Onafhankelijk onderzoek is meer dan zoeken naar quick fixes

Nederland was in rep en roer na het nieuws dat ambtenaren van het ministerie van Justitie & Veiligheid de conclusies van een onderzoeksrapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) hadden herschreven. Dat deden die ambtenaren omdat de bevindingen niet goed pasten bij het coffeeshopbeleid dat het ministerie voor ogen had.

De ingreep van het ministerie is onaanvaardbaar en in zekere zin ook onbegrijpelijk: als je op voorhand toch al voornemens bent om je beleid coûte que coûte door te voeren, kun je net zo goed de moeite van onderzoek besparen. Het is nu eenmaal het goed recht van overheden om plannen te maken die niet geschraagd zijn door wetenschappelijke feiten. Dat laat onverlet dat ze graag wetenschappers inhuren om hun beleid te legitimeren.

Lastige vragen
De grote vraag is of de verregaande bemoeienis van het ministerie een incident is of dat dit soort praktijken vaker voorkomt. De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen José van Dijck haastte zich om te verklaren dat dit probleem mogelijk vooral bij aan de overheid gelieerde ‘rijkskennisinstellingen’ zoals het WODC speelt, maar niet aan de academische instituten omdat die over een integriteitscode beschikken die garandeert dat onwelkome conclusies niet worden aangepast.

Toch krijgen ook universiteiten te maken met de lastige vraag in hoeverre zij moeten meegaan met de vragen die gesteld worden door maatschappelijke instituten. Universiteiten hebben niet alleen de opdracht om wetenschappelijk onderzoek van goede kwaliteit te produceren maar moeten ook voldoen aan de eis van maatschappelijke relevantie. Een belangrijke graadmeter daarvoor is of ze intensief samenwerken met maatschappelijke partners zoals overheden of bedrijfsleven. Het is een goede zaak dat wetenschappers niet louter hun (al dan niet linkse) hobby’s bedrijven en zich bekommeren om de grote vragen waar de maatschappij mee worstelt. De meeste wetenschappelijke onderzoekers hebben dat inmiddels begrepen en proberen een bijdrage te leveren aan vraagstukken die de samenleving van belang vindt.

Op zoek naar quick fixes
De andere partij echter – of het nu gaat om overheden, ondernemingen of maatschappelijke organisaties – is nog druk zoekende naar haar rol. Vaak lijken ze vooral geïnteresseerd in kortetermijnoplossingen voor de concrete problemen in hun eigen instituut. Maar daar is de wetenschap niet voor bedoeld. Wie op zoek is naar quick fixes kan beter consultancy inhuren die precies levert waar de opdrachtgever om vraagt (vaak voor een fiks hoger bedrag dan het gemiddelde wetenschappelijk onderzoek kost). Academische instituten zijn er nu juist om met nieuwe inzichten te komen die verder reiken dan voor de hand liggende kant-en-klare oplossingen - en ja, dat kost wat meer tijd en geeft wat meer onzekerheid over de uitkomst.

Ruimte voor creativiteit
Het ongeduld van de maatschappij werd met name duidelijk in het inmiddels al weer bijna achterhaalde Topsectorenbeleid waarbij bedrijven zouden meebetalen om te investeren in nieuwe kennis maar het zelden konden opbrengen om voor iets te betalen wat niet voor henzelf van onmiddellijk nut was. Of, zoals de CEO van een grote onderneming mij ooit toevertrouwde alsof hij een grote geste deed: wij zeggen niet hoe jullie het moeten doen, als jullie maar doen wat wij jullie zeggen.

Onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek heeft meer om het lijf dan niet toelaten dat opdrachtgevers de conclusies herschrijven. Het betekent ook dat maatschappelijke partners de wetenschap de tijd en de ruimte moeten gunnen om hun creativiteit los te laten op lastige vraagstukken.

Advertentie