‘Mijn arts zei dat we die behandelingen gewoon gingen doen’

Eva van Gennep studeerde om arts te worden, maar werd toen zelf ziek. Foto: Simona Evstatieva

Als geneeskundestudent moet je – helaas – soms pijnlijke klappen uitdelen. Je leert tijdens rollenspellen met acteurs hoe je slecht nieuws moet brengen, je legt tijdens coschappen uit hoe een behandeling in z’n werk gaat en wat eventuele bijwerkingen kunnen zijn. Eva van Gennep leerde het allemaal aan de UU. “Maar ineens was ik degene die de klap moest ontvangen.”

Voelde je het aankomen, die klap?
“Ik denk dat ik er in eerste instantie een beetje te luchtig over heb gedaan, misschien. Achteraf. Ik heb ruim een halfjaar lang rondgelopen met een klein knobbeltje aan de zijkant van mijn borst. Ik dacht, dat is vast een fibroadenoom. Goedaardig, komt veel voor op jonge leeftijd, geen zorgen. Dat is misschien wel zo’n typische artsenvalkuil: je weet heel veel weg te beredeneren als het om je eigen gezondheid gaat. Bovendien kwam er niet echt veel borstkanker voor in onze familie op jonge leeftijd, ik was 24, in de bloei van mijn leven.

"Pas toen ik op aandringen van mijn moeder en vriend naar de dokter ging, werd ik doorverwezen. Een paar dagen vóór de uitslag, in juli 2017, belde de arts me. Ze wisten nog niet precies wat het was, maar ik moest er niet zomaar vanuit gaan dat het onschuldig was en ik kon maar beter iemand meenemen voor de uitslag. Toen dacht ik: oh, shit.”

Hoe zag dat leven eruit voordat je kanker kreeg?
“Veel feestjes, veel vrienden, etentjes, ik reisde veel, deed een bestuursjaar. Gewoon het typische studentenleven, denk ik. Maar ook: veel studeren. Ik was, en ben, ambitieus. Ik genoot heel erg van mijn studententijd, maar was ook druk en gehaast. Ik vloog van hot naar her. De dag vóór de uitslag stond ik nog op een festival met vrienden. Tuurlijk schoot er toen al wel door mijn hoofd: misschien heb ik wel kanker. Maar ik kon dat ook wegdrukken, zo van: yolo, ik zie het morgen wel weer.”

En toen werd het morgen ...
“Echt: alsof de grond onder je voeten wordt weggeslagen. Ik huilde en ik geloof dat ik wel in shock was. De arts vroeg of ik openstond voor meer informatie – dat hoort zo, dat leerde ik ook bij het vak communicatieonderwijs. Ja, dat stond ik wel. Ze vertelde dat het goed te behandelen was, dat het niet dodelijk was. Maar ze vertelde ook dat ik een operatie moest ondergaan, chemo zou krijgen en bestralingen. Mijn eerste reactie was: Die behandelingen… wat als ik dat niet wil? Maar de arts had haar hoofd geschud en zei dat ik heel jong was en dat we die behandelingen gewoon gingen doen.”

Ik geloof dat ik wel in shock was

Draaide je toen snel bij?
“Ja, natuurlijk zeg je zoiets in een opwelling, omdat ik ineens patiënt was. Het is wel interessant, laatst had ik een college over dat patiënten na hun slechte diagnose vaak even niet wilsbekwaam zijn. Ik herkende mezelf erin. En ik weet ook nog dat ik op dat moment heel sterk voelde: ik wil studeren, ik wil genieten en leven, ik wil niet ziek zijn. Je zit er nooit op te wachten, maar al helemaal niet als je zo jong bent. En het gekke was ook: ik voelde me verder heel gezond. Ik viel niet af, was niet extreem moe of bleek. Dus ik wist, als ik ziek word, dan komt dat door de chemo’s.”

Komt bij: Eva wist door haar achtergrond net iets meer van de bijwerkingen dan ze eigenlijk had gewild. Ze wist dat de chemo’s haar afweersysteem aan zouden tasten. De witte bloedcellen. Alles zou in haar lijf ‘op z’n gat liggen’ – haar woorden. Ze wist ook door haar coschappen dat je dan neutropene koorts kon krijgen. En dat je aan die koorts hartstikke dood kon gaan.

“Dat hielp dus niet toen ik in die medische molen kwam.” Wel was het een medische molen waar Eva goed de weg wist. “Dan liepen we door het ziekenhuis naar de poli, en was mijn moeder op de bordjes aan het zoeken welke kant we op moesten. Terwijl ik daar heel zelfverzekerd rondliep ‘kom mam, volg mij maar’, want ik kende de plek van mijn coschappen en ik voelde me er op mijn gemak.”

Omdat de chemotherapie haar vruchtbaarheid negatief zou kunnen beïnvloeden, moesten Eva en haar vriend nadenken of ze embryo’s of eicellen wilden laten invriezen. “Dat zijn dingen waar je nog helemaal niet bij stilstaat, maar mijn ziekte dwong me daartoe.” Haar eicellen werden ingevroren, ze kreeg een borstsparende operatie, bestraling en toen begonnen de chemo’s.

Ik wil studeren, genieten en leven

Hoe ben jij die eerste periode door gekomen?
“Ik ben blijven volleyballen, wat ik altijd al deed bij Protos. En vlak voor de chemo startte, ben ik met mijn vader gaan wielrennen om zo fit mogelijk de behandeling in te gaan. Ik ben ook eigenlijk nooit helemaal gestopt met studeren, want ik wilde een zo normaal mogelijk leven leiden. Coschappen lopen was geen optie, maar ik kon wel mijn wetenschapsstage parttime doen. Het was soms, na al die ziekenhuisbezoeken, een verademing om gewoon weer even student te zijn, weer even mee te doen. Al waren het halve dagen.”

Hoe is het ineens je ambities op een lager pitje te zetten?
Lachend: “Ja. Wennen. Mijn hoofd werkte soms gewoon echt niet mee, dat is wel lastig als je kwantitatief onderzoek moet doen. Maar wat hielp, was dat ik op een gegeven moment leerde de lat lager te leggen en met kleinere, haalbare doelen te werken. Wat ook heel mooi was om te ervaren, was dat er zo ontzettend veel mensen voor me klaarstonden. Mijn zusje met wie ik samenwoonde, mijn ouders en vriend, maar ook vrienden, vriendinnen, collega’s. De een kookt, de ander stuurt een lief berichtje… Zo waardevol.”

Hoe was het om de enige ‘zieke’ te zijn tussen al die gezonde studenten?
“De meeste mensen maken zoiets – gelukkig – zelf niet mee, en dat maakte wel dat ze het soms moeilijk vonden om mij iets erover te vragen. Daarom was, en ben, ik er zelf heel open over. Iedereen mag alles aan me vragen.”

Ik leerde de lat lager te leggen

Heb je weleens gedacht: ik ga dood?
“Eén keer. Het gehalte witte bloedcellen in mijn lijf was extreem laag door de chemo en ik kreeg koorts, 39-nog-wat. Toen wist ik, nu moet ik oppassen. Maar tegelijkertijd was ik gewoon wat dingen voor stage aan het doorlezen, want ja, wat moet je anders?”

De dokter bellen, bijvoorbeeld…?
“Ja dat heb ik uiteindelijk ook gedaan. Met mijn zusje ging ik naar de Spoedeisende Hulp. Ik zat te wachten na het bloedprikken, en die resultaten kun je dan al zien in het patiëntportaal. Dus ik daar inloggen, en ik kon zelf al zien hoe het ervoor stond. Sterker nog: ik had het hele beleid al uitgestippeld en belde mijn ouders: “Ik moet het nog officieel horen van de arts, maar ik weet al wel dat ik hier moet blijven”.

"Die nacht was zwaar. Ik was heel bang om sepsis, bloedvergiftiging, te krijgen; dat kan dodelijk zijn. Ik weet nog dat ik het aan niemand durfde te vertellen, ik wilde het zelf oplossen en niet andere mensen bezorgd maken. Ik durfde het zelfs niet aan de verpleegkundige te vragen. Dat voelde best eenzaam, als ik er nu zo aan terugdenk. Daardoor heb ik ook geleerd: ziek zijn hoef je niet alleen te doen.”

Heb je daarvoor hulp gezocht?
“Ik kon terecht bij het Helen Dowling Instituut dat is gespecialiseerd in psychologische hulp tijdens of na kanker. De therapeut zei dat ik er vroeg bij was, dat mensen normaal pas later aan de bel trekken. Wat ook heel erg hielp was lotgenotencontact. Medicijnschema’s met elkaar vergelijken, maar ook harde kankergrappen maken die je alleen durft te maken als je de ziekte zelf hebt. En je praat op een ander niveau. Diepgaander.”

Eva van Gennep - veelbelovende vijftien. KLOOSTERMAN_Powder_Days.jpg
Foto: Eddo Kloosterman
 

Waar vind je lotgenoten?
“Ik stuitte via een beurs in de Galgenwaard op de Powder Days Foundation. Zij gaan met jonge mensen die kanker hebben of hadden op outdoor-vakantie om meer vertrouwen te krijgen in je lichaam. Dus ik ben gaan kayakken in Zuid-Frankrijk en echt: het was fantastisch. Ik dacht van tevoren: tja, wordt dat geen zielig hoopje ellende, met z’n allen alleen maar praten over kanker. Maar we hadden, naast diepgaande gesprekken, zo veel lol. Ik ging afgelopen zomer voor de tweede keer mee, maar dan als medisch vrijwilliger, en nu zit ik in het bestuur. Ik gun andere lotgenoten ook zo’n ervaring.”|

Ziek zijn hoef je niet alleen te doen

Hoe voel je je nu?
“Ik heb nog een keer per jaar controle, maar ben nu schoon. Ik krijg nog wel hormoontherapie waar ik de komende jaren waar ik nog elke drie maanden een injectie voor krijg en dagelijks medicatie voor slik. Maar ik heb geen heftige bijwerkingen, gelukkig.”

 Je bent onlangs afgestudeerd. Cum laude, terwijl je nog in de naweeën van je behandeling zat.
“Ja, soms denk ik ook: hoe heb ik dat gedaan? Gelukkig kon ik wel mijn coschappen in mijn laatste jaar parttime doen en kreeg ik een beurs om mijn laatste studiejaar mee te bekostigen, omdat ik natuurlijk een jaar uitloop had. Ik kan nu weer volop werken, maar doe dat niet in het ziekenhuis. Mijn hart ligt, voor nu, in de verslavingszorg en ik heb een heel leuke baan in een afkickkliniek.”

Ben je, nu je ook patiënt bent geweest, anders naar je vak gaan kijken?
“Ik besef dat je assertief moet zijn, als patiënt, maar ook  dat er zo veel zorgmedewerkers zijn die heel hard voor je willen rennen. Ik wil ook zo iemand zijn. Maar ik wil niet alleen maar werken, of alleen maar studeren. Ik wil meer in het ‘nu’ leven, niet alleen maar een overvolle agenda hebben en ook tijd voor mezelf hebben. Ik wil niet meer elke dag het gevoel hebben dat ik word geleefd, ik wil juist het gevoel hebben dat ik leef.”


Wie zijn de Veelbelovende Vijftien van 2019?


Half december presenteert DUB de derde editie van de ‘Veelbelovende Vijftien’. Welke vijftien Utrechtse studenten vielen in 2019 op door studie, sport, vrijwilligerswerk of om andere redenen? We geven wekelijks een voorproefje door middel van een groot interview met één van de studenten die we uitkozen. Dit artikel met Eva is daarvan het tweede. Lees die interviews of bekijk de vijftien studenten die in 2017 en 2018 ‘veelbelovend’ waren.

Advertentie