Utrecht start met uniek onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen

Het wordt het grootste en langstdurende onderzoek ooit in Nederland gehouden naar de hersenontwikkeling van kinderen. En de Utrechtse wetenschapper Chantal Kemner staat aan het hoofd van dit bijzondere project. “We gaan 10 jaar de ontwikkeling van gedrag van kinderen tussen de 0 en 16 jaar volgen.”

De champagnekurken knalden, toen half november 2012 bekend werd dat één van de nieuwe zwaartekrachtsubsidies van het ministerie van Onderwijs naar Utrecht ging. Uit een pot van 167 miljoen euro ging 27,6 miljoen naar de onderzoeksgroep waarvan de Universiteit Utrecht in de persoon van hoogleraar Biologische Ontwikkelingspsychologie Chantal Kemner penvoerder is.

Onderzoekers van Amsterdam en Utrecht enerzijds en Leiden anderzijds, gaan elk een groep kinderen langdurig volgen. In Leiden wordt gekeken wat de effecten zijn van veranderingen in de omgeving: bijvoorbeeld de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan.

In Utrecht kijken de onderzoekers onder meer naar de ontwikkeling van het gedrag van kinderen tussen 0 en 16 jaar. De onderzoekers proberen te begrijpen hoe de omgeving en de biologische aanleg van het kind daar effect op hebben. De centrale vraag: waarom gaat het met de meeste kinderen goed maar met een aantal niet? 

Hoe is het idee voor dit onderzoek ontstaan?
“Half januari (2012, red.) hoorden we van het bestaan van de zwaartekrachtsubsidies. Diezelfde maand riep Willem Koops, toen nog decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen, een groep onderzoekers bij elkaar om te brainstormen. We hadden geen kant en klaar plan op de plank liggen waar zo veel geld mee gemoeid zou zijn.

Om in aanmerking te komen voor de subsidie moest het onderzoek onder meer maatschappelijk relevant zijn. Een andere voorwaarde was dat onderzoekers uit verschillende disciplines er in moesten samenwerken. Half april moest de aanvraag binnen zijn. Het College van Bestuur wilde drie weken daarvoor de aanvraag zien. We hadden dus twee maanden om een goed onderzoek te bedenken, en de aanvraag te schrijven.

“Toen kwam het idee om met een heel aantal wetenschappers die allemaal onderzoek doen naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, samen te werken. We konden dan een grote groep kinderen volgen. Het is een type onderzoek zoals Generation R van Rotterdam. Hiervoor worden kinderen langdurig gevolgd en wordt gekeken naar hun groei, ontwikkeling en gezondheid. Ook het tweelingenonderzoek uit Amsterdam is daar een goed voorbeeld van.

“Ik heb een aantal onderzoekers benaderd uit Utrecht, Leiden en Amsterdam, onder wie Dorret Boomsma van het tweelingenonderzoek. Uiteindelijk waren we met zes hoofdaanvragers. Samen hebben we het onderzoeksplan verder uitgewerkt.”

Wat is de kracht van jullie voorstel?
“Het onderzoek is maatschappelijk relevant. Wij willen weten waarom sommige kinderen hun plaats in de maatschappij niet vinden. We leven in een maatschappij die nauw kijkt naar sociaal gedrag. Zelfbeheersing is belangrijk. Het niet goed kunnen omgaan met prikkels en impulsen, zoals je bijvoorbeeld in kinderen met ADHD ziet, wordt gezien als een probleem; je moet jezelf kunnen reguleren.

Hoe gaan jullie het langlopende onderzoek in Utrecht aanpakken?
“Op dit moment ben ik bezig om de organisatie rondom het onderzoek op poten te zetten en moeten we bijvoorbeeld afspraken maken hoe we de verkregen data delen en wie wanneer recht heeft op welke data.”

Hoeveel kinderen hebben jullie eigenlijk nodig?
“We hebben in totaal zo’n 9000 kinderen nodig. De helft zijn kinderen uit een leeftijdscategorie, de andere helft zijn de broertjes en zusjes. Op die manier kunnen we familiezaken er uit vissen.

“Van de primaire kinderen is de helft bij aanvang van het onderzoek een baby, hoewel het onderzoek al start als de moeder nog zwanger is. De andere helft is 8 jaar oud. We hebben gekozen voor een tweetrapsraket, omdat we anders pas na 16 jaar met de data aan de slag kunnen.

“Door deze tweetrapsraket zouden we kunnen weten waar de baby’s qua hersenontwikkeling moeten zijn als ze 8 jaar zijn. Ook kunnen we dan een voorspelling doen hoe kinderen op 8-jarige leeftijd met een bepaalde hersenstructuur en onder invloed van dit en dat, zich ontwikkelt tot een bepaalde puber. Als ze 16 zijn, kun je zien of je voorspelling is uitgekomen. Met die wetenschap kun je andere kinderen weer helpen in hun ontwikkeling.”

Wat is de meerwaarde van samenwerking tussen onderzoekers uit verschillende disciplines?
“De bedoeling is om expliciet vanuit meerdere hoeken samen te werken. Op dit moment wordt er ontzettend veel onderzoek gedaan maar alleen vanuit één standpunt. Als je vanuit twee aparte vakgebieden kijkt naar een gecombineerde set data, hopen we tot nieuwe inzichten te komen. Om een voorbeeld te geven: een ontwikkelingspsycholoog kijkt naar de ouder-kind interactie of naar vriendengroepen. De bioloog kijkt naar de hersenontwikkeling vanuit de genen. De cross over kan iets heel nieuws opleveren, omdat we kijken naar biologische aanleg in combinatie met omgevingsfactoren.”

Waar halen jullie de kinderen vandaan?
“Dat moeten we nog gaan uitzoeken, maar te denken valt aan contacten zoeken via verloskundigen en scholen. Voor het Utrechtse onderzoek richten we ons waarschijnlijk eerst op kinderen uit de omgeving van Utrecht. Veel van het onderzoek kan via internet, maar ze zullen toch een aantal keer naar de universiteit moeten komen om bijvoorbeeld hersenscans te laten maken. Mensen moeten zich 8 jaar verbinden aan het project, als je dan uit Zeeland of Limburg moet komen, maak je het jezelf lastig. Het is niet onze intentie om een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking te volgen, maar we willen ook niet alleen kinderen van hoogopgeleide ouders. Je moet een  beetje praktisch zijn, het is een trade off.”

Wat gaan jullie precies doen met die kinderen?
“We gaan ze uitgebreid bemeten: bloed afnemen, hersenontwikkeling volgen met een EEG of MRI-scan, kijken naar ouder-kind interactie, naar vriendengroepen, de effecten van media meten en kijken hoe de kinderen het op school doen. We willen zo nauwkeurig mogelijk in kaart brengen wat er allemaal gebeurt bij zo’n kind. We noteren ook of bijvoorbeeld de moeder heeft gerookt tijdens de zwangerschap en hoe zich dat verhoudt tot de vriendengroep die het kind krijgt en wat dat doet voor de hersenontwikkeling.”

Hoe hou je ze 8 jaar lang vast?
“De ervaringen van Generation R en het tweelingenonderzoek leert dat je moet investeren in de mensen die meedoen. Je kunt de onderzoekslast verlichten door moderne middelen als een app te ontwikkelen. Ook moet je ze goed op de hoogte houden en onderzoeksresulaten met ze delen. Dat kan op een leuke en goede manier door bijvoorbeeld een community te vormen op internet.

Wanneer willen jullie echt beginnen?
“Over een jaar en dat is redelijk ambitieus.”

Hoe verhoudt dit onderzoek zich tot je eigen onderzoek van het moment?
“Het is de bedoeling dat onderzoekers hun huidige werk kunnen integreren in dit langlopende onderzoek. Zelf doe ik onderzoek via het Babybreinlab van het UMCU, dat onderzoek past er in. Ook voor de andere onderzoekers geldt dat hun onderzoek in dit nieuwe project past.”

Wie zijn de hoofdonderzoekers:

Chantal Kemner, hoogleraar Biologische Ontwikkelingspsychologie in Utrecht en hoofd van het Baby Brein Utrecht van het UMC Utrecht. Ze ontving een vidi- en vici-subsidie voor haar onderzoek naar autisme.
Sarah Durston, hoogleraar Ontwikkelingsstoornissen van de hersenen. Ze staat aan het hoofd van het Neuroimaging lab van de Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het UMC Utrecht. Daarnaast is zij lid van de Jonge Academie. Zij heeft achtereenvolgens een veni-, vedi- en vici-subsidie gekregen voor haar onderzoek naar autisme en ADHD
Marian Joëls, hoogleraar Neurowetenschappen UMC Utrecht, directeur Rudolf Magnus Instituut van het UMCU en de UU, lid van de KNAW en ontvanger van de Pioniersubsidie. Haar onderzoek richt zich op het effect van stress op de hersenen in het bijzonder op de jonge hersenen. Ze schrijft opinies voor DUB.
*  Patti Valkenburg, hoogleraar Jeugd & Media Universiteit van Amsterdam en directeur van het onderzoekscentrum Jeugd en Media van de UvA. Zij ontving in 2011 de Spinozapremie.
Dorret Boomsma, hoogleraar Biologische Psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zij ontving in 2001 de Spinozapremie voor haar onderzoek naar tweelingen. Ze heeft een database met 75.000 tweelingen en hun familie.
Rien van IJzendoorn, hoogleraar Gezinspedagogiek in Leiden met als specialisme de manier waarop kinderen zich hechten aan een opvoeder. Hij ontving in 2004 de Spinozapremie.

Behalve deze wetenschappers doen nog 14 andere onderzoekers mee aan het onderzoek en kunnen er ook nog aio's en postdocs worden aangenomen.

 

Advertentie