Studenten van Utrechts University College herkenbaar aan hun Engels

Taalonderzoekers legden de ontwikkeling van het Engels van zo'n 350 UCU-studenten vast.

Het Engels van studenten van het Utrechtse University College gaat gedurende de driejarige opleiding steeds meer op elkaar lijken. Dat blijkt volgens taalkundige Rosemary Orr uit geluidsopnamen van honderden collegestudenten. “UCU-studenten hoeven helemaal geen perfect Engels of Amerikaans accent te hebben. Dan zouden ze er niet bijhoren.”

Wie vanuit ‘de provincie’ naar de Randstad is verhuisd, herkent het fenomeen wel. Op familiebezoek in je geboortestreek krijg je plots te horen dat je zo ‘stads’ bent gaan praten. Zelf had je het niet door maar je hebt je taalgebruik en manier van spreken aangepast aan je nieuwe omgeving.

Iets dergelijks, in de wetenschap vaak verklaard met behulp van de communication accommodation theory, lijkt zich ook voor te doen op het Utrechtse University College. Vooral het Engels van de Nederlandse studenten, die de meerderheid vormen op het terrein van de voormalige Kromhoutkazerne, beïnvloedt het accent van andere studenten.

Dat zijn voorzichtige bevindingen uit het Lucea-project. Dat onderzoek begon vijf jaar geleden met als doelstelling een database op te bouwen van geluidsopnamen van UCU-studenten. De afgelopen jaren zijn van ongeveer 350 studenten meerdere malen geluidsopnames  gemaakt. Zo’n 60 procent van de deelnemers was Nederlander, 5 procent had Engels als moedertaal, 35 procent had een andere moedertaal.

Uiteindelijk hopen de onderzoekers  zo’n duizend opnamen te verzamelen. Dit moet tussen vijfhonderd en zeshonderd uur aan onderzoeksmateriaal opleveren van studenten die teksten voorlezen en spontaan praten over verschillende onderwerpen. Daarmee willen ze bepalen of en zo ja hoe studenten hun taal aanpassen. De database wordt inmiddels voor de bredere wetenschappelijk gemeenschap beschikbaar gesteld via het Max Planck Instituut in Nijmegen en het Meertens Instituut.

In het NTR-televisieprogramma De Kennis van Nu gaf taalkundige Orr vorige week al iets van haar bevindingen prijs. Klik op foto voor uitzending (vanaf 14 min, 20 sec.).

Rosemary Orr in het televisieprogramma De Kennis van Nu

Een extra Engels pufje
Volgens Rosemary Orr was er nog geen grondig onderzoek bekend naar de werking van de accommodation theory binnen een gemeenschap die één gezamenlijk taal heeft terwijl die taal niet voor alle leden de moedertaal is. “Het University College biedt wat dat betreft een bijzondere onderzoeksomgeving. Het is een hechte gemeenschap: de invloed van de buitenwereld is minder groot dan de invloed van de studenten op elkaar.”

Eerste vergelijkingen van de geluidsbestanden van de Engelse teksten die de studenten in hun UCU-tijd inspraken, lijken aan te tonen dat de verschillen tussen studenten afnemen in de drie jaar dat ze in Utrecht studeren. Zo is de invloed van de Nederlandse meerderheid en van typerende aspecten van het Nederlands steeds beter terug te horen bij Britse en Amerikaanse studenten.

Orr: “Nederlanders zijn in hun eigen taal bijvoorbeeld erg gespitst op korte en lange klinkers, daar zijn allerlei regels voor. Een Engels woord als ‘bad’ spreken zij uit als ‘bed’. Voor native speakers spelen die regels geen rol, bij hen is het veel eerder ‘baad’. In ons onderzoek zie je dat moedertaalsprekers steeds meer geneigd zijn naar het ‘Nederlandse’ ‘bed’.”

Ter illustratie van een andere karakteristiek van de manier waarop Nederlanders Engels spreken, pakt Orr, die zelf als docent aan het UCU is verbonden, een zakdoekje. “Als Britse of Amerikaanse sprekers een letter p zeggen, blazen zij een extra pufje lucht uit. Nederlanders doen dat veel minder. In ons onderzoek lijkt het dat sommige native speakers geleidelijk minder lucht uitblazen.”

Tenslotte zijn er volgens de taalkundige ook eerste aanwijzingen dat de scherpe Engelse s overgenomen wordt door Nederlanders, voor wie een s-geluid meestal veel zachter is. “We gaan ook onderzoeken of dat andersom gebeurt.”

Een echt UCU-geluid
Volgens de van oorsprong Ierse Orr krijgen ‘native’  studenten als ze tijdens vakanties thuis zijn in bijvoorbeeld Schotland of Florida vaak opmerkingen over hun veranderde spraak. “Ze hebben hun Engels automatisch aangepast aan dat van hun Nederlandse mede-studenten en bovendien hun eigen uitgesproken Engelse accent gematigd. Dat valt hun tante dan op.”

Maar het Engels van Nederlandse studenten en andere non-natives ontwikkelt zich gedurende het driejarige verblijf op het University College eveneens. “Het ‘bed’ van Nederlanders gaat ook iets meer neigen naar het ‘baad’.”

Orr aarzelt te spreken over een ‘UCU-accent’. “Bij iemand uit Italië, blijf je toch vooral het Italiaans erdoorheen horen.” Ze benadrukt dat meer onderzoek nodig is, maar er zijn volgens haar dus wel “enkele features” die ervoor zorgen dat er sprake is van een herkenbaar UCU-geluid.

Studenten zeggen zelf ook dat ze kunnen horen of iemand op het UCU studeert. En zelfs buitenstaanders valt het op. “Een Britse collega die een van onze studenten opnam in zijn master, zegt inmiddels te kunnen horen of een student in Nederland op een college heeft gewoond.”

Die herkenbaarheid wordt waarschijnlijk gevoed door het specifieke taal- en woordgebruik dat binnen een kleine gemeenschap ontstaat. Rosemary Orr vermoedt dat er op dat vlak eveneens specifieke kenmerken zijn, maar het bewijs daarvoor is niet meer dan ‘anekdotisch’.

“Studenten hebben het bijvoorbeeld over de dining hell, omdat ze het eten daar vreselijk vinden. Of ze spreken over ‘units’ in plaats van ‘flats’.  Maar er zijn meer specifieke kenmerken. Onder invloed van de Nederlandse docenten die hun eigen Engelse uitspraak hanteren, leggen ze bijna allemaal de klemtoon in ‘variable’ verkeerd.”

Orr denkt dat de convergentie van de accenten van studenten een specifiek fenomeen is dat het UCU te danken heeft aan het intensieve sociale campusleven. Studenten van andere Engelstalige colleges in Nederland ontwikkelen mogelijk een vergelijkbaar accent.

De taalkundige betwijfelt dat iets dergelijks ook bij gewone universitaire opleidingen waar te nemen is, zelfs als deze een grote internationale instroom hebben. “Bij die studies is de interactie tussen Engelssprekende studenten eenvoudigweg te minimaal.”

Iedereen praat tegenwoordig Engels
Volgens Orr raken studenten gedurende hun UCU-loopbaan steeds meer gewend aan elkaars taalgebruik. Ze gaan elkaar steeds beter verstaan en begrijpen, blijkt ook uit experimenten. Mede daarom denkt ze dat de bevindingen uit het Lucea-project de waarde van een ‘echt’ Engels of Amerikaans accent relativeren.

“Studenten doen hier soms erg hun best om zo snel mogelijk een perfect Amerikaans accent aan te leren. Ik ben daar niet voor. In sommige gevallen blijken studenten daardoor juist minder goed te verstaan of ontstaan er juist daarom misverstanden. Dan kun je beter duidelijk en langzaam spreken met een ‘Hollands’ accent.”

Orr verbaast zich ook over de mate waarin Nederlanders het native Engels als norm nemen voor zichzelf en voor andere Nederlanders. “Er zijn wereldwijd nu zoveel mensen met Engels als tweede taal, dat native speakers weinig recht van spreken meer hebben.”

Orr benadrukt dat er overal ter wereld subgemeenschappen ontstaan van mensen voor wie Engels niet de moedertaal is. “Op internationale scholen, in bedrijven, op olieplatformen ontwikkelen mensen allemaal hun eigen Engels. Die manier van Engels spreken geeft uitdrukking aan hun identiteit. Dan kun je echt niet als native speaker aankomen met: zo hoort het eigenlijk niet, hoor. Ik denk dat op het UCU niemand graag met een perfect Brits of Amerikaans accent spreekt. Dan hoor je er immers niet bij.”

Advertentie