De quarter life crisis

Foto Pixabay

Een wit bord met een brood erop trekt mijn aandacht terwijl ik door Utrecht fiets. De tekst op het eronder luidt: ‘Nieuwe bakkers gezocht!’. Ik fiets bijna tegen de flitsbezorger voor mij aan, omdat ik nog snel omkijk of te zien of er meer informatie op de andere kant van het bord staat. ‘Wow, bakker worden,’ denk ik nog net niet hardop, ‘dat is gaaf.’ Onderweg naar De Uithof droom ik verder over welke lekkere broodjes ik zou bakken en hoe mijn croissantjes wereldberoemd zullen worden. Ik scan mijn badge en trek mijn labjas aan, nog steeds denkend aan Italiaanse bollen en stokbroden.

Al zes jaar volg ik een studie die ik enorm leuk vind: Biologie. Maar sinds het einde van mijn studietijd in zicht is, begin ik te fantaseren over wat erna gaat komen. Wil ik wel voor altijd iets met biologie blijven doen? Of moet ik een drastische carrièreswitch maken? Bij elke willekeurige vacature, of die nou bij de bakker, fietsenmaker of boekenwinkel is, beeld ik me een volledig ander leven in. Ik ben deze maand in mijn hoofd al presentator, kapper, imker en autoverkoper geweest. Laatst zei ik nog tegen mijn vriendin: “Zal ik reisadviseur worden, lijkt me nou echt leuk”.

Dat gefantaseer is wel aardig, maar het is misschien wel iets waar andere studenten zich ook in herkennen. Jarenlang word je, met veel plezier, opgeleid tot iets waar je in het laatste jaar van denkt: ‘Wil ik dit eigenlijk wel?’ Het voelt als het winnen van Mens erger je niet, en dan bij jezelf afvragen, ‘wat als ik toch met dat andere poppetje had gelopen?’

Een inkijkje in een ander leven, en in dit geval een ander beroep, is natuurlijk ook altijd leuk. Je ziet namelijk enkel de leuke kanten. Neem mijn bakkers-aspiraties bijvoorbeeld. Naast lekkere broodjes bakken en vrolijk stukjes peperkoek uitdelen aan kinderen is het natuurlijk ook heel hard werken, vroeg opstaan, administratie doen, etc. Dat zijn zaken die niet voorbij kwamen in mijn droomwereld op de fiets richting De Uithof.

Mijn labjas hang ik over mijn stoel en ik begin de tocht van lab naar kantoor. Ik merk dat ik nieuwsgierig ben naar de uitkomst van mijn experiment, en ga nog maar eens naar mijn Petrischaaltje kijken. Ik schuif achter het bureau en weet het weer zeker, ik zit op de goede plek. Mijn collega’s roepen mij voor de lunch en terwijl ik opsta kijk ik naar buiten. Een man met een grasmaaier zingt mee met de muziek die uit zijn koptelefoon dreunt. Ik beeld me in hoe mijn leven als hovenier zou zijn. Ik denk dat het gras dan een stuk groener zou zijn.

Advertentie