Vijf subjectieve tips voor het schrijven van een populairwetenschappelijk boek

Deze week vroeg mijn uitgever of ik een ronkende wervingstekst kan opsturen voor een boek over de psychologie van humor dat ik aan het schrijven ben. Je dacht misschien dat de opgeblazen teksten op achterflappen van boeken geschreven worden door onafhankelijke redacteuren. Neen. Dat moet je als schrijver gewoon zelf doen. Het voelt heel raar om jezelf zo op de borst te kloppen: “Op ongedwongen en verrassende wijze verbindt Madelijn Strick inzichten uit de fundamentele psychologie en neurowetenschap met hedendaagse sociale vraagstukken.” Het hoort erbij. Dat is één ding dat ik heb geleerd over het schrijven van boeken.

Hieronder benoem ik vijf andere dingen die ik heb geleerd over schrijven. Niet dat ik zo’n ervaren auteur ben, dit is pas mijn tweede boek. Op het gevaar af aanmatigend te klinken, geef ik mijn tips.

Ritueel
Beethoven kon pas aan het werk na een kop koffie van precies zestig bonen. Freud liet elke ochtend eerst zijn baard trimmen. Woody Allen neemt vijf keer per dag een douche. Welke gewoonte je ook hebt: vaste routines helpen om tot creatieve prestaties te komen. Het schijnt dat veel mensen graag in de ochtend schrijven, dan is het nog stil en is de geest nog fris. Mijn ritueel lijkt meer op dat van Vincent van Gogh: doorploeteren van 7 uur ‘s ochtends tot 6 uur ’s avonds en tussendoor alleen een paar stappen zetten om eten te halen.

Nee zeggen
Wie een boek wil schrijven moet egocentrisch zijn. Grote kruisen in zijn agenda zetten, en bot genoeg zijn zich eraan te houden. Wanneer ik me heb laten verleiden tot het maken van een afspraak op mijn vaste schrijfdag (wat nog steeds voorkomt, maar het wordt minder) heb ik daar achteraf veel spijt van. Erg vervelend vind ik een afspraak aan het eind van de middag, want dan ben ik daar de hele dag in mijn achterhoofd mee bezig. Dagen als woestijnen, met niks aan de horizon, die vind ik ideaal.

Op tijd proeflezers uitnodigen
Kritisch commentaar van collega’s helpt om je boek beter te maken. De uitgever redigeert je boek ook, maar die heeft meestal geen inhoudelijke expertise, dus het is handig om ook enkele vakgenoten te vragen om feedback. Hoe vroeger je ze daarvoor uitnodigt, hoe beter. Dan voelen zij zich heel vereerd en is hun agenda nog leeg. Ze realiseren zich niet dat hun agenda over een halfjaar net zo vol is als nu. Maar dan hebben ze al ja gezegd en houden ze zich meestal wel aan hun afspraak.

Schrijven, niet uitleggen
“Show, don’t tell” is een vaste les in elke schrijfcursus, en volgens mij de belangrijkste. Zeker voor wetenschappers, want dat zijn enorme betweters (ikzelf ook). De regel zegt dat je de lezer door middel van voorbeelden, verhalen en beschrijvingen iets laat ervaren in plaats van het alleen maar letterlijk uit te leggen. In mijn boek over humor is het echt essentieel. Humor ontleden is namelijk heel saai. Mensen iets laten inzien door ze te laten lachen is veel leuker én veel moeilijker. Maar “show, don’t tell” geldt eigenlijk voor elk boek. Zonder boeiende verhalen is het maar droge kost.

Relativeren
Een boek schrijven is best stressvol. Je loopt vaak vast, en als je kritiek krijgt, voelt dat heel persoonlijk. Ik probeer die spanning te relativeren met de gedachte dat ik wil leren schrijven en dus moet oefenen. De Amerikaanse psycholoog Carol Dweck ontwikkelde een theorie over de ‘statische’ denkstijl en de ‘op groei gerichte’ denkstijl. Iemand met een statische denkstijl gaat ervanuit dat haar talent vaststaat en dat haar prestaties blootleggen hoe goed ze is. Iemand met een op groei gerichte denkstijl gaat ervanuit dat ze talent kan ontwikkelen en dat oefening haar verder brengt. Die laatste denkstijl probeer ik vast te houden omdat ik daardoor zin krijg om door te gaan en tegenslagen gebruik om te leren.

Nou, dat is dus mijn waarheid. Ik ben heel benieuwd naar de ervaringen van anderen, want ik weet zeker dat velen van jullie ook schrijven. Als je wilt reageren, heel graag.

Tags: boek

Advertentie