Nieuwe wereldranking voorgesteld

U-Multirank, de door de EU gesteunde nieuwe wereldwijde ranking van universiteiten en hogescholen, is een haalbaar project. Dat zal mede-opsteller Frans van Vught op 9 juni in Brussel betogen. Eerder kwam er kritiek van diverse Europese onderzoeksuniversiteiten

Van Vught presenteert de voorlopige resultaten van zijn poging om tot een nieuwe, wereldwijde vergelijking van instellingen in het hoger onderwijs te komen. “De conclusie zal luiden: het is te doen. Het is feasible.”

Onlangs nog leverde de vereniging van onderzoeksuniversiteiten LERU felle kritiek op het project. De data vallen niet alleen moeilijk te vergelijken, maar ook te manipuleren. Bovendien voorzien deze universiteiten – waaronder Oxford en Cambridge, maar ook de Universiteit Utrecht, de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam – dat er steeds meer details gevraagd zullen worden, in de valse veronderstelling dat het beeld dan steeds scherper wordt.

Toch steunt de Europese Unie de ontwikkeling van de zogeheten ‘U-Multirank’. Van Vught – voormalig rector en bestuursvoorzitter van de Universiteit Twente – wil een ‘multidimensionele’ vergelijking maken, waarin studenten, overheden en de instellingen zelf allerlei accentverschillen kunnen aanbrengen. “Het is niet wetenschappelijk om als samensteller van een ranglijst te bepalen wat het belangrijkste criterium voor kwaliteit is.”

Vijf ‘dimensies’ ziet hij voor zich, waarvan sommige al bekend zijn: zo sluit hij aan bij de wereldwijde vergelijkingen van wetenschappelijk onderzoek op basis van citatiescores in de wetenschappelijke tijdschriften.

Maar lang niet iedere student is op zoek naar een opleiding tot Nobelprijswinnaar. Daarom wil hij ook andere dimensies laten zien, zoals de ‘regionale impact’ van het onderzoek: de kennisuitwisseling met het bedrijfsleven in de nabije omgeving. “Dat blijkt meetbaar”, zegt Van Vught. Samen met de cijferaars van het Leidse onderzoeksbureau CWTS heeft hij daarvoor een indicator ontwikkeld.

Ook kan er een wereldwijd tevredenheidsonderzoek onder studenten gehouden worden, want de antwoorden van studenten blijken ongeacht nationale verschillen behoorlijk goed vergelijkbaar: “Er zijn nauwelijks verschillen tussen de antwoorden van Saoediërs en Finnen.”

Het grootste obstakel voor zo’n wereldwijde vergelijking zijn de instellingen zelf. Zullen die eerlijk zijn over de werkloosheid onder hun afgestudeerden of hun inkomen vlak na afstuderen? En hebben ze die cijfers eigenlijk wel? “Instellingen weten minder van zichzelf dan we hadden gedacht”, zegt Van Vught. “In Scandinavische landen weten ze iets meer, in mediterrane landen iets minder.”

Maar de kritische onderzoeksuniversiteiten voorzien meer problemen. Het is niet duidelijk waarvoor de U-Multirank zou kunnen worden gebruikt en of dit instrument dan wel bij het doel past, waarschuwen ze. Ook vrezen ze dat universiteiten hun beleid zullen laten afhangen van indicatoren, en niet van de werkelijke kwaliteit, terwijl het andersom zou moeten zijn: de indicatoren moeten kwaliteit meten, maar niet vervormen.

Van Vught is niet onder de indruk van deze kritiek. “U-Multirank vervormt kwaliteit niet”, zegt hij, “maar biedt de gebruikers juist de optie om naar eigen inzicht een kwaliteitsbeschrijving te maken die past bij wat ze willen weten. En dat kunnen ze doen op basis van diverse kwaliteitsaspecten van hoger onderwijs en onderzoek.”

Advertentie