Zomerboeken voor op de camping

Een thriller in een studentenhuis, de geheimen van een studentenvereniging, de discussie over slimme jongens, vragen over sprekende zangvogels en historische beschouwingen over Nederland als polderland en de Vrede van Utrecht. Het is een greep uit vele boeken die DUB verzamelde ter lering en vermaak gedurende de lange hete zomer.

De geheimen van studentenverenigingen. Imre Engers en Marlot Oortman halen ze boven water in hun boek Alleen voor leden. Studentenleven kan ook spannend zijn. Mist is een thriller dat zich in een Utrechts studentenhuis afspeelt. Dat wetenschap ook het middelpunt van een thriller kan zijn, bewijst de roman Sterrenmoord. Mythes ontmaskeren, dat doet Casper Hulshof in zijn boek Jongens zijn slimmer dan meisjes. Zangvogels hebben in hun spraak veel overeenkomsten menselijke taal, ontdekte Johan Bolhuis in zijn Birdsong. Het heden leren kennen door het verleden. Mathieu Segers bekijkt in zijn Reis naar het continent de Nederlandse positie in Europa. Maarten Prak en Jan Luiten van Zanden trekken conclusies uit hun beschouwing van Nederland en het polderland. Actueel is de geschiedenis van de Vrede van Utrecht van David Onnekink en Renger de Bruin. Praktisch is de benadering van Albert Meijer over Politie en sociale media. Echte geschiedenis vinden we in het nieuwe standaardwerk  vier grondleggers van de psychologie en de memoires Na driekwart eeuw van de geëngageerde chemicus Ernest Cohen.

Achter de gesloten deur van de studentenvereniging
Hoe ziet het leven er uit achter de deuren van studentenverenigingen? Studentes Imre Engbers en Marlot Oortman gingen op onderzoek uit. In Alleen voor leden: studentenverenigingen vertellen schetsen zij een beeld van de wereld van de studentenverenigingen.
De schrijfsters vragen leden van negen studentenverenigingen naar de sappigste verhalen, proberen meer te weten te komen over de ontgroening en proeven de sfeer tijdens borrelavonden en feesten. Foto’s van hockeymeisjes wisselen interviews af waarin leden van de grootste studentenverenigingen van Amsterdam, Delft, Groningen, Leiden en Utrecht aan het woord komen.
Een interessante toevoeging is dat de schrijfsters ook ingaan op de geschiedenis van de studentenverenigingen, waaronder de Tweede Wereldoorlog, toen sommige verenigingen blijkbaar een rol hebben gespeeld in het verzet. Dit historisch perspectief maakt het boekje net wat minder oppervlakkig.
Het resultaat is leuk vormgegeven boekje waarin de lezer een beter idee krijgt hoe een typische borrelavond er nou uit ziet, of studenten echt zo veel drinken, en wat er komt kijken bij het voorzitterschap van een studentenvereniging. Toch is het meeste niet heel verassend, tenzij je onder een steen hebt geleefd. Wat bijvoorbeeld juist interessant is om te horen is hoe zo’n ontgroening precies in zijn werk gaat, maar daar komen de schrijfsters maar weinig over te weten.
Ook is het jammer dat de schrijfsters vaak in herhaling vallen, waardoor de interviews soms wat langdradig zijn. De zinnen zijn bovendien erg kort, waardoor de tekst niet altijd even soepel leest. Vaak willen ze op een sarcastische of grappige manier commentaar geven op hun observaties, maar leggen ze dit er te dik boven op, waardoor ze de plank misslaan. (Annemarie Sint Jago)

Imre Engbers en Marlot Oortman, Alleen voor leden. 2013 Uitgeverij Passage. 17,50

Moord in het studentenhuis
In elk studentenhuis is wel eens ruzie, zoals om verdwenen boterhammen of koffiepads. Maar wat gebeurt er als huisgenoten elkaar van moord verdenken? Dat lees je in de thriller Mist van auteur en psychiater Martine Kamphuis.
Het verhaal begint onschuldig. Hoofdpersoon Carlo gaat Farmacie studeren in Utrecht en een ouderejaars biedt hem spontaan een kamer aan in zijn studentenhuis Bothar. Dat komt Carlo goed uit en hij neemt zonder te hoeven hospiteren zijn intrek. Wees niet jaloers, want aan het studentenhuis lijkt bloed te kleven. Carlo verneemt dat een vorige bewoner van het huis, de student Zeno,  onlangs onder dubieuze omstandigheden is overleden. De situatie wordt benauwend als Carlo’s huisgenoten het onderwerp angstvallig vermijden. hij doet vreemde ontdekkingen, zoals verdachte notities in de kamer van een huisgenoot. Carlo vraagt zich af of hij samenwoont met een moordenaar. Tijdens een huistripje op Ameland vindt hij steeds meer puzzelstukjes. Hij beseft echter te laat dat hij als een kat in het nauw zit.
Mist leest lekker weg door de korte zinnen en begrijpelijke taal. Het verhaal blijft boeien tot de ontknoping en nieuwe ontwikkelingen zetten je steeds op een ander spoor. Het boek is spannend, maar kent ook diepgang. Zo worstelen studenten met vragen over zelfstandigheid en identiteit. “Blijf ik dit weekend thuis, of ga ik naar mijn ouders?”, is één van de herkenbare twijfels van de karakters. De auteur is goed op de hoogte, want typisch studentikoze onderwerpen als Whatsapp en SOG-ging komen voorbij. Ook Utrecht speelt een bijrol. Zo laat Carlo op de Nachtegaalstraat een lamp van zijn bakfiets vallen en ontstaat er meteen een verkeersopstopping. Logisch, denk je als Utrechtse lezer.
Wie zich verheugt op een literair hoogstandje, vist met dit boek achter het net. Maar wie toe is aan een lichte en toch onderhoudende roman na alle complexe studieboeken, kan Mist prima meenemen op vakantie. Laten we hopen dat je bij terugkeer je huisgenoten nog durft aan te kijken.(Tessa Kaufman)

Martine Kamphuis, Mist. Uitgeverij De Crime Compagnie. Laren, 2012. € 14,95.

Een wereld zonder sterren
Stel je voor dat op een dag alle sterren plotseling verdwijnen met een kale stille nacht tot gevolg. Dat is het uitgangspunt van de roman Sterrenmoord van alumnus Govert Derix. Een wetenschappelijke thriller waarbij filosofen en sterrenkundige het raadsel van de verdwijning moeten zien op te lossen. Het verhaal speelt zich af in Engeland en hoofdfiguur is de Koninklijke astronoom Barnaby Emperor. De gebeurtenissen volgen elkaar in snel tempo op. Derix schuwt het grootse niet en zo is het roman die het wereldtoneel beschrijft. Met het verdwijnen van de sterren verdwijnt ook de menselijke moraal en dat leidt tot wereldwijde moorden, van staatshoofden, popsterren tot aan de dalai lama. Een wereldregering houdt de boel via een beeldverbinding nauwlettend in de gaten. Derix probeert er een Da Vinci Code achtig sausje overheen te gieten. In het begin lukt dat aardig, maar naar mate het boek vordert, worden de gebeurtenissen alsmaar ongeloofwaardiger. Dat is jammer. (Ries Agterberg)

Govert Derix, Sterrenmoord. 2013. Uitgeverij TIC. 19,90

Jongens zijn slimmer dan meisjes
Mythes over onderwijs doorbreken. Dat is wat twee onderwijskundigen doen in Jongens Zijn Slimmer Dan Meisjes. En dat is nodig ook, want het bulkt van de indianenverhalen in onderwijsland.

Zo zouden jongens meer biologische aanleg hebben voor wiskunde. Quatsch, laten de auteurs (Hulshof is docent onderwijskunde aan de UU, De Bruyckere doceert in Gent) zien aan de hand van recent wetenschappelijk onderzoek. In andere culturen is er helemaal geen verschil in de wiskundeprestaties van jongens en meisjes. Conclusie: alles wijst er op dat jongens in het Westen beter zijn in wiskunde door sociale en culturele factoren.

Of de bekende piramide van het leren, die laat zien welke vorm van lesgeven zorgt voor de hoogste kennisretentie. Ook al weer hoogst dubieus en niet-onderbouwd. De auteurs spreken van het “monster van Loch Ness van de onderwijskunde” omdat de piramide nog steeds in vele handboeken opduikt, ondanks de gammele wetenschappelijke basis.

De auteurs schrijven dat ze een “duivels genoegen” hadden in het weerleggen van sommige hardnekkige ‘wijsheden’. Dat maakt het boekje onderhoudend en zelfs bij vlagen grappig.

Gelukkig is het niet alleen maar ontkrachten dat de heren doen, er is ook ruimte voor wat wél werkt. Feedback bijvoorbeeld. En pauzes. Een les van twee uur kan het best onderbroken worden door een pauze. En je moet ook voldoende slapen na een dag leren.

Een handig boekje voor wie even snel de stand van zaken van effectief leren en lesgeven wil meekrijgen. Met al die onderwijsdiscussies op DUB kan zo’n spoedcursus helemaal geen kwaad. (Ernst-Jan Hamel)

Pedro de Bruyckere en Casper Hulshof. Jongens zijn slimmer dan meisjes. 2013. Uitgeverij LannooCampus. 2013 19,95

Nederland doet maar wat.
Europese politiek saai? Onzin! Het nieuwste boek van politicoloog en UU-docent Mathieu Segers kan zowel de geïnteresseerde leek als de ingewijde iets nieuws leren over de Nederlandse Europapolitiek.
Reis naar het continent gaat over de rol die Nederland vanaf de jaren vijftig heeft gespeeld bij de totstandkoming van de Europese Unie. Het is een verhaal van veel aarzelingen en conflictjes, ook al was het doel van de samenwerking verzoening.
Dat blijkt wel uit het voorbeeld van de sterk bekritiseerde hereniging van Duitsland. Engeland was resoluut tegenstander, Frankrijk ging akkoord op strenge voorwaarden, zoals het afschaffen van de Duitse Mark ten faveure van de euro. Nederland koos halfslachtig de kant van Engeland en voelde daarmee de stemming niet goed aan: de voormalige DDR en de BRD gingen samen en een belangrijke stap in de Europese eenwording was gemaakt.
Wat was de Nederlandse rol in Europa? Dat is moeilijk te zeggen, maar een groot strategisch plan hadden de vertegenwoordigers van ons land in Straatsburg en Brussel niet. Nederland wou het soms wel maar deed nooit echt mee in Europa. Zo lanceerde Nederland na de Duitse hereniging als voorzitter van de toenmalige Europese Gemeenschap een plan voor een Europese politieke unie. Het plan werd vrijwel unaniem afgekeurd door de andere lidstaten. Nederland had maar zelden het juiste Fingerspitzengefühl, zo is te lezen in het boek van Segers. (Ruben Dieleman)

Mathieu Segers, Reis naar het continent. 2013 uitgevrij Prometheus. 19,95

Nederland polderland
Durf tonen de Utrechtse hoogleraren Maarten Prak en Jan Luiten van Zanden wel. Niet alleen omvatten zij in hun Nederland en het poldermodel een millennium lang polderen, ook plaatsen zij deze geschiedenis onverholen in dienst van het heden. En daar houden historici normaal gesproken niet van. Het verleden moeten wij immers belangeloos benaderen, het liefst zonder al te boude stellingen in te nemen. Prak en Van Zanden hebben daar lak aan en zonder schroom springen ze in op vraagstukken rond de Europese Unie en het doorgedraaide marktdenken.
Het Nederlands poldermodel werd in de jaren negentig wereldwijd geprezen als middenweg tussen staat en markt. Helemaal nieuw was deze overlegcultuur niet. Al sinds de late middeleeuwen wisten pragmatische machthebbers en kooplieden elkaar uitstekend te vinden. Macht was altijd 'deelbaar en onderhandelbaar'.
Deze 'synthese tussen economie en maatschappij legde Nederland geen windeieren', concluderen Prak en van Zanden, daarbij verwijzend naar de welvaartsstijging van de afgelopen eeuwen. Hun lange termijn benadering toont bovendien hoe geleidelijk ingrijpende politieke processen zich ontvouwen. Zo duurde de overgang van de federatieve Nederlanden naar het gecentraliseerde Nederland rond 1800 meerdere decennia. Passende overleginstituten (vakbonden, politieke partijen, verzuilde organisaties) ontstonden pas tegen het einde van de eeuw.
Nederland en het poldermodel verscheen binnen de tiendelige serie 'Algemene geschiedenis van Nederland'. De auteurs bewijzen bij de tijd te zijn: zij hebben geen hypothese maar een 'visie', de Tachtigjarige Oorlog blijkt een strijd om de 'open access-samenleving'. Toch is het jammer dat dit publieksboek blijft kleven in de stroop van het academische taalgebruik. Deze historische invulling van Nederland polderland zou een breder publiek aan kunnen bereiken. (Guido van Eijck)

Maarten Prak en Jan Luiten van Zanden Nederland en het poldermodel. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland, 1000 - 2000 2013. Bert Bakker Jaar: 2013. 34,95

Vrede van Utrecht maakt einde aan Wereldoorlog 0.1
Dit jaar wordt in en rond Utrecht met een breed scala aan activiteiten, zoals een festival met Fresku en DJ Shadow in het Griftpark op 13 en 14 juli, herdacht dat 300 jaar geleden in deze stad de Vrede van Utrecht werd gesloten. De gemiddelde student zal niet weten dat de Vrede in 1713 een einde maakte aan de Spaanse Successieoorlog tussen (simpel gesteld) Frankrijk en Spanje enerzijds en Nederland, Groot-Brittanië en het Habsburgse rijk anderzijds. Desalniettemin gaat er een hoop fascinerende materie achter schuil, zo blijkt uit het geschiedenisboekje De Vrede van Utrecht (1713)
UU-historicus David Onnekink en conservator stadsgeschiedenis van het Centraal Museum Renger de Bruin leggen namelijk uit dat de Successieoorlog eigenlijk Wereldoorlog 0.1 was, de kiem van de moderne internationale betrekkingen en de basis voor het huidige statenstelsel. Ze vertellen over de situatie toentertijd in Europa en Nederland, de aanleiding en de oorzaken van de oorlog. Hint: het heeft iets van doen met een (door inteelt lichamelijk en geestelijk gehandicapte en daardoor) kinderloos gestorven Spaanse koning.
Het is zeer uitgebreid gedocumenteerd en daarmee een volwaardig geschiedkundig werkje. Goed voor de wetenschappelijkheid, slecht voor de vlotlezendheid. Niet-geschiedenisfetisjisten zullen bijvoorbeeld hun schouders ophalen bij een opsomming van namen van maarschalken, generaals en luitenant-generaals. Het boekjes is perfect voor mensen die op zoek zijn naar wat kennisverrijking deze zomer, maar makkelijk weg te happen strandlectuur is het bepaald niet. (Emiel van Dongen)

David Onnekink en Renger de Bruin. De Vrede van Utrecht (1713). Uitgeverij Verloren. Hilversum. 2013. € 14,-.

Zangvogels zijn net mensen
Mensen en vogels zijn van elkaar gescheiden door 600 miljoen jaar evolutie. Maar de gelijkenissen tussen vogelzang en menselijke taal en spraak zijn opmerkelijk. Kinderen leren praten op dezelfde manier als zangvogels leren zingen, namelijk door geluidjes van hun ouders na te doen. Wat kan vogelzang ons vandaag de dag vertellen over de biologie van de menselijke taal en spraak?
Dat is de centrale vraag in het Engelstalige boek Birdsong, Speech, and Language van neurobioloog Johan Bolhuis en taalwetenschapper Martin Everaert, beiden professor aan de UU. Aan de hand van de nieuwste bevindingen nemen zij je mee op een ontdekkingstocht naar de evolutie van menselijke taal.
Je moet er wel even voor gaan zitten. Lezen over neurobiologie, genetische factoren en evolutie vergt concentratie en niet al te veel herrie op de achtergrond. Het boek ter ontspanning openslaan op een rumoerig strand aan de Spaanse costa is daarom misschien wat te veel gevraagd. De stof is pittig. Basiskennis van evolutie en taalontwikkeling is vereist, wil je de dikke pil niet gefrustreerd na een paar pagina’s dichtslaan. Verwacht ook geen plaatjes of foto’s van kleurrijke vogels; wat je krijgt zijn tabellen en grafieken. Het verhaal is puur wetenschappelijk en zo is het ook opgeschreven.
Maar de auteurs behoren tot de besten in hun vakgebied. En wat ze je te vertellen hebben is de moeite waard. Dat moet Noam Chomsky, in Bolhuis’ bewoordingen bij Pauw & Witteman de grootste taalkundige die er is, ook hebben gedacht. Hij vond het werk interessant genoeg om het voorwoord te schrijven waarin hij een bird’s eye view geeft op menselijke taal en evolutie. (Mariska van Sprundel)

Johan J. Bolhuis en Martin Everaert. Birdsong, Speech, and Language. MIT Press. 2013. 45 euro.

Sociale media kunnen politie helpen
We waren er wel nieuwsgierig naar: het onderzoek dat bestuurskundige Albert Meijer met collega’s uitvoerde naar de manier waarop de politie Twitter en YouTube gebruikt. Het kan immers goed mis gaan. Toen de UU-onderzoeker twee jaar geleden zijn studie op DUB aankondigde was er nog veel ophef rondom de Drenthse politiechef Gerda Dijksman. Zij betichtte op Twitter de partij van Geert Wilders van fascistische opvattingen en becommentarieerde via hetzelfde medium de dood van een Meppels met “vast huiselijk geweld”. Later bleek het om koolmonoxidevergiftiging te gaan. Ook elders werd geblunderd met tweets, lees bijvoorbeeld hier en hier. Maar nu lezen we bij Meijer cs dat de politie weinig tot geen nadelen ondervindt van de 1000 accounts die zo’n 770.000 volgers bedienen. Agenten bedreigen via Twitter is bijvoorbeeld nog een totaal onontdekte volkssport. Niet dat wij de sterke arm een rustig social media-gebruik misgunnen, maar het boekje wordt zonder opmerkelijke cases wel heel taaie kost voor zomaar een geïnteresseerde lezer. Ergens onderaan pagina 115 wordt voor het eerst, zeer summier, verwezen naar de Dijksmanzaak. Politiebeambten of informatiewetenschappers lezen waarschijnlijk met meer interesse over hoe agenten zijn gaan pionieren met sociale media. Want het werkt wel: twitteraars helpen agenten geregeld om zaken op te lossen. De aanbevelingen betreffen vooral tips voor de politieorganisatie die het nog gemakkelijker moeten maken om sociale media in te zetten. Nee, geen boekje om nu eens lekker mee in je hangmat te gaan liggen deze zomer. Dan kun je wellicht beter de tweets van wijkagent op je mobiel lezen, die zijn stukken spannender. (Xander Bronkhorst)

Meijer, A.J., Grimmelikhuijsen S.G., Fictorie, D., Thaens, M., Siep, P. Politie en sociale media (2013). Politiewetenschap 64, Politie en Wetenschap/Reed Business 2013. 43,95 Ook als pdf te downloaden

Vier pioniers zetten psychologie op de kaart
Psychologen zouden zichzelf veel werk besparen, als ze zich verdiepen in het onderzoek van hun verre voorgangers. In het boek Vier grondleggers van de psychologie veegt onder andere universiteitshoogleraar Willem Koops de vloer aan met collega’s die zich niet willen verdiepen in het werk van deze verre voorgangers.

Recente publicaties binnen de psychologie lijken tegenwoordig synoniem te staan voor relevante publicaties. Dat zeggen de vier auteurs van het boek Vier grondleggers van de psychologie. Maar wie de roots van het vak niet kent, doet soms werk dat overbodig is, beseft niet dat de gedragswetenschappen historisch veranderlijke verschijnselen bestuderen en weet te weinig over de grondslagen van het vakgebied.
In dit boek wordt daarom stilgestaan bij de grondleggers van de Nederlandse psychologie: Gerard Heymans van Groningen, Frans Roels van Utrecht en Géza Révész en Jan Waterink van de twee Amsterdamse universiteiten. Het is het eerste deel van een serie over pioniers van de Nederlandse gedragswetenschappen van het Archief en Documentatiecentrum van de Nederlandse Gedragswetenschappen (ADNG) dat is gevestigd op de universiteiten van Utrecht en Groningen.
De vader van de Nederlandse psychologie is Gerard Heymans (1857). Hij was hoogleraar Wijsbegeerte. Psychologie was in zijn tijd een bijvak van de filosofie. De eerste ‘echte’ hoogleraar in de psychologie werd benoemd in Utrecht. Dat was Frans Roels (1887). Hij maakte van Utrecht het nieuwe centrum van de (toegepaste) psychologie. Over hem is nooit veel geschreven, omdat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog nauw samenwerkte met de Duitse bezetter en in 1945 de universiteit moest verlaten.
Kleurrijk is het leven van de derde pionier: de uit Hongarije gevluchte Géza Révész. Révész deed fundamenteel onderzoek in Amsterdam. De schrijvers gebruiken zijn succes om te waarschuwen tegen de huidige wens van universiteiten om alleen maar te valoriseren. Pionier nummer 4 is Jan Waterink van de Amsterdamse VU. Hij richtte het eerste instituut op voor kinderen met leer- en gedragsproblemen.(Gwenda Knobel)

Vittorio Busato, Mineke van Essen en Willem Koops (red.) Vier grondleggers van de psychologie, pioniers van de Nederlandse gedragswetenschappen. 2013. Uitgeverij Bert Bakker, prijs 24,95 euro.

Ernst Cohen, memoires van een geëngageerd wetenschapper
Tijdens de herdenking op 4 mei werd in de aula van het Academiegebouw het boek Na driekwart eeuw gepresenteerd. Het boek bevat de levensherinneringen van de 1869 geboren Utrechtse hoogleraar scheikunde Ernst Cohen die op 6 maart 1944 in Auschwitz werd vermoord.
De memoires van Cohen schetsen een portret van het leven van een geleerde tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw. Cohen promoveerde in 1893 als leerling van de Nobelprijswinnaar J. H. van ’t Hoff in Amsterdam. In 1902 kwam hij naar Utrecht als hoogleraar in de algemene en anorganische chemie. Later in 1926 doceerde hij ook als gasthoogleraar in Cornell en Chicago in de Verenigde Staten. Utrecht heeft het Van ’t Hoff-Laboratorium aan Cohen te danken. Het laboratorium werd in 1904 geopend en was een voorwaarde voor Cohen om de Utrechtse leerstoel te aanvaarden.
Cohen was in zijn tijd niet alleen een internationaal gerenommeerde scheikundige, maar tevens een geëngageerde wetenschapshistoricus. In zijn levensherinneringen presenteert Cohen een rijkgeschakeerd panorama van ontmoetingen met collega’s in Europa en de Verenigde Staten op congressen en naar aanleiding van gastlezingen, bezoeken, diners en recepties. Hij zette zich actief in om contacten te leggen, vooral ook in de periode na de Eerste Wereldoorlog, toen de voorheen bestaande banden tussen wetenschappers uit de oorlogvoerende naties voorgoed leken te zijn verbroken. In 1943 werd hij gearresteerd en verbleef vier maanden in een strafgevangenis in Amsterdam en in concentratiekamp Vught. (Uit: Illuster /Frank Kessler Wetenschappelijk directeur van het Onderzoeksinstituut Geschiedenis en Cultuur)

Ernst Cohen, Na driekwart eeuw, Levensherinneringen. 2013. Uitgeverij Matrijs. 24,95 (tot 1 november) daarna 29,95.

Advertentie