Docent, geef ook eens een tien

In de praktijk gebruiken onze docenten maar de helft van de tienpuntsschaal die ze hebben voor de beoordeling van studenten. Zelden een tien, bijna nooit een één. Zo dragen docenten bij aan de zesjescultuur, vindt campuscolumnist Lea ter Meulen.

Het Parool vond het vorige week groot nieuws: een student aan het Conservatorium van Amsterdam werd voor zijn afstudeeroptreden beloond met een dikke vette tien. Het was de eerste in de twaalfjarige geschiedenis van de popafdeling. “Als het als een tien voelt, dan moet je die ook durven geven,” zei de studieleider plechtig in het artikel.

Dat heb ik zelf maar bar weinig docenten horen zeggen. Een betere weerspiegeling van het gemiddelde sentiment is iets als “Een tien is voor God, een negen voor de meester.” En met dat credo worden er voor opdrachten, presentaties en papers maar zelden negens en tienen uitgedeeld. Het strookt niet met onze toch nog mild calvinistische inborst. We krijgen het een beetje benauwd van hoge cijfers. Studenten zouden er maar arrogant van worden. Wie een onvoldoende opbiecht doet dat beschaamd, maar gek genoeg is er ook gêne, van een andere soort, als je een negen of tien bekent. Juist omdat die punten zo ongebruikelijk, bijna bovenmenselijk zijn.

Dat docenten naar eer en geweten scoren wil ik niet ontkennen, maar dat er soms wat nattevingerwerk aan te pas komt, en dat daarbij allerlei psychologische factoren een rol spelen óók niet. Als een tien simpelweg ‘excellent’ betekent, is het een haalbaar cijfer. Als een tien betekent dat het werk ook onberispelijk is, zonder schoonheidsfoutjes en verbeterpuntjes, is dat een onmogelijke opgave.

Aan de andere kant worden er trouwens ook weinig enen, tweeën en drieën gegeven (iets waar je logischerwijs minder mensen over hoort klagen). We hebben dus een tienpuntsschaal, waarvan in de praktijk amper de helft wordt gebruikt. Dat is zonde, want je raakt de differentiatie aan de boven- én onderkant van het spectrum kwijt. De boodschap die dat soort scoring uitdraagt is duidelijk: de optimale verhouding tussen tijdsinvestering en resultaat ligt bij een matige inzet. Voor een drie moet je het immers wel héél bont maken, en voor een negen moet je wel iets héél briljants neerpennen. Zo dragen niet alleen studenten, maar ook docenten ongewild bij aan de gehate zesjescultuur.

Het calvinisme uit de scoring halen zal niet gemakkelijk zijn. Maar er valt best wat te zeggen voor het systeem dat in de VS en de UK gehanteerd wordt: een vijfpuntsschaal met letters in plaats van cijfers. Daardoor verlies je de directe associatie met procentuele scores die met een schaal van 1 tot 10 onvermijdelijk is. Daarbij dwingt een kleinere schaal docenten er juist toe om meer te spreiden. Een A wordt plotseling heel haalbaar. Met als gevolg dat we daar graag dat beetje extra moeite voor doen.

Advertentie