Slachtoffers horen, deelname beperken

Rechters moeten opletten hun oren niet te veel te laten hangen naar de slachtoffers op het moment dat de schuldvraag van de verdachte moet worden vastgesteld. Dan komt het recht op een eerlijk proces van de gedaagde in gevaar. Het is één van de conclusies uit het proefschrift van Brianne McGonigle Leyh waarop ze vorige maand promoveerde. Zij onderzocht de rol van slachtoffers in internationale strafzaken.

Brianne McGonigle Leyh heeft vier jaar lang onderzoek gedaan naar de rol van slachtoffers in het nationale - en internationale recht; ingegeven door een vraag van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens in 2006. Zij vond dat er nodig eens gekeken moest worden naar de internationale normen en naar de nationale en internationale rechtspraktijk betreffende de rol van slachtoffers in strafzaken.

De Amerikaanse ontdekte dat de rechten van de verdachte en het recht op een eerlijk proces voor de verdachte in gevaar kunnen komen door de deelname van slachtoffers aan de rechtszaak. Ze kwam ook tot de conclusie dat, hoewel participatie van slachtoffers inmiddels beschouwd wordt als een mensenrecht, actieve deelname aan een proces nog niet overal op dezelfde wijze goed mogelijk is en zeker niet op eenzelfde wijze wordt georganiseerd. Bovendien bleek dat de deelname van slachtoffers tot inefficiëntie kan leiden waar het de voortgang van het proces betreft.

Slachtoffers

Slachtoffers hebben de laatste vijftig jaar een steeds grotere rol gekregen in strafprocedures, schrijft McGonigle Leyh. Dat is een direct gevolg van de slachtofferrechtenbeweging, één van de meest succesvolle politieke en sociale bewegingen ooit.

De beweging ijverde voor een aanpassing van het strafrechtsysteem. Slachtoffers, zo was het idee, worden direct geraakt door strafrechtelijke procedures en daarom moet het systeem zo worden aangepast dat er tegemoet gekomen wordt aan hun behoeften en belangen. Toen in de jaren 70 in Latijns Amerika de rechtspraak geen vat kreeg op de misdaden die werden begaan door de overheden, kreeg hun wens een extra zetje door het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens. Dit hof stelde dat slachtoffers betrokken moesten worden tijdens de onderzoeksfase van een zaak. Hierdoor konden staten zich niet meer ontrekken aan hun verantwoordelijkheden.

In de loop der tijd heeft de rol van slachtoffers nog meer gewicht gekregen, zo concludeert McGonigle Leyh. Het recht op deelname van slachtoffers in rechtsprocedures wordt inmiddels beschouwd als een mensenrecht. Zij hebben het recht hun visie en zorgen over de rechtsgang uit te spreken. Daarnaast is het algemeen geaccepteerd dat slachtoffers een rol moeten krijgen in het strafproces. Hoe zij uiteindelijk compensatie krijgen voor het leed dat hen is aangedaan, is minder duidelijk omschreven.

Straftribunalen

Na het trekken van deze conclusie wilde McGonigle Leyh kijken hoe slachtoffers betrokken worden bij internationale straftribunalen. Dit omdat haar specialisme ligt op het terrein van internationaal strafrecht en mensenrechten. De eerste tribunalen die slachtoffers een rol toebedeelden in de rechtsgang waren die van Oost Timor en de zaken die speelden bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Ze maakte een case study van Cambodja en van Congo.

Ze koos voor Cambodja omdat niet eerder zo’n groot aantal slachtoffers daadwerkelijk partij was in een strafzaak. McGonigle Leyh reisde naar Azië om deel te nemen aan de verdediging van nabestaanden van slachtoffers en overlevenden van het Rode Khmer regiem die hun stem mochten laten horen voor het ECCC, het Cambodja Tribunaal. De Rode Khmer wordt verantwoordelijk gehouden voor de dood van 1,7 tot 2 miljoen inwoners.

“In Cambodja”, zegt McGonigle Leyh, “werden de slachtoffers gehoord, ze mochten bij de rechtszaak zijn, werden op de hoogte gehouden van de voortgang, werden mentaal bijgestaan en kregen rechtsbijstand. Maar van zeker 22 slachtoffers was de getuigenis niet gericht op het  bevestigen van de aanklacht tegen de verdachte, maar gingen hun getuigenissen over het leed dat hen was aangedaan. Het horen van de slachtoffers, de vragen die hun verschillende gemachtigden mochten stellen aan de gedaagde kostte voornamelijk veel tijd. En na het horen van de uitspraak waren de slachtoffers ook nog eens diep teleurgesteld.”

Dat de verhalen van de slachtoffers gehoord moeten worden, staat voor McGonigle Leyh buiten kijf. “Maar voor de voortgang van het proces moet dit gebeuren nadat de zaak tegen de verdachte rond is. De persoonlijke verhalen zouden bijvoorbeeld wel weer kunnen meetellen als de strafmaat bepaald gaat worden. Die verhalen kunnen aantonen hoe zwaar het vergrijp is geweest of hoe misbruik is gemaakt van de kwetsbaarheid van slachtoffers. Dat zou dan kunnen meetellen in de strafmaat. In een volgende procedure zouden de slachtoffers voor genoegdoening kunnen strijden. Ik vind dus dat alleen de slachtoffers die bijdragen aan de bewijslast tegen de verdachte een plaats in het strafproces moeten krijgen.”

Eerlijk proces

De zaak in Cambodja is niet vergelijkbaar met haar andere casestudie; hiervoor hoefde ze alleen naar Den Haag af te reizen, waar in maart 2006 voor het eerst een aangeklaagde werd overgedragen aan het Internationaal Strafhof. Het is de zaak tegen rebellenleider Thomas Lubanga. Hij wordt beschuldigd van het inzetten en ronselen van kindsoldaten. Ze hoopte dat er in deze zaak ook een uitspraak zou liggen voor ze haar proefschrift zou afronden, maar dat was niet het geval. Ook zat ze bij de Katanga-zaak, een strafzaak waarbij een Congolese commandant van een rebellengroep is aangeklaagd vanwege moord op 200 burgers, seksuele slavernij en het inzetten van kinderen. “In deze zaak werd me duidelijk dat een rechter zijn onpartijdigheid niet uit het oog moet verliezen. De rechter zegt regelmatig na een getuigenis van een slachtoffer dat deze er toe doet voor de waarheidsvinding. Dat zegt hij niet als de verdediging met een getuige komt, terwijl de verdediging natuurlijk ook de waarheid boven tafel probeert te krijgen.” De verdediging wijst de rechter hier keer op keer ook op als hij zich iets te veel lijkt aan te trekken van een getuigenis van een slachtoffer. “Als een rechter te veel gewicht gaat geven aan de verhalen van slachtoffers, dan komt het recht op een eerlijk proces in het gedrang.”

Wat het onderzoek van de Amerikaanse bemoeilijkte, is dat elk tribunaal is geschoeid op een andere leest en slachtoffers dus een andere rol hebben. Toch zou McGonigle Leyh dat niet willen veranderen. “Zo is het hof in Cambodja, dat een Franse kolonie was, vormgegeven naar het Franse strafrecht met bijvoorbeeld een onderzoeksrechter. Dat vind ik goed. Zo krijgen slachtoffers te maken het rechtssysteem waarmee ze vertrouwd zijn. Vandaar dat ik ook geen voorstander ben van het uniformeren van deze gerechtshoven. Ik denk echter wel dat de verschillende hoven meer van elkaar hadden kunnen leren als het gaat om de participatie van slachtoffers.”

Want dat laatste is haar een doorn in het oog. “Dat de gerechtshoven nog groeipijnen hebben als het gaat om het gewicht van de deelname van slachtoffers is logisch, maar dat er nog steeds niet een soort van blauwdruk is over het integreren van de rol van slachtoffers in de draaiboeken, verbaast me wel. Elk gerechtshof gaat weer anders om met slachtoffers en voordat duidelijk is welke rol ze krijgen toebedeeld, is er al weer veel tijd voorbij.”

Brianne McGonigle Leyh: Procedural Justice, victim participation in international criminal proceedings

Advertentie