Je eigen opleiding bouwen

Universiteiten moeten voorkomen dat studenten na het eerste jaar nog uitvallen of te lang over hun studie doen. Bachelors moeten daarom meer ruimte krijgen om hun eigen studie in te richten. Een projectteam onder leiding van bèta-onderwijsdirecteur Gerrit Heil onderzocht hoe dat in Utrecht zou kunnen. “We willen een flexibele bacheloropleiding.”

Gerrit HeilWat is dat, een flexibele opleiding?
“Dan hebben we het over een disciplinaire opleiding, maar wel één waarbinnen studenten zich in een vroegtijdig stadium kunnen oriënteren op andere disciplines en zo nodig zonder tijdverlies en complicaties kunnen switchen. Zo’n 70 tot 80 procent van de studenten voelt zich prima thuis in onze huidige opleidingen. Die weten precies wat ze willen en zitten op hun plek. Maar er blijft een vrij grote minderheid over. Dat zijn studenten die misschien wel op de goede plek zitten maar dat nog niet weten, of die wel het juiste interessegebied hebben gekozen maar in een andere opleiding net iets beter tot hun recht zouden komen. Het is vooral die groep die we willen bedienen door een groter keuzevrijheid te bieden, met behoud van de huidige kwaliteit.”

Bij meer keuzevrijheid voor studenten denkt iedereen in Utrecht meteen aan het University College …
“Dat is inderdaad even een misverstand geweest, en soms is het dat helaas nog. Maar het was niet onze opdracht om het hele Utrechtse onderwijssysteem over boord te gooien en een liberal arts-systeem te ontwerpen.”

Is grotere keuzeruimte binnen de huidige opleidingen te realiseren? Bij het begin van het bama-stelsel werd dat studenten toch ook al beloofd?
“Ja, en er is ook al veel gebeurd om flexibiliteit mogelijk te maken, neem bijvoorbeeld de invoering van het uniforme jaarrooster. In de praktijk blijkt echter dat de keuzemogelijkheden vaak helemaal naar het einde van de studie verschuiven. Opleidingen hebben de neiging verplichte vakken aan het begin van de studie te programmeren, waarbij je het eerste vak ook nog eens gehaald moet hebben om aan het tweede mee te mogen doen. Het is logisch dat je een rode lijn in de studie wilt aangeven, maar de vraag is of dat op deze rigide manier moet gebeuren.”

 

Onderwijsmodel 3.O

 De Universiteit Utrecht probeert het bachelonderwijs aantrekkelijker te maken. Rector magnificus Bert van der Zwaan zegt op de universitaire website: “Hoewel ik erg trots ben op de hoge kwaliteit van het onderwijs aan onze instelling, kan het altijd beter. Bovendien willen we het aantal langstudeerders nog verder verminderen. Daarnaast willen de decanen en het college van bestuur iets ondernemen tegen de werkdruk die docenten ervaren. Noem het een optimaliseren tot een Utrechts onderwijsmodel 3.0.”

De afgelopen maanden hebben zes projectgroepen gewerkt aan adviezen aan het college van bestuur. Buiten de projectgroep 'verbreding eerste jaar' van Gerrit Heil zijn er projectgroepen voor een nieuw jaarrooster, matching en selectie, didactiek en toetsing, honoursprogramma’s en docentprofessionalisering.

Volgende week neemt het college van bestuur een besluit over de adviezen van de deelprojecten. Ook zijn er deze maand nog besprekingen met decanen over de vraag hoe aanpassingen vanaf begin volgend jaar in het onderwijs worden doorgevoerd. 

 

Wat moet er dan wel gebeuren?
“Docenten moeten beter gaan nadenken over de vraag welke dingen een student echt moeten kennen en kunnen om aan hun cursus deel te nemen, en over de vraag wat nu precies de eindtermen van hun cursus zijn. Daarvoor zouden opleidingen gezamenlijk moeten gaan praten.
“Een voorbeeld: moleculaire celbiologie wordt nu gegeven bij biologie, bij scheikunde en farmacie. Daar is wat voor te zeggen, want er is steeds een andere context. Maar is het nu echt onmogelijk dat een scheikundestudent die de cursus op niveau 1 heeft gedaan, bij biologie een niveau 2 cursus celbiologie volgt? Dat lijkt me sterk.
“Je zou daarbij nog een stap verder kunnen gaan en cursussen door verschillende opleidingen laten verzorgen. Studenten kunnen dan zelf kiezen in welke context ze een vak willen volgen en ook eens een kijkje buiten de eigen discipline nemen. Een groot voordeel voor de opleiding daarbij is dat de beschikbare docentcapaciteit veel efficiënter gebruikt kan worden. In tijden van krimpende middelen heeft iedereen daar behoefte aan.”

Hoe stimuleer je dat studenten elders vakken gaan volgen?
“We zouden graag zien dat er vaste momenten in het jaar komen waarop opleidingen geen verplichte majorcursussen aanbieden. Daarmee krijgen studenten meer vrijheid om te kiezen wanneer ze welke cursus gaan doen. Uiteindelijk hopen we dat er een soort legosysteem ontstaat van blokjes die mooi op elkaar passen. Studenten kunnen dan met dezelfde blokjes verschillende dingen bouwen. Op deze manier moet het ook gemakkelijker worden voor studenten om een hele minor te volgen. Dat bleek de afgelopen jaren vaak erg lastig. Hopelijk wordt het ook eenvoudiger om dubbele majors af te ronden. Er is een groep studenten die dat erg interessant zal vinden.”

Wat betekent dat voor het bindend studieadvies?
“Veel opleidingen stellen nu als bsa-verplichting dat er een flink aantal punten aan majorvakken is behaald. Ik denk dat opleidingen nog steeds twee of drie majorvakken kunnen blijven eisen, maar niet veel meer. Ik vind dat niet erg. We zijn gewend om studenten te complimenteren als ze netjes het uitgestippelde pad volgen, maar is het ook niet te prijzen als een student 45 ec aan vakken haalt binnen geheel verschillende disciplines? Die student laat misschien nog wel meer zien te kunnen functioneren in een academische omgeving.”

Moet u veel weerstand overwinnen bij docenten?
“Het is duidelijk dat niet alle docenten hierop zitten te wachten. Docenten hebben het natuurlijk al erg druk. Soms is er ook oprechte angst voor de kwaliteit van de opleiding bij grotere keuzevrijheid van studenten. Maar vaker is het de vrees voor het onbekende. Met die laatste houding heb ik wat moeite. Zo was er ook behoorlijk wat kritiek op het feit dat de universiteit een project professionalisering van de docent startte. We zíjn toch allemaal professionals?, hoor je dan. Jawel, maar je mag af en toe best stilstaan bij de vraag of jouw taakopvatting altijd hetzelfde kan blijven in een veranderende wereld. Misschien dat onze voorstellen ertoe leiden dat een docent wiskunde zich ook eens moet verdiepen in wat de wiskunde binnen de biologie betekent. Is dat erg? Lijkt mij niet.
“Ik moet overigens zeggen dat de meeste docenten wel begrip kunnen opbrengen van de noodzaak van onze plannen en ook graag mee willen denken. Zeker als je laat zien dat opleidingen die samenwerken daar zelf baat bij kunnen hebben.”

Hoe denken studenten hierover?
“Sommige studenten zijn bang voor oppervlakkigheid. Juist die studenten laten op bijeenkomsten vaak van zich horen. Meestal zijn dat studenten die al wat verder in de studie zijn en zich moeilijk iets anders kunnen voorstellen dan hun eigen opleiding. Uit onderzoek waar de stichting OER nu aan werkt blijkt dat vooral eerstejaars studenten een krachtig signaal geven dat ze een flexibele studie met veel keuzemogelijkheden aantrekkelijk vinden.”

Studenten zijn wellicht bang met een flexibele master minder snel in aanmerking te komen voor een selectieve master …
“Ik zou het slecht vinden als dat argument nu weer van stal wordt gehaald. Masterprogramma’s mogen niet bepalen hoe een bachelor eruit moet zien. Natuurlijk, studenten moeten een kennisbasis hebben voordat ze beginnen, maar in de masters zit niet voor niets nog keuzeruimte om extra vakken te doen. Je kijkt bij toelating of een student de potentie heeft om te slagen. En dat betekent niet altijd dat hij de ideale major-minorcombinatie in Utrecht achter zijn naam moet hebben staan. We laten immers ook studenten van een andere universiteit of uit het buitenland toe.”

Kunnen studenten die keuzevrijheid wel aan?
“Ik denk dat we op een andere manier moeten nadenken over onze opleidingen. Het klassieke beeld is: we willen academici afleveren die een grondige disciplinaire kennis hebben. Dat is misschien van belang voor studenten die het onderzoek ingaan, maar veel studenten hebben niet die ambitie. Die gaan de arbeidsmarkt op. Als universiteit moeten we beter nadenken over onze verantwoordelijkheid om studenten ook daarop voor te bereiden. En volgens mij zijn studenten –beter dan we nu kunnen bedenken- in staat om combinaties van cursussen te kiezen die profijtelijk zijn voor henzelf, of het nu is met het oog op een master of op een maatschappelijke loopbaan.”

 

Keuzevrijheid is goed, maar disciplinair moet ook kunnen

Eind november organiseerden universiteitsraadsleden Anne Sophie Oosterlee en Lucinda van Ewijk een brainstormsessie over de voor- en nadelen van een brede bachelor in het Bestuursgebouw. Zo’n 50 mensen, waaronder ook medezeggenschappers uit andere steden, kwamen met adviezen voor de projectgroep van Gerrit Heil.

Opvallend was dat veel aanwezigen bij een verbreding van de bachelor nog steeds dachten aan een zogenoemd liberal arts-model, bijvoorbeeld zoals bij het University College. De projectgroep ziet dat niet als zijn doel. Een opvallend groot aantal studenten zei bovendien helemaal geen behoefte aan verbreding van hun studie. Toch zagen de meesten wel de voordelen van meer keuzevrijheid voor studenten die twijfelen of zich willen oriënteren. Een bredere opleiding mag alleen niet ten koste gaan van studenten die geheel disciplinair willen studeren, zo was de heersende opinie.
Universiteitsraadslid Lucinda van Ewijk sluit zich aan bij de voorstanders. “Het is goed dat studenten bij meer studies rond kunnen kijken. Wanneer je studiepunten mee kunt nemen bij een overstap, is dat ook een groot voordeel. Studenten halen dan gewoon hun bsa. Dat scheelt heel veel langstudeerders. Maar er zijn ook nog wel wat belangrijke randvoorwaarden: bijvoorbeeld het tutoraat en de informatievoorziening. Studenten moeten snel weten wat er gaat gebeuren.”
 

 

 

Advertentie