Iedere klik op Science kost een fortuin

Terwijl de universiteit op veel plekken flink moet bezuinigen, is er één kostenpost die elk jaar maar blijft groeien: wetenschappelijke tijdschriften. Uitgevers vragen steeds hogere bedragen voor toegang. Open access-voorvechters leggen deze week uit dat het anders kan.

 

Open Access Week

Maandag is wereldwijd de Open Access Week gestart. Tijdens die week organiseren hoger onderwijsinstellingen activiteiten om de bekendheid en bewustwording rondom open access te bevorderen, ook in Utrecht. UB-medewerkers geven op diverse faculteiten voorlichting en op 2 november is in de Drakenborchzaal van de UB Uithof een inloopspreekuur over open access.

 

Wetenschappelijke uitgevers als Elsevier, Springer en Wiley-Blackwell zijn de meest “meedogenloze kapitalisten”, vele malen erger dan banken, oliemaatschappijen en zorgverzekeraars, schreef een columnist van de Britse krant The Guardian onlangs.

Het door de columnist zo verafschuwde systeem werkt als volgt: academisch onderzoek, betaald door u en ik, wordt in de vorm van artikelen onbezoldigd aangeleverd door wetenschappers aan wetenschappelijke tijdschriften. Die schakelen vervolgens andere wetenschappers in, die gratis en voor niks het onderzoek toetsen (peer review), waarna een publicatie volgt.

Maar waar de wetenschappers gratis werken, daar vragen uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften astronomische bedragen voor (digitale) toegang tot heel gespecialiseerde journals met namen als Biochimica et Biophysica Acta. Voor onderzoek dat de universiteiten zelf gedaan hebben. De wetenschappelijke uitgevers behalen er elk jaar grotere winsten mee. Een steeds groter deel van de budgetten van bibliotheken gaat op aan de journals.

Vrije toegang tot wetenschap, zo is wel eens becijferd, zou de Nederlandse samenleving een voordeel op kunnen leveren van 37 tot 133 miljoen euro per jaar.

Al jaren is er een tegenbeweging genaamd open access. Het idee van de beweging: wetenschap is door de maatschappij betaald en moet vrij toegankelijk zijn. In de loop der jaren zijn er tal van open access-titels opgericht.

 

 Piet Gros: sleutel ligt bij NWO

Om meer wetenschappelijke artikelen vrij toegankelijk te maken, is een stevigere rol van NWO nodig. Dat zegt hoogleraar Biomacromoleculaire kristallografie en spinozaprijswinnaar Piet Gros.

In Amerika (NIH) en Groot-Brittannië (Wellcome Trust) geldt al de eis dat met hun geld tot stand gekomen publicaties gratis beschikbaar worden gesteld. De niet peer-reviewde auteursversie van een artikel wordt na maximaal 6 maanden vrij toegankelijk gemaakt. “Voor een wetenschapper is dat ideaal. Je hebt de keus om in een tijdschrift naar keuze te publiceren, maar het komt wel na maximaal 6 maanden vrij beschikbaar.”

Gros is zelf ook aan die regels onderhevig, omdat zijn onderzoek deels gefinancierd is door het NIH. Dat betekent dat de auteursversie van een Science-publicatie waar hij aan heeft meegewerkt van december 2010, sinds mei van dit jaar voor iedereen toegankelijk is. “Het is prettig dat dit zo geregeld is, want als onderzoeker ben je in eerste aanleg niet bezig met open access.”

Gros, die al meerdere publicaties in Science en Nature op zijn naam heeft staan, erkent dat het “te gek voor woorden” is dat bibliotheken astronomische bedragen betalen voor abonnementen, maar wijst er op dat diezelfde journals een belangrijke functie hebben. “Onderzoekers sturen hun beste werk in de regel naar journals met een hoge impactfactor, dus daar verschijnt gemiddeld ook het kwalitatief meest hoogstaande werk in. We kunnen niet van de ene op de andere dag stoppen met Nature en Science, want er is geen alternatief voor dat niveau.”

“Je kunt niet voorbijgaan aan het feit dat impactfactoren een functie hebben in het wetenschappelijke bedrijf. Je hebt dat nodig om je carrière te ontwikkelen, om beursaanvragen gehonoreerd te krijgen. Als je continu onderscoort in je publicaties, dan heeft dan invloed om je kans op een beurs.”

 

Ook vanuit Utrecht zijn online journals opgezet, die in tegenstelling tot ‘closed access’-tijdschriften gratis toegankelijk zijn. Niet alle open access journals zijn gratis overigens. Bij een flink aantal moet de onderzoeker of de onderzoeksfinancier een bedrag van circa 2000 euro betalen om de publicatie te laten plaatsen. Dus niet de lezer, maar de schrijver betaalt.

Ondanks de opkomst van veel open access journals blijkt het maar moeilijk om de macht van de uitgevers van betaalde tijdschriften te breken. Een publicatie in Science of Nature is voor een onderzoeker immers vele malen prestigieuzer dan een artikel in een online journal dat vrijwel niemand kent. Voor je carrière is het belangrijk om te publiceren in tijdschriften met een hoge impactfactor, en dat zijn nou eenmaal in de regel de traditionele tijdschriften.

Bovendien moeten veel open access journals nog bewijzen dat ze even goed zijn als hun traditionele evenknie. Open access moet het uitgangspunt zijn, zei de Tilburgse rector Philip Eijlander in 2010. Maar peer review moet wel behouden worden, voegde hij daar meteen aan toe. “Kwaliteit moet gegarandeerd.” 

Die strenge kwaliteitscontrole is essentieel voor de wetenschap, vinden ook de open access-voorvechters. Journals als PLoS Biology en PLoS Medicine laten zien dat open access en hoge kwaliteit hand in hand kunnen gaan. 

De Universiteit geeft ieder jaar 4,5 miljoen euro uit aan academische tijdschriften, zei Saskia Franken, bij de Universiteitsbibliotheek verantwoordelijk voor open access, in 2009 in het Ublad. Het kostenplaatje anno 2011 heeft Franken niet paraat, “maar ga er maar van uit dat het nu meer is, het wordt ieder jaar duurder”.

Franken: “Eigenlijk betaalt de universiteit twee keer voor hetzelfde onderzoek. Ze betalen de onderzoekers en de peer reviewers die aan de publicatie werken. En ze betalen dan nog eens abonnementskosten om datzelfde onderzoek te mogen lezen. De uitgevers maken winst met ons eigendom.”

Zolang het wetenschappelijke systeem draait om impactfactoren, en onderzoekers afgerekend worden op publiceren in gerenommeerde tijdschriften, is het lastig om het traditionele uitgeefmodel te doorbreken, vertelt Franken. Onderzoekers blijven dan hun belangrijkste onderzoek sturen naar ‘closed access’-publicaties, waardoor universiteiten niet om dure tijdschriftabonnementen heen kunnen. Een onderzoeker moet immers op de hoogte blijven van zijn of haar vakgebied.

Franken: “Het maffe is dat onderzoekers hier op de universiteit weinig merken van beperkte toegang. En ze hoeven de hoge kosten van toegang niet te betalen, in ieder geval niet rechtstreeks. Ze voelen het niet zelf in de portemonnee, ze hebben vaak geen idee hoeveel de UB, dus de universiteit, dus de maatschappij betaalt.” Bewustzijn creëren van problematiek is daarom belangrijk, vertelt Franken. Reden ook waarom Open Access Week ieder jaar georganiseerd wordt.

NWO, de belangrijkste financier van wetenschappelijk onderzoek in Nederland, dringt er al jaren bij wetenschappers op aan om te publiceren in gratis toegankelijke internettijdschriften. Onderzoekers kunnen sinds twee jaar een aanvraag doen op een fonds om de kosten van open access publicaties te dragen. Bovendien is er geld vrijgemaakt om open access journals op te starten.

 

Publicaties zo snel mogelijk toegankelijk maken

Hoogleraar Bestuurskunde Mark Bovens licht toe waarom hij open access belangrijk vindt


Een open-access verplichting heeft NWO niet. In de voorwaarden bij het toekennen van subsidies staat dat gewenst is dat publicaties publiek beschikbaar zijn, niet verplicht. Ze gaan daarin minder ver dan de Amerikaanse National Institutes of Health (NIH) of de Britse Wellcome Trust. Die eisen dat de niet gepeer-reviewde auteursversie van artikelen binnen zes maanden publiek toegankelijk wordt gemaakt.

De UU mag wat Franken betreft “zwaarder inzetten” op open access. De UU stimuleert dat wetenschappers hun artikelen aanleveren in Utrechts eigen gratis toegannkelijke digitale archief, genaamd Igitur Archief, wel, maar verplicht het niet (doc). 

Daarnaast is het creëren van een tijdelijke stimuleringsfonds voor open access in Utrecht een goed idee, oppert Franken. Naast NWO hebben de universiteiten van Delft en Wageningen zelf een potje om onderzoekers te compenseren voor de publicatiekosten van open access. “Maar dat geld moet wel weer ergens vandaan komen, dus ik begrijp dat dit een lastige beslissing is.”

Advertentie