Van klassieke tekst tot praktische handeling

Studenten geneeskunde zagen lange tijd geen patiënt voor hun afstuderen. Ze konden oefenen op modellen van was. In de loop der tijd is de patiënt meer centraal komen staan. Dat blijkt uit het boek Verlangen naar verbetering dat Annemieke Klijn schreef over 375 jaar academische geneeskunde in Utrecht.

Bij het ontstaan van de universiteit in 1637 kreeg de medische faculteit één hoogleraar toegewezen. Deze Van der Straten had de opdracht anatomische voordrachten te geven en in de wintermaanden ontleedkunde op een lijk te demonstreren. Het was deze Stratenus die zijn studenten meenam naar het Catherijnegasthuis, een ‘revolutionaire ingreep in de academische medische opleiding’. Het universitair medisch onderwijs was in de begintijd niet praktijkgericht. Het ging om algemene vorming en eruditie. Liever discussiëren over klassieke teksten over de lichaamsappen bloed, gele gal, zwarte gal en slijm dan het leren van de praktische handelingen.

Menschlievende praktijk

Het is een voorbeeld uit het boek Verlangen naar verbetering dat Annemieke Klijn schreef over 375 jaar academische geneeskunde in Utrecht. Rode draad in dit geschiedenisboek is de verwevenheid tussen onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg.

Na de meer theoretische beginperiode begon de mentaliteit midden van de negentiende eeuw te keren. De ‘menschlievende praktijk’ deed zijn intrede. Hoogleraren zaten in een Medicaal Gezelschap waar kennis en ervaringen werden uitgewisseld. Enkele hoogleraren hadden als bijbaan de taak van ‘stadsgeneesheer’ of hadden een particuliere praktijk. In 1832 brak in Utrecht de cholera uit en de hoogleraren Suerman en De Fremery coördineerde de aanpak van deze epidemie. Het onderwijs bleef echter in het Latijn wat de uitwisseling van informatie niet makkelijk maakte. Aanschouwelijk wordt het onderwijs met de attributen uit het kabinet van Bleuland en met wasmodellen die zo realistisch waren dat ze de ‘echtheid’ leken te overtreffen.

Prostituees met geslachtsziekten

Na jarenlange discussie over de beschamende conditie van het Utrechtse Algemeene ziekenhuis, kwam er in 1870 dan eindelijk een nieuw onderkomen aan de Catharijnesingel. Het ziekenhuis veranderde van een sociale naar een medische instelling. Hoogleraren kregen het recht om zelfstandig 24 bedden voor zieken in beslag te nemen. Ook de behandeling van de door de politie naar het ziekenhuis verwezen prostituees met geslachtsziekten was een taak van de hoogleraar.

Ook het onderwijs kreeg een ander karakter. Niet meer de opleiding ‘tot eenen geleerden stand in de maatschappij’, maar voorbereiding voor ‘een maatschappelijke betrekking waarvoor eene wetenschappelijke opleiding vereischt is’. Een kentering dus van algemene vorming naar een meer beroepsgericht profiel. In enkele jaren zou het aantal studenten groeien van 78 in 1878 naar 340 rond de eeuwwisseling. Het was ook niet meer vanzelfsprekend te promoveren. Hoogleraren kregen een specialisatie en mochten in de regel geen nevenfuncties meer hebben.

Onbruikbare leerjongens

Het is de tijd dat er discussie komt over de wetenschappelijke kwaliteit van de opleiding geneeskunde. Zet de opleiding nog wel voldoende aan tot wetenschappelijke attitude? Is het niet meer een vakschool?

Utrecht groeit uit tot de grootste medische faculteit. De relatie tussen student en patiëntenzorg neemt toe. Coassistenten assisteren op de werkvloer. Al kan niet elke hoogleraar dit waarderen. De hoogleraar Winkler verbiedt ze vrije toegang tot de ziekenzaal als een coassistent onder grote hilariteit van de omgeving met een zwarte kurk een snor en sik bij een manische vrouw tekent. Zijn conclusie: ‘Het zijn onbruikbare leerjongens, die het a.b.c. op het praktische vlak nog moeten leeren.”

Mens staat centraal

In de jaren voor de oorlog start de discussie over het management van het ziekenhuis en de klinieken. Moet het in handen blijven van de hoogleraren, of moeten er managers komen om de gang van zaken te begeleiden. De hoogleraren ervaren in het ziekenhuis een ‘driemaal overhaalde ambtenarij’, terwijl het onderzoek en onderwijs nog geheel autonoom is. De mens als wezen staat centraal. De kloof tussen wetenschappelijk onderzoek en klinische praktijk groeit. Dat gold ook voor het onderwijs. Hoogleraren vertelden over hun specialisaties zonder dat duidelijk was in hoeverre hun kennis relevant zou zijn voor de latere beroepspraktijk.

Medische seksuologie

Na de oorlog blijft de belangstelling voor de medische wetenschap groeien. De technologische ontwikkeling neemt een vlucht. Er kan steeds meer. Nieuwe leerstoelen rijzen als paddestoelen uit de grond. In 1977 krijgt Utrecht zelfs een hoogleraar medische seksuologie. De hoogleraar Herman Musaph gaf gehuld in witte doktersjas seksuele voorlichting op televisie.

Ondertussen wordt de stroom studenten die medicijnen wil studeren ingeperkt met een gewogen loting. Niet meer dan 200 studenten per jaar zijn welkom. De opleiding wordt zes in plaats van zeven jaar en het praktische probleem komt meer centraal te staan in het onderwijsprogramma. Met simulatietechnieken zouden de studenten beter op de praktijk worden voorbereid. De onderwijsvernieuwing slokte zoveel tijd op dat het ten koste ging van de patiëntenzorg en het onderzoek.

Ouderwets theoretisch

De jaren tachtig is de tijd van harde bezuinigingen. Het kost moeite om het onderwijs en de wetenschap staande te houden. Utrecht kiest voor een medisch biologisch profiel om zo de kwaliteit van het onderzoek te versterken. Daarbij wordt nauwer samengewerkt met andere faculteiten, zoals diergeneeskunde, biologie en farmacie.

De samenwerking tussen de ziekenhuizen en de faculteit krijgt steeds meer vorm. Eerst in een gezamenlijke Raad van Bestuur, na 2000 in een Universitair Medisch Centrum Utrecht. Het denken vanuit ‘de patiënt als klant’ neemt toe. Het ziekenhuis moet een patiëntgerichte organisatie worden en wil wetenschappelijk tot de absolute wereldtop behoren. De speerpunten worden aangescherpt.

Ook de opleiding moest op de schop. De visitatiecommissie noemt de opleiding in 1997 ‘ouderwets theoretisch en niet uitdagend’ . Zo wordt gewerkt aan een nieuw curriculum dat eveneens patiënt-georiënteerd is. Utrecht is de eerste medische opleiding die co-assistentschap al in het derde jaar invoert. “Geen stap, maar een reuzensprong’, aldus onderwijskundige Olle ten Cate.

Toepassing praktijk

Zo is de kloof tussen theorie en praktijk in 375 jaar geleidelijk aan gedicht. Daar waar de eerste studenten vooral geestelijke vorming kregen, staat nu het contact met de patiënt centraal. Het onderzoek heeft meer contacten met andere disciplines binnen de universiteit en met het bedrijfsleven. Geneeskunde is een faculteit die sterk in verbinding staat met de maatschappij.

RA

 

Prijsvraag: DUB geeft exemplaren weg van het boek Verlangen naar verbetering

Annemiek Klijn: Verlangen naar verbetering. 375 jaar academsiche geneeskunde in Utrecht. Uitgeverij Boom, 2010, 383 blz.,  €34.90.

Advertentie