De participatiemaatschappij is doorgeslagen

De eigen kracht verheffen, klinkt het bij de overheid. Volgens Micha de Winter wordt de verantwoordelijkheid voor het goed functioneren teveel bij de individuele burger gelegd. Dat gaat ten koste van de kwetsbare mensen.

Soms gebruik ik ineens het ouderwetse woord ‘verheffen’. Het floept er zo maar uit. Zoals kort geleden in een discussie over het sociale beleid in wijken. Die ging over de vraag of we niet ineens heel erg zijn doorgeslagen met dat idee van de participatiemaatschappij, waarin van de burger wordt verwacht –ja zelfs geëist- dat hij zijn ‘eigen kracht’ gebruikt. En waarin die burger dus veel minder snel dan voorheen een beroep moet doen op hulpverleners en overheidsinstanties.

In principe is dat een mooie gedachte, omdat we misschien wel wat erg ver zijn doorgeschoten met de professionalisering en protocollering van het dagelijks leven. Maar: wat nu als het om kwetsbare mensen gaat wiens probleem nu juist is dat ze over onvoldoende eigen kracht beschikken om hun eigen boontjes te doppen?

Dat is precies de reden waarom ik van meet af aan die eigenkracht-terminologie zo verafschuw. De verantwoordelijkheid voor goed maatschappelijk functioneren wordt daarmee helemaal bij de individuele burger gelegd, terwijl ieder weldenkend mens weet dat er heel wat mensen zijn die zonder hulp de complexiteit van de samenleving niet of nauwelijks aankunnen. Die hebben helpende handen en solidariteit nodig om op een zo hoog mogelijk plan te kunnen functioneren: verheffing dus.

Dat prachtige, maar bijna vergeten woord doet mij denken aan het fantastische werk van al die sociaal bevlogen geneeskundigen, onderwijzers en bestuurders die het vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw onvoorwaardelijk opnamen voor de misdeelde kinderen en gezinnen in de samenleving. Ze hadden een volstrekt heldere missie: het bestrijden van onderdrukking, vernedering en armoede, het bevechten van menswaardige levensomstandigheden voor iedereen.

Sociaal-hygiënisten zoals Samuel Coronel streden onvermoeibaar tegen de maatschappelijke misstanden die het leven en de gezondheid van arme kinderen ernstig bedreigden, onderwijzers als Jan Ligthart zetten zich in voor de geestelijke verheffing van het arbeiderskind, en bestuurders zoals Wibaut liepen te hoop tegen de mensonwaardige manier waarop arme gezinnen moesten wonen.

In één van Wibaut’s geschriften (1893) vond ik een prachtige zinsnede over verheffing: “verheffing zoo men bedoelt, dat de hooger staanden de lageren zullen tot zich trekken, opstijging zoo men zeggen wil, dat de lageren zullen klimmen met eigen kracht.”

Het fraaie van Wibauts zin vind ik dat hij de twee kanten van emancipatie benadrukt: verheffing vereist zowel inspanningen van de gevestigden en de gezonden, als eigen kracht van degenen die het liefst tot die categorieën zouden willen behoren.

In de verzorgingsstaat is dat laatste element teveel op de achtergrond geraakt, en zijn veel te veel mensen ‘voor hun eigen bestwil’ onmondig en afhankelijk gemaakt. In de huidige tijd dreigen we in de omgekeerde val te trappen: professionals en overheidsdienaren zouden (in het nieuwe zorg- en welzijnsjargon) moeten leren ‘op hun handen te zitten’.

Mijn bejaarde moeder kan zich sinds een paar weken niet meer zelfstandig verheffen, dat wil zeggen, ze kan niet meer uit haar stoel komen en is dus volledig zorgafhankelijk geraakt. Regelmatig krijgt ze nu bezoek van zorgbehoefte-inschatters en keukentafelgespreksvoerders die met haar bekijken over welke eigen kracht ze nog beschikt. Helaas is dat bitter weinig.

Ondertussen lopen de verzorgenden de benen onder hun lijf vandaan om met steeds minder uren en salaris de groeiende groep hoogbejaarden van menswaardige zorg te voorzien. Wie heeft het in godsnaam over ‘op de handen zitten’ als het gaat om mensen die totaal afhankelijk zijn geworden? Wie heeft het over ‘eigen kracht’ als mensen daar juist een tekort aan hebben?

Het is hoog tijd om deze weinig verheffende beleidsretoriek bij het grof vuil te zetten en te vervangen door een discours dat uitgaat van compassie met mensen die kwetsbaar zijn. En bij die compassie hoort als vanzelfsprekend dat mensen zoveel mogelijk zeggenschap over hun eigen leven behoren te behouden. Verheffing en eigen kracht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Citaat komt uit: Wibaut, F.M. (1893). De vrouwenkwestie. De Nieuwe Gids, jrg 8, pp. 318-334.

Advertentie