Oog voor een bloemetje

Het was eens coronacrisis. De bieb was gesloten dus zat ik mijn essay op mijn balkon in de late middagzon te schrijven. Ik zag elke beweging onder mij op straat en raakte afgeleid door iedere voorbijganger. In een kwartier tijd werden mijn ogen vier keer naar dezelfde voordeur getrokken – elke keer werden er bloemen bij mijn buurvrouw bezorgd. Toen ik de vijfde bos bloemen achter de voordeur zag verdwijnen, kreeg ik het onweerstaanbare verlangen om ook een bloemetje te brengen. Ik kocht een bloem bij de bloemenwinkel op de hoek, legde hem op de deurmat, belde aan en deed een aantal stappen achteruit. De buurvrouw deed open en keek mij verwonderd aan.

‘Hallo,’ zei ik, ‘ik zag al die mensen bloemen bij u bezorgen en toen dacht ik, dat wil ik ook doen.’

‘Oh joh, wat leuk’, antwoordde ze.

Ze nam me met een nieuwsgierige blik op. ‘Wie ben je dan?’

‘Ik ben Francis, en ik woon daar’, en wees naar het huis verderop met het balkonnetje dat precies uitzicht had op haar voordeur. Een aangename kennismaking met mijn jarige buurvrouw volgde.

De eerste weken van de coronacrisis voelden als Kerst: mensen deden boodschappen voor elkaar, brachten schaaltjes met koekjes bij de buren of schoven een huiskamerplantje over de schutting. 

De eerste weken van de coronacrisis voelden ook een beetje als vakantie: in de late middagzon op het balkon aan essays werken, of juist vroeg opstaan en de zon zien opkomen. Tijd leek geen rol meer te spelen, alles leek mogelijk. Het was een heerlijk vakantiegevoel, dat ik terugzag bij anderen die zich ook geen zorgen hoefden te maken over hun eigen zaak, of hun benauwde thuissituatie.

Zo kwam er elke ochtend een gezinnetje op skeelers langs mijn balkon voor een dagelijks rondje in het park. Ze zwierden over de lege straat in het ochtendzonnetje.

Maar het vakantie idee sleet; het thuiswerken werd normaal, de ritmes werden hervonden. De essays werden geschreven en ingeleverd, en ondertussen zijn we alweer halverwege het nieuwe blok.

De universiteit herpakt zich flexibel met digitale lessen, en de colleges zijn eerder intensiever dan beknopter. De crisis is nog niet voorbij, maar het leven is wel weer terug. En met de terugkeer van het normale levensritme zijn de dagelijkse beslommeringen – weliswaar in nieuwe vormen – weer overheersend geworden. Iedereen kan weer zijn eigen boodschappen doen, er is geen tijd meer om koekjes voor de buren te bakken of lieve kaartjes te schrijven.

Het is coronacrisis. De bieb is nog niet open, dus zit ik mijn column in de late middagzon op mijn balkon te schrijven. Ik zie dat mijn buurman jarig is – maar mijn hoofd staat er niet naar om een bloem te gaan kopen en kennis te maken. Ik heb een deadline.

Advertentie