Analyse: natuurlijk gaan die masteropleidingen selecteren

Selectie aan de poort: zesjesstudenten krijgen het moeilijk aan de deur van een masteropleiding.

Het is helemaal niet vreemd dat masteropleidingen zesjesstudenten weren. Het was zelfs de bedoeling. De politiek heeft selectie van studenten aan alle kanten aangemoedigd.

Het belandde deze week op de voorpagina van de Volkskrant: enkele masteropleidingen gaan zesjesstudenten weren, ook als die van hun eigen bacheloropleidingen komen. Als ze lager dan een zeven scoren, komen ze er in principe niet meer in.

Verontwaardiging alom. Vooral oppositiepartijen roerden zich, maar ook regeringspartij PvdA stelde schriftelijke vragen. Hebben die studenten soms geen geldig bachelordiploma? Maar het kan eigenlijk geen verrassing zijn, zeker niet voor de PvdA. Hier ging het de hele tijd naartoe.

Bachelor-masterstelsel stond aan de basis van deze selectie
Het begon met de invoering van het bachelor-masterstelsel in 2002. De oude universitaire opleidingen werden in tweeën opgeknipt, zodat het onderwijs in Europa beter vergelijkbaar werd. Het idee erachter was dat studenten na hun bachelor opnieuw voor een keuze zouden staan: waar konden ze het best naartoe voor hun master?

In de praktijk hanteerden veel universiteiten echter een ‘zachte knip’ tussen bachelor en master. Als studenten bijna klaar waren met hun bachelor, mochten ze alvast wat vakken van de masteropleiding volgen om de overgang soepel te laten verlopen. Dan is het heel verleidelijk om gewoon door te kachelen naar de aansluitende master.

Harde knip was stap twee
Het was de sociaaldemocratische onderwijsminister Ronald Plasterk die de ‘harde knip’ verplicht stelde: studenten moesten voortaan hun bachelordiploma behalen voor ze aan een master mochten beginnen.

Maar één ding bleef toen nog overeind: voor elke bacheloropleiding moest een aansluitende masteropleiding bestaan waar studenten automatisch werden toegelaten. Maar deze ‘doorstroommaster’ werd per september 2014 afgeschaft door minister Jet Bussemaker, eveneens van de PvdA.

Daar stond toen het hele politieke midden achter. Een grote meerderheid van VVD, PvdA, D66, ChristenUnie, CDA en SGP stemde vóór het wetsvoorstel waarin dit werd geregeld: kwaliteit in verscheidenheid, heette het.

Zoethoudertjes voro de critici
In de wet staan twee zoethoudertjes voor critici van selectie. Allereerst moet elke afgestudeerde bachelor ergens in Nederland zonder nadere toelatingseisen tot een masteropleiding worden toegelaten. Als er studenten buiten de boot vallen, kan de minister ingrijpen.

Ten tweede moeten opleidingen altijd minimaal twee criteria hanteren bij hun selectie: ze mogen dus niet platweg op eindcijfer selecteren, ze moeten ook altijd kijken of een student misschien geschikter is dan op grond van zijn gemiddelde tentamencijfer blijkt.

Maar de lijn is duidelijk. De politiek wil de ‘verscheidenheid’ in het hoger onderwijs bevorderen. Het onderwijs was te gelijkvormig. Er moest minder eenheidsworst komen. Alles om de zesjescultuur te bestrijden.

Universiteiten moeten zich meer profileren
Selectie aan de masteropleidingen past dus in de trend dat universiteiten en hogescholen allemaal hun eigen profiel moeten kiezen, zoals met hen is afgesproken in de prestatieafspraken. Het past ook in de voorliefde van beleidsmakers voor kleine, selectieve opleidingen als university colleges en honoursprogramma’s in het hoger onderwijs.

Het politieke midden heeft zich in het verleden niet of nauwelijks tegen deze trend verzet. Hooguit was er onenigheid over het collegegeld: mag het tarief omhoog voor opleidingen die iets extra’s bieden? En hoeveel hoger dan?

Maar het mag toch niemand verrassen dat masteropleidingen nu gebruik gaan maken van de mogelijkheden die de politiek heeft geschapen. Hier is welbewust naartoe gewerkt.

Advertentie