Een lichtpuntje

Zijn de maatregelen van de Europese Centrale Bank om obligaties te kopen een voorbode van gierende inflatie zoals in de jaren twintig in Duitsland? Economisch historici kunnen de critici volgens Arend Jan Boekestijn geruststellen. 

Langzamerhand sijpelt er in het Euro-debat een vleugje optimisme. Daar zijn ook goede redenen voor. De ECB presenteerde onlangs een nieuw programma om, onder strikte voorwaarden, staatsobligaties van eurolanden te kopen. In Nederland verloor de PVV tijdens de verkiezingen veel zetels en nu gaan pro-Europa partijen een kabinet formeren. En als klap op de vuurpijl heeft het Constitutionele Hof in Karslruhe het nieuwe permanente noodfonds ESM en de nieuwe begrotingsregels goedgekeurd. De Markten reageerden dan ook positief.

Dit prille geluk betekent niet dat alle problemen zijn opgelost. Het noodfonds is nog steeds te klein om Spanje en Italië tegelijkertijd te helpen indien zij beide in de problemen komen. Hollande heeft nog steeds niets gedaan aan de zo noodzakelijke liberalisering van de Franse arbeidsmarkt. Rajoy in Spanje is door de opgelegde soberheidspolitiek verzeild geraakt in een giftige discussie met de regio’s. In Italië lopen Berlusconi en een anti-Euro komediant zich warm om het na de verkiezingen van Monti over te nemen. En in Duitsland heeft de President van de Bundesbank Jens Weidmann weliswaar de strijd tegen Draghi’s voorstel om obligaties op te kopen verloren maar niet in Duitsland zelf. Een meerderheid van de Duitsers is inmiddels tegen de euro.

Dit laatste probleem moet men niet onderschatten. Duitsers hebben allemaal wel iemand in hun eigen familiegeschiedenis die een hoge prijs heeft betaald voor de gierende inflatie in het interbellum. Velen vrezen nu dat het ESM en het opkoopprogramma van de ECB uiteindelijk ook zal leiden tot hoge inflatie met alle verwoestende gevolgen van dien.

Kennis van de economische geschiedenis en de rede zou deze angst enigszins kunnen wegnemen. Om met het laatste te beginnen, de ECB heeft ook in het nieuwe programma plechtig beloofd om de interventies monetair te steriliseren. Die belofte betekent dat de inflatie niet hoeft toe te nemen. Daar komt nog bij dat het nieuwe opkoopprogramma, anders dan het voorgaande, wel verbonden is aan strikte voorwaarden. De ECB is namelijk pas bereid om obligaties op te kopen van een zwak land indien het noodsteun aanvraagt bij het EMS. Het gevolg van een dergelijke aanvraag is dat het land onder curatele wordt gesteld. De hulp is met andere woorden dus conditioneler geworden dan onder het oude programma en dat is goed nieuws.

Ook economisch historici kunnen de Duitsers enigszins geruststellen. In Duitsland is menigeen ervan overtuigd dat de Duitse hyperinflatie in 1923 het gevolg was van het aanzetten van de geldpers door de overheid. In werkelijkheid was het echter niet de overheid die de geldpersen aanzette maar waren het private banken die op enorme schaal geld creëerden.

In mei 1922 drongen de Geallieerden erop aan dat de Reichsbank onder private controle kwam te staan. De nieuwe private Reichsbank, dus niet meer van de overheid, stond vervolgens private banken toe om enorme hoeveelheden geld uit te geven waardoor op den duur de helft van de geldhoeveelheid bestond uit privaat uitgegeven geld. Dit private geld kon bij de Reichsbank ingewisseld worden voor Reichsmarken. Bovendien verleende de Reichsbank aan speculanten grote leningen die werden gebruikt om te speculeren tegen de Reichsmark die door de enorme herstelbetalingen toch al onder druk stond.

Toen Schacht eind 1923 aan het roer kwam wist hij de inflatie te bedwingen door de bovengenoemde conversie van privaat geld in Reichsmarken te stoppen, de leningen niet meer automatisch te verstrekken en de nieuwe Rentenmark inconvertibel te maken. Hij sneed daarmee de pas af voor speculanten en de inflatie kwam onder controle. Vervolgens reduceerde het Dawes Plan de Duitse herstelbetalingen waardoor de Duitse munt in rustiger vaarwater kwam.

 Het was dus niet de Duitse overheid die inflatie veroorzaakte maar de hoge herstelbetalingen en geldcreatie door speculanten, geholpen door een private centrale bank. De huidige situatie in de ECB kan men dus niet vergelijken met de situatie in 1922/23.

De ECB is strikt onafhankelijk en haar acties zijn er juist op gericht om de relatief hoge obligatiekoersen door speculatie te normaliseren. En het aardige is dat de ECB pas in actie komt als de regeringen van zwakke landen onder curatele hun concurrentiekracht gaan verhogen. Dat laatste is cruciaal. Zonder hervormingen in het Zuiden zal de euro in zijn huidige vorm en omvang namelijk niet overleven.

Al met al staan wij er in Europa een klein beetje beter voor. Problemen zijn er genoeg en het kan nog steeds vreselijk mis gegaan maar het is niet uitgesloten dat historici later oordelen dat in de zomer van 2012 een keerpunt werd bereikt.

Advertentie