Waarom breken met een traditie? ‘Ik heb het Io Vivat nooit met plezier gezongen’

Rector Magnificus Henk Kummeling in gesprek met studenten tijdens de Opening Academisch Jaar. Foto: Robert Oosterbroek, UU

Coronacrisis of niet: de Universiteit Utrecht wordt vandaag 384 jaar. De diesviering is wél afgelast. De laatste keer dat dat gebeurde was tijdens de Tweede Wereldoorlog. En dáárvoor, om onduidelijke redenen, tussen 1812 en 1816. Ongeveer rond dezelfde tijd als het Gaudeamus Igitur en het Io Vivat zijn ontstaan. De oude liederen hebben echter hun glans verloren, vindt de UU, en zijn daarom aan vervanging toe.

De overtuiging bestaat dat deze liederen al 200 jaar gezongen worden bij officiële gelegenheden zoals de Dies en de Opening Academisch Jaar, maar dat fabeltje wil rector Henk Kummeling direct de wereld uit helpen. “Dit is echt een invented tradition. Het zingen van het Io Vivat en het Gaudeamus is een verzonnen traditie. Dat doen we pas sinds de jaren 90. De toenmalige voorzitter van het College van Bestuur, Jan Veldhuis, vond het fantastisch als we academische plechtigheden zouden afsluiten met gezang. Dus toen werden het Io Vivat en het Gaudeamus het hoofdgezang.”

Vóór de jaren 90 werd er helemaal niet gezongen. “Er werd gewoon afgesloten. En er werd georgeld, net zoals wij bij oraties en dergelijke op het orgel spelen.” Ook is een veelvoorkomende misvatting dat de traditionele liederen een verbindende factor zijn tussen alle Nederlandse universiteiten. “Zover ik weet wordt het alleen in Leiden gezongen, bij andere universiteiten niet of nauwelijks. En de liederen worden veel gezongen binnen studentenverenigingen. Zo zie je maar weer hoe snel mensen iets als vanzelfsprekend gaan zien. Ik ben ook geconfronteerd met mensen die dachten dat we dit al sinds 1636 zongen.”

Willen we die teksten tegenwoordig nog wel zingen? Het zijn allebei liederen voor dronken, jonge, Leidse mannen.

Maar waarom moeten de liederen precies weg? “Ze zijn niet Utrechts. Het gaat niet over Utrecht. En als je de teksten ontleedt, kun je je afvragen of we dat tegenwoordig nog wíllen zingen. Het zijn allebei liederen voor dronken, jonge, Leidse mannen. Dat merkte je ook, telkens wanneer we het in de Domkerk zongen: je zag een aantal mensen besmuikt naar elkaar kijken, een aantal mensen zong heel fanatiek mee en een aantal mensen mopperde en dacht ‘wat is dit voor oubollig gedoe, weg met die ouwe meuk’. We willen een lied zingen waar niemand zich ongemakkelijk bij voelt.”

De rector zegt dat dat niet betekent dat hij iets tegen het Io Vivat of het Gaudeamus heeft als zodanig. “Mensen moeten het vooral blijven zingen, maar niet bij onze universitaire feestjes. Dat mogen ze doen in hun eigen tijd, binnen hun eigen verenigingen of bij hun eigen feestjes. Want de liederen zijn niet van ons. De liederen geven geen beeld van wat we als universitaire gemeenschap zijn en willen zijn. We willen inclusief zijn en het gaat niet alleen om drinken. Veel meer zou tot uitdrukking moeten komen dat we een gemeenschap zijn van mensen die zich met elkaar verbonden weten. En dat brengen die liederen totaal niet tot uitdrukking. Ik vind de traditie van samen zingen heel mooi; samen zingen is één van de mooiste dingen die je kunt doen, maar laat het dan wel een lied zijn dat bij ons hoort en dat van deze tijd is.”

Foto Robert Oosterbroek, UU

Op de vraag of de rector het Io Vivat en het Gaudeamus ook een beetje gaat missen, lacht hij. “Nee, die ga ik niet missen. Ik heb ook zelden of nooit enthousiast meegezongen. Het is ook geen traditie waar ik vandaan kom, in Nijmegen.”

Ik ben niet per definitie voor het afbreken van tradities.

‘Tradities zijn er om verbroken te worden’, heeft de rector ooit eens gezegd, maar er zijn ook tradities die hij wel de moeite waard vindt en die we zeker moeten koesteren. “Bijvoorbeeld rituelen bij promoties en verdedigingen en dergelijke. Dat zijn tradities die we al eeuwenlang hebben en die echt iets betekenen. We voegen soms ook nieuwe tradities toe: bijvoorbeeld de eed of belofte die promovendi sinds een jaar of vijf afleggen. Je belooft als kersverse wetenschapper dan plechtig dat je integer om zult gaan met de wetenschap. We benadrukken daarmee dat je een bepaalde verantwoordelijkheid draagt richting de maatschappij. En die invented tradition heeft een toegevoegde waarde, vind ik. Ik verwacht dat we dat de komende honderd jaar nog wel blijven doen. Dus ik ben niet per definitie voor het afbreken van tradities.”

Het nieuwe universiteitslied heeft een Nederlandse tekst, vertelde schrijfster Rosa Falkenburg aan DUB. De rest is en blijft nog geheim. Eén van de eerste reacties op het besloten intranet van de UU na de aankondiging van een nieuw universiteitslied, was dat we de Dies voortaan dan ook maar gewoon ‘verjaardag’ moeten noemen, om consequent te zijn. Maar daar is Kummeling het niet mee eens: “Dit gaat niet om een cursus Nederlands. Het gaat helemaal niet over het Latijn. We hadden wat mij betreft best een lied in het Latijn kunnen hebben. Sterker nog, er komt in het nieuwe lied ook een beetje Latijn voor. Het gaat er alleen om dat wat we verwoorden ook past bij ons. Ik vind het wel mooi, dat we de Dies Natalis vieren. En dat we bij een eredoctoraat een honoris causa uitroepen. Dat past bij de taal van de universiteit.”

Een van de inzendingen leek qua akkoorden heel erg op ‘Flappie’ van Youp van ’t Hek, dus die viel af.

En het nieuwe lied, gaat dat aanslaan? “Dat weet ik vrijwel zeker. Al is het maar omdat de melodie in je hoofd blijft hangen. En er zullen ongetwijfeld mensen zijn die het niets vinden, die het waardeloos vinden, maar dat houd je toch.”

Er kwamen 32 inzendingen binnen bij de jury. “Dat was prachtig om te zien. Er waren heel interessante, mooie inzendingen. Ook een paar mindere, trouwens. Iemand had op de melodie van het Deutschlandlied een tekst gemaakt. Een prachtige tekst, maar we gaan natuurlijk niet op de hymne van Duitsland vrolijk lopen zingen. Een ander lied leek qua akkoorden aan het begin heel erg op Flappie van Youp van ’t Hek, dus die viel ook af. We hadden ook tegen elkaar gezegd: als er niets bij zit, dan kiezen we gewoon niets. Maar de jury was er snel over uit; binnen no time was het beklonken.”

En als dit lied over tien jaar zijn glans heeft verloren, komt er dan weer een nieuw lied? “Dat weet ik niet. Ik weet niet welke rector we dan hebben. Zij of hij kan wel weer heel andere ideeën hebben. We zullen het gewoon moeten zien. Wat mij betreft vestigen we nu ook geen traditie voor de komende honderd jaar; het mooie is gewoon dat we nu een lied hebben dat we samen kunnen zingen en dat echt gaat over onze verbintenis met de universiteit.”

Het wordt wellicht tijd om op een verstandige manier ook vrouwelijke coryfeeën van de afgelopen honderd jaar een plaats in de Senaatszaal te geven.

De rector heeft geen concrete plannen om binnenkort nog meer tradities aan de straat te zetten. Hij houdt zich wel bezig met de indeling van de Senaatszaal in het Academiegebouw. “Die zaal hangt, op drie na, helemaal vol met portretten van heren. We hebben nu gelukkig Zaal 1636 met allemaal mooie portretten van vrouwelijke hoogleraren, maar je zou je ook kunnen afvragen of het niet eens tijd wordt om op een verstandige manier ook vrouwelijke coryfeeën van de afgelopen honderd jaar een plaats in de Senaatszaal te geven. We willen daarin wel verantwoorde en beredeneerde keuzes maken, en je loopt tegen allerlei technische zaken aan. Welke portretten moeten dan weggehaald worden, en waar moeten die heen? De nieuwe portretten moeten ook in de sfeer van de zaal passen.”

Uw redacteur had ook nog wel een suggestie voor een aanpassing in de Senaatszaal. Aan één van de wanden hangt een grote staatsfoto van Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima. Wat doet die daar? Wat heeft de universiteit met de monarchie te maken? “Daar ga ik eens over nadenken. Er zijn hier wel mensen die een lange verbintenis hebben met het koningshuis. Maar daar heeft de universiteit als zodanig op geen enkele wijze structurele banden mee. We zijn ook niet monarchistisch.”

 

Een van de strofen die ‘niet van deze tijd’ zijn, is bijvoorbeeld deze:
Vivant omnes virgines, faciles, formosae!        Leve alle meisjes, gewillig en mooi!
Vivant et mulieres,                                            Leve ook de vrouwen
Tenerae, amabiles,                                           Zacht, liefelijk,
Bonae, laboriosae!                                           Flink en hardwerkend!

(Vijfde couplet van het Gaudeamus Igitur)
Dit couplet werd echter nooit gezongen tijdens academische plechtigheden.

Advertentie