik van twee proefdierdeskundigen en van één DEC. Kleine proefdieren worden over het algemeen gehuisvest in het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium (GDL) in De Uithof en grotere dieren staan op het terrein van Diergeneeskunde en worden altijd verzorgd door speciaal opgeleide proefdierverzorgers.

De UU en het UMC Utrecht hebben zowel een vergunning om dierproeven te mogen doen en om proefdieren te mogen fokken, maar hebben geen vergunning om proefdieren te mogen leveren.

Meer weten over de UU en dierproeven? Klik hier.

 

Advertentie