Een nieuwe generatie

Leonie van Bruggen, foto Ivar Pel

Ik had een onlinebijeenkomst met zes oud-studenten. Tien jaar geleden wees het lot mij als hun tutor aan. Nu drie à vier jaar na hun afstuderen, was ik benieuwd hoe het hen verging. Ik kreeg dit studiejaar weer een nieuwe tutorgroep waarbij veel extra werk komt kijken. Dus ik was benieuwd naar de ervaringen van deze groep oud-studenten met het tutoraat om te leren of ik nog iets kan aanpassen. Wat had het hen gebracht en was het nuttig geweest?

Een afspraak was snel gemaakt.  

Geen jonge carrière bleek dezelfde. Waar veel jonge dierenartsen stoppen met het vak, bleken deze zes zich goed te vermaken als praktiserend dierenarts. Sommige voornemens over ‘ik ga daar werken en blijf dit zo-en-zolang doen’ hadden wel een wat andere invulling gekregen. De één koos ervoor om toch nog wat langer practicus te blijven (‘Het is zo leuk!’) in plaats van door te stomen richting Bestuur en Beleid, een ander was overgestapt op een andere diersoort.

Het iedere keer maar weer moeten uitleggen dat je de veearts bent en de boer overtuigen van jouw kennis is niet leuk en gelukkig zaten ze ergens anders wel op deze jonge collega te wachten. Het was niet hun enige ervaring met de ‘oudere, wat cynische generatie’. Gehoorde opmerkingen over het leren omgaan met stress, zoals ‘Wat stel je je nou aan? Jíj wilde toch dierenarts worden?!’, vonden bijval in het groepje. De omgang met sommige van de oudere collega’s die een andere tijd gewend zijn, met een vrouw die fulltime thuis de dingen bestierde en de gewoonte om weken van 50-60-70 uur te draaien, zal zeker niet helpen bij het voor de praktijk behouden van deze groep jonge dierenartsen.

Terugkijkend op het tutoraat vertelden ze dat het schrijven van de gevraagde ‘zelfreflectie om de zelfreflectie’ en het opstellen van een POP (Persoonlijk Ontwikkel Plan) niet per se nuttig en leuk was geweest. Toch bleken sommige praktijkeigenaren juist voort te borduren op deze oefening en moedigden zelfreflectie aan als manier om de dierenarts te behouden voor hun bedrijf. De oud-studenten voelden zich soms zelf ook een beetje een tutor, als ze zagen hoe hun jongste collega’s al spartelend in het diepe werden gegooid.

Het was leuk om te praten met dit groepje jonge collega’s. Om te zien hoe ze hun weg vinden, zichzelf bewegen naar een plek waar ze een bijdrage kunnen leveren, een plek waar ze blij worden, ook al moet de koers daarvoor soms wat worden verlegd. Hun adviezen voor de nieuwe generatie eerstejaars (‘Leg de lat waar die hoort.’, ‘Maak fouten.’, ‘Je werkt 50 procent met mensen, niet alleen met dieren.’ en ‘Er moet ook gelachen worden, geniet!’) nam ik mee voor de nieuwe groep.

Een aantal van de jonge collega’s in het veld zal in deze tijd van stikstofcrisis betrokken worden vanwege hun werkzaamheden rondom de veehouderij. Ze zullen om moeten gaan met verhitte emoties van mensen wiens hele bestaan op losse schroeven is gezet, met veel onzekerheid voor de toekomst. En heel wel mogelijk dat dit ook gevolgen zal hebben voor de invulling van hun eigen toekomst. Een lastige tijd waarbij zelfkennis, inlevingsvermogen, het omgaan met feedback en het kunnen (helpen) stellen van nieuwe doelen zomaar van pas zouden kunnen komen. Food for thought, voor de tutor in onszelf. 

Advertentie