Studenten stonden aan de basis van nagemaakt Pompe-medicijn

Gerlof Bosman en Martijn Evers: Het namaken van een medicijn vergt veel geduld.

Het was landelijk nieuws dat de farmaceutische industrie op haar grondvesten deed schudden: de Universiteit Utrecht had het dure medicijn tegen de ziekte van Pompe op een goedkopere manier nagemaakt - mét grote hulp van studenten.

De ziekte van Pompe is een zeldzame, erfelijke spierziekte die onbehandeld de dood tot gevolg heeft. De behandeling van één patiënt kost tussen de 400.000 en 700.000 euro per jaar. In 2012 stond de vergoeding op het spel.

Hoogleraar Huub Schellekens, die vaker ageert tegen de prijzen die farmaceutische bedrijven rekenen voor hun medicijnen, vroeg zich af of het middel goedkoper kon. Het was dan ook groot landelijk nieuws toen hij in december 2014 meldde dat het de Universiteit Utrecht was gelukt het medicijn tegen de ziekte van Pompe na te maken. En, zo rekende hij voor, voor een fractie van de prijs die de farmaceut rekent.

Eén van de studenten en wetenschappers die meewerkten aan het proces was Gerlof Bosman (27), masterstudent Drug Innovation. Hij wil zich niet mengen in de discussie of bepaalde medicijnen te duur zijn. “Ik heb er natuurlijk wel een mening over, maar ik ben ingestapt vanwege de enorme uitdaging die de stage me bood." 

Onder begeleiding van universitair hoofddocent en onderzoeker Enrico Mastrobattista begon Gerlof in februari 2013 aan het avontuur. Na veertien maanden - zijn stage liep vijf maanden uit - had hij het: het medicijn tegen de ziekte van Pompe. In farmaceutentaal tenminste. Gerlof: “Ik kon het werkende bestanddeel creëren en de cellen die het produceren in leven houden. Na die fase volgen er nog een aantal stappen die nog veel tijd kosten. Het is niet zo dat het medicijn nu al per infuus toegediend kan worden aan een patiënt.”

Het vinden en maken van het juiste bestanddeel
Gerlof ging onbevangen te werk. “Ik had het originele medicijn dat ik als referentiestof kon gebruiken. Ook wist ik wat het werkende bestanddeel was.” Dat bestanddeel is een bepaald enzym dat mensen met de ziekte van Pompe missen. Door het ontbreken van het enzym werken spieren en uiteindelijk vitale organen zoals het hart, niet meer. Het medicijn bevat het missende enzym. “Dit enzym, zo wisten we, kan geproduceerd worden door eierstokcellen van hamsters.”

“Nu heb ik geen hamster gezien hoor. We werken met levende eierstokcellen die in een speciale erlenmeyer groeien. Mijn eerste taak was om de DNA-code van die cellen te modificeren zodat ze het enzym gingen produceren. Daarna heb ik uitgezocht onder welke omstandigheden en in welk medium de cellen het beste groeien en het meest enzym produceren. Uiteindelijk wordt het enzym uitgescheiden in dat medium. Toen dat na vele proeven lukte, had ik ongeveer vijf druppels. Ik heb het proces op grotere schaal herhaald, totdat ik anderhalve liter kon maken.”

Gerlof stond tijdens zijn stage dus vooral in het laboratorium en moest werken in een steriele omgeving. Dat lot wachtte ook student Martijn Evers (23) die voor zijn laatste jaar van zijn bachelor Farmacie liever een stage liep dan een scriptie schreef. “Gerlof had het stokje overgedragen aan PhD-student Mohammed Aldosari. Voor Mohammed mocht ik een deelproject doen.”

Vele stappen kosten veel tijd
Het namaken van een medicijn klinkt misschien eenvoudig; je ontleedt het product, onderzoekt alle componenten, maakt deze na en voegt die vervolgens weer bij elkaar.Maar niets is minder waar, zeggen Gerlof en Martijn, het gaat om de details in het proces.

Gerlof: “Zo wist ik op voorhand niet welke technieken het meest geschikt waren. Niet alle technieken die de industrie gebruikt zijn bekend of beschikbaar bij de universiteit. De industrie schermt veel af door middel van haar patenten. Het was dus een kwestie van nadenken en uitproberen en steeds iets aan het experiment aanpassen, tot het lukt. Daar is echt heel veel tijd in gaan zitten.”

Een eureka-momentje heeft hij ook niet gehad. “De aanpassingen aan de proefopstelling om het enzym te produceren en vervolgens stabiel te houden in de vloeistof waar het inzit, gaat heel geleidelijk. Er zijn steeds mijlpalen die je behaalt. Er is steeds een klein vreugdemoment.”

Zes maanden waren niet lang genoeg
Toen Gerlof klaar was met de productie van het enzym, droeg hij zijn werk over aan PhD Mohammed Aldosari van wie Martijn Evers een deelopdracht kreeg. “We kregen een fles met een liter bevroren medium.” Het was de taak van Mohammed om het product stapsgewijs te zuiveren: hij moest het werkende bestanddeel uit het medium halen.

Martijn hielp hem in dit proces door het werkende bestanddeel te kwantificeren. "Dit houdt in dat ik moest aantonen hoeveel enzym er in het medium zit. Daarnaast hield ik me bezig met de samenstelling van het poedermengsel dat gebruikt kan worden voor infusie – het weer vloeibaar maken van de substantie."  

Voor deze testen heeft ook hij uren in het lab gestaan. Het punt is, zegt Martijn, dat het geneesmiddel uiteindelijk wordt geïnjecteerd in een patiënt. Ook moet het zuiverder dan zuiver zijn. “Het medicijn moet zuiver zijn: er mag niet iets inzitten waardoor je bijvoorbeeld een infectie oploopt.”

Dit werk is echter zo precies en tijdrovend dat zijn stage van zes maanden niet lang genoeg was om het einde mee te maken “Het uiteindelijke doel is om het enzym te vriesdrogen tot een poedermengsel waarin het enzym twee jaar goed blijft. Het water moet eruit, want water kan met heel veel reageren en is vaak de grootste boosdoener van bederf.”

En nu verder
Het werk van deze twee studenten zit er dus op. Gerlof is bezig zijn masterscriptie te schrijven en is parttime student-assistent bij Farmacie. Martijn, nu masterstudent Drug Innovation, is net met zijn stage van negen maanden begonnen -  wederom bij Farmacie, maar aan een ander onderzoek om zo zijn horizon nog verder te verbreden.

Het duo voelt zich voldaan. Niet alleen zijn ze onderdeel geweest in het grote maatschappelijke debat over de kosten van medicijnen, maar ze hebben vooral hun eigen grenzen opgerekt. Wat ze nu gaan doen met deze nieuwe skills, weten ze nog niet. Gerlof wil graag promoveren, Martijn houdt alle opties in deze fase van zijn studie nog open.

Hoewel het duo voor de uitdaging ging en niet wilden bewijzen dat een duur medicijn ook goedkoper kan zijn, maken ze wel onderdeel uit van de hele discussie. Gerlof: “Ik ben de uitdaging aangegaan om nieuwe technieken onder de knie te krijgen en dingen te doen die ik tot nog toe in mijn opleiding niet heb gedaan. Het nieuws dat we het enzym konden maken, sloeg in als een bom. Natuurlijk heb ik de discussie in de media gevolgd.”

En nog steeds houden ze in de gaten hoe het met ‘hun’ medicijn staat. "We volgen de ontwikkelingen in het lab wel. In het David de Wiedgebouw kom je elkaar makkelijk tegen."

Advertentie