Corona en de toekomst: ‘Duurzaamheid en gezondheid kan je niet los van elkaar zien’

Fotos: Ivar Pel
Nu de coronapandemie in rustiger vaarwater komt, is het tijd om te reflecteren op de afgelopen twee jaar. Wat zijn de onderliggende problemen? En wat moeten we in de toekomst anders doen? Dit artikel maakt deel uit van de reeks Corona-dialogen. Hierin buigen wetenschappers uit verschillende disciplines zich over lastige vraagstukken die de coronapandemie met zich meebracht. In het derde, en laatste, deel van de serie kijken Arjan Stegeman en Ellen Moors vanuit de diergeneeskundige en duurzaamheidskant naar de onderliggende problemen van de coronapandemie. Eerder verschenen de verhalen over de grenzen van vrijheid en de gezondheid van jongeren.

Arjan Stegeman: “De coronapandemie kwam voor mij niet als een verrassing. We hebben deze eeuw meerdere uitbraken gehad van coronavirussen. Zoals het SARS-virus aan het begin van dit millennium of het MERS-virus dat vanuit dromedarissen naar de mens oversprong, maar een oorsprong heeft in vleermuizen. In de afgelopen decennia hadden we eens in de tien jaar een coronavirusuitbraak. Als we breder kijken hebben we gedurende een groot deel van de geschiedenis van de mensheid uitbraken van zoönosen gehad. We weten niet goed hoe vaak die voorkwamen, omdat veel uitbraken niet of weinig gedocumenteerd zijn. Je had de pest in de middeleeuwen en van 1918 tot 1920 de Spaanse griep. Daarna zagen we ook grieppandemieën met een interval van circa 30 jaar optreden. Soms ernstig, zoals in 1968 waar meer dan een miljoen mensen doodgingen in een griepepidemie. Soms minder ernstig, zoals de Mexicaanse griep in 2009. Infectieziekten horen bij het samenleven van mensen en dieren, maar de connectiviteit van menselijke populaties vergroot de schaal waarop virusuitbraken plaatsvinden.”

“Vaak wordt als oorzaak gewezen naar de toegenomen interacties met wilde dieren, maar daar is niet zoveel bewijs voor. De interactie tussen wild en mens is eigenlijk van alle tijden. Toen we jagers en verzamelaars waren, vonden dit soort oversprongen van virussen van wild op mens misschien wel vaker plaats dan nu, maar toen leefden populaties enorm geïsoleerd van elkaar. Een infectie liep dan snel dood. Na reizen van Marco Polo zien we handelsroutes ontstaan en via die handelsroutes verplaatsen ziektes zich. Wat nu op een markt in Wuhan overspringt, is binnen een mum van tijd op allerlei plekken in de wereld. Zelfs in de perioden van de strengste lockdowns, waarbij we op een fractie van het vliegverkeer wereldwijd zaten, verspreidden de nieuwe virusvarianten uit India, Groot-Brittannië of Zuid-Afrika zich nog steeds heel snel.”

Ellen Moors: “De connectiviteit van menselijke populaties neemt ook toe door ontbossing en door andere manieren van landbouw bedrijven. Door de versnelde toename van klimaatverandering hebben we een vermenigvuldiger, die we in eerdere periodes van onze geschiedenis niet hadden. Kunnen we uit de grote schaal van het coronavirus afleiden dat we sneller een opvolger hebben, dan de tien jaar die je noemde?”

Hoogleraar Arjan Stegeman is dierenarts-epidemioloog aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek focust zich op de epidemiologie van infectieziekten bij landbouwhuisdieren, waaronder zoönosen zoals Covid-19.

Stegeman: “Die tien jaar heeft een behoorlijke betrouwbaarheidsinterval. Het is een toevalsproces hoe iets van de ene gastheer overspringt naar de andere. Het cruciale proces hierin is dat er efficiënte transmissie moet zijn in de andere gastheer: de mens. Het reproductiegetal moet groter zijn dan één, wil een virus zich over de wereld verspreiden. De oversprongen van een virus van dier op mens vinden denk ik heel vaak plaats, maar bij het overgrote deel verspreidt de kiem zich niet tussen mensen.”

“De meeste infectieziekten zijn gastheerspecifiek en verspreiden zich alleen tussen dieren. Er zijn kiemen die wel overspringen van dier naar mens, maar zich niet in mensen kunnen vermenigvuldigen. In Nederland is de Q-koorts daar een voorbeeld van. De vogelgriep kan incidenteel wel van mens op mens overspringen, maar doordat er geen efficiënte transmissie is, loopt het snel dood. Pas bij de volgende stap, als het virus efficiënt van mens op mens overgaat, ontstaan er epidemieën of pandemieën. Of dat gebeurt, hangt dus af van veel condities en veel toevalligheden.”

“Daar komt wel bij dat de wildhandel, waaronder de illegale handel, in onder meer China en Afrika enorm groot is. Er kan een mix aan allerlei micro-organismen ontstaan, doordat wilde diersoorten naast elkaar voorkomen op markten. Als je daar net als bij ons een gekoeld stukje vlees in de supermarkt zou halen, ben je een groot deel van de risico’s kwijt.”

Ellen Moors is hoogleraar Innovatie en Duurzaamheid aan de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op socio-technische innovaties in onder meer de gezondheidssector, life sciences en de agrifoodsector. Daarnaast is ze hoofd en onderzoeksdirecteur van het Copernicus Institute of Sustainable Development.

Moors: “Het schijnt ontzettend lastig te zijn om te achterhalen waar de bron zit van het coronavirus. Zit het nu echt in die wildmarkten? Zit het in de reisbewegingen? Komt het door te veel ontbossing bij steden en doordat er qua stad-plattelandsinrichting sprake is van een complete misfit? De ontbossing ten opzichte van de urbanisering heeft invloed op hoe snel dieren en mensen met elkaar in aanraking komen.”

“Gezondheid en duurzaamheid zijn dus sterk met elkaar verweven. Die twee kunnen we niet los van elkaar zien. Duurzaamheidsproblemen, zoals ontbossing, zware bosbranden, droogte en stijgende temperaturen, zijn één-op-één te verbinden aan klimaatgerelateerde ziektes. Ziekteverwekkers opereren beter in een vochtig klimaat. Mensen krijgen meer last van allergieën, kunnen niet goed tegen extreme hitte of er ontstaan meer hartinfarcten, doordat er allerlei zware crises op mensen afkomen. Zonder gezondheid is er ook geen duurzaamheid en vice versa. In sommige arme landen op onder meer het Afrikaanse continent stopt de bevolkingsopbouw, omdat mensen in hun veertigste of vijftigste levensjaar overlijden of zware ziektes krijgen. Als je bezig bent met overleven, kun je niet een duurzaam systeem opbouwen of überhaupt bezig zijn met allerlei duurzaamheidsvraagstukken.”

Stegeman: “Binnen de humane gezondheidszorg gaat het eigenlijk alleen over de risico’s voor mensen. En hoe omgeving en dieren een risico vormen voor de mens. Terwijl we eigenlijk, in het concept als geheel, moeten kijken naar een goede balans tussen de gezondheid van mens, dier en het ecosysteem eromheen. De verdeling van middelen en aandacht over dat hele systeem is enorm scheef. In de Nederlandse begroting gaat circa 100 miljard naar gezondheidszorg. We noemen het wel gezondheidszorg, maar het is eigenlijk ziekenzorg. Het hele verdienmodel is gericht op het behandelen van zieke mensen. De coronapandemie bestreden we met als maatstaf het aantal zieke mensen op ziekenhuisbedden, die maximaal te behandelen waren. In het huidige gezondheidszorgsysteem hebben de specialisten in de ziekenhuizen de hoogste status, terwijl artsen die verantwoordelijk zijn voor de publieke of bedrijfsgezondheidszorg onderaan de ladder staan. Hoe veranderen we een systeem dat gericht is op ziekte in het individu, naar een systeem gericht op gezondheid in de populatie? Daar ligt misschien wel de grootste uitdaging.”

Moors: “Dat we naar een langdurige, duurzame zorg toe moeten, moge duidelijk zijn. De maatschappij vergrijst en de zorgkosten zijn torenhoog. Ook de medicijnprijzen lopen op, deels door de farmaceutische industrie. De hoogte van de prijzen zijn daardoor onhoudbaar geworden. De zorg bestaat voornamelijk uit behandelen en diagnosticeren, terwijl preventie relatief onderbelicht blijft. Uiteindelijk willen we naar een zorgsysteem waarbij de bevolking zichzelf preventief zo gezond mogelijk houdt. Dat is een duurzame en robuustere manier van welzijn.”

Stegeman: “Ook de veeteelt moet verduurzaamd worden om verschillende redenen. Vanwege het klimaat, maar ook vanwege infectieziekten. Jaarlijks ruimen we door de vogelgriep tientallen pluimveebedrijven. Dit jaar worden pluimveebedrijven preventief geruimd, omdat men bang is dat anders de infectieziekte uit de hand loopt. Dan ben je naar mijn idee over de grens heen van de dichtheid van bedrijven, die nodig is voor een duurzame veeteelt. Sommige pluimveebedrijven zitten zodanig dicht bij elkaar, dat zonder het preventief ruimen van bedrijven vogelgriep als een lopend vuurtje zich verder verspreidt.”

“We moeten een ander systeem vinden, waarbij we bijvoorbeeld preventief vaccineren tegen belangrijke infectieziekten als vogelgriep en bepaalde gebieden in het land aanwijzen die niet geschikt zijn voor grootschalige pluimveehouderij, zoals nu in de watervogelrijke gebieden, of de dichtheid van bedrijven verminderen. De hele Nederlandse veehouderij moet naar een duurzamer, diverser systeem. Als we hele regio’s vol zetten met bedrijven met een enkele diersoort is het zeker dat er een keer problemen ontstaan. Ook al is dat nu nog niet te zien. Door diversiteit in het systeem in te bouwen, maken we onszelf minder kwetsbaar.”

Moors: “Ons bestaande landbouwsysteem heeft optimaal gefunctioneerd, maar op sommige aspecten is die heel onduurzaam. De vogelgriep is de verborgen pandemie van de pluimveehouderij, die ondergesneeuwd is door de coronapandemie. De urgentie van de coronapandemie moeten we aangrijpen om na te denken over het anders inrichten van ons landbouwsysteem.”

Stegeman: “Bij alles wat we doen, moeten we het systeemdenken gaan toepassen: Moeten we bepaalde goederen uit China halen of toch lokaal maken? De wereld van nu is volkomen gevormd door het neoliberalisme vanaf de jaren 80, waarin vrije handel, en daardoor geld, de belangrijkste drijfveren zijn. Aan het begin van de coronapandemie waren materialen, die voor de productie van PCR-testen nodig zijn, heel schaars. Want buiten de coronabrandhaarden Lombardije en Wuhan om, waren er maar weinig plaatsen waar deze grootschalig geproduceerd werden. Bij de oorlog in Oekraïne zien we hetzelfde gebeuren. Nu komt men er opeens achter dat er in bepaalde gebieden enorm veel voedsel wordt verbouwd, waar de hele wereld van afhankelijk is. Het verdelen van risico’s moet leidend zijn in hoe we de handel, contacten en wereld inrichten.”

Moors: “Zowel de coronapandemie als de klimaatverandering zijn wake-up calls. De coronapandemie kwam heel plotseling, terwijl de klimaatverandering al langere tijd op de achtergrond sluimert. Daarvan zijn de gevolgen nog niet zo voelbaar in ons gematigde klimaat in het westen. Als mens zijn we, vanuit een overlevingsmechanisme, geconditioneerd om te reageren op directe, waarneembare gevaren, zoals een gezondheidscrises. Klimaatverandering gaat geleidelijk, cumulatief en heeft gradaties. Het blijkt uitermate lastig te zijn om nu actie te ondernemen voor een toekomstige beloning.”

Stegeman: “De reflex is zelfs de andere kant op: nog sneller vaccins maken of diagnostiek verbeteren die infecties sneller opsporen. Met technologie proberen we oplossingen te bedenken. Achterliggende problemen, zoals ontbossing en klimaatopwarming, vinden we lastig om aan te pakken.”

Moors: “Het verbaasde mij dat we in de coronapandemie alle maatregelen durfden te nemen met maar de helft aan kennis over de mogelijke uitkomsten. Wat het klimaat betreft weten we uit de recente IPCC-rapporten met meer dan 90 procent zekerheid dat we richting opwarming, ontbossing en erosie gaan en dan nemen we niet eens de helft van de maatregelen.”

Stegeman: “Terwijl we het echt kunnen oplossen. De mensheid heeft ook in het verleden laten zien enorm innovatief te zijn. Van het pandemierisico moeten we net als de klimaatopwarming geen verdoemenisverhaal maken. De reactie wordt dan makkelijk: het is te laat en het maakt allemaal niet meer uit wat we doen. We maken van ons het orkest op een zinkende Titanic dat maar doorspeelt. Het is niet te laat en we zijn creatief genoeg om het nog op te lossen.”

Foto's: Ivar Pel Fotografie

Advertentie