Elke prof wil wereldkampioen worden

Voetbal en wetenschap drijven beide op competitie. Alleen is er in de wetenschap te weinig geld om van alle toppers ook echt kampioenen te maken, constateert Marian Joëls.

De afgelopen dagen was ik bij een bijeenkomst georganiseerd door een stichting die in stilte heel veel geld –echt heeeel veel geld- in wetenschap investeert. Scientific excellence is de leidraad in alles wat ze doen.

En inderdaad, tout excellence was er, van Harvard tot Caltech, van Cambridge tot de Chinese Academy of Sciences. Ik voelde me een beetje een verstekeling want ik mag dan aardig meespelen in de nationale eredivisie –een middenmoter, FC Utrecht zal ik maar zeggen- deze Champion’s League is ook voor mij iets bijzonders.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik hier onder de vlag van een Europese wetenschappelijke vereniging was binnen gevaren, niet onder mijn eigen wimpeltje. Er waren Nobelprijswinnaars en zij die dat ongetwijfeld in de toekomst gaan worden.

De eerste avond was mijn tafelgenote een frêle jonge vrouw die een hele gordel van planetoïden had ontdekt. Met afgrijzen vertelde ze over het dieptepunt in haar leven toen per publieke stemming moest worden vastgesteld of Pluto nu wel of niet een planeet was.

Voor haar stond vast dat de status van planeet op een misvatting berustte. Ze heeft het compromis ‘dwergplaneet’ moeten accepteren zoals Galileo moest inslikken dat de zon het centrum is van ons stelsel, al dreigde voor mijn tafelgenote bij verzet waarschijnlijk niet het lot van de brandstapel.

De avond erna zat ik naast een ander ‘succesverhaal’. Deze onderzoeker mocht niet klagen over zijn financiering, want zijn werk wordt ruim gesteund door persoonlijke subsidies. Hij maakte zich ook weinig zorgen over het feit dat een van de subsidies volgend jaar afliep en hernieuwd moest worden. Waar maak je dat nog mee?

Enthousiast vertelde hij over alle onderwerpen die hij achtereenvolgens in zijn loopbaan had behandeld, van het ene veld naar het andere springend. ‘Avontuurlijk’, bracht ik in, ‘zo heb je een breed overzicht’. Hij was er zelf minder positief over. ‘Een slechte aanloop naar de Nobelprijs’, stelde hij bezorgd vast. Zo heeft iedereen zijn hang-ups.

Als we even van de Olympus afdalen, zijn de zorgen van onderzoekers die ik normaliter spreek van een andere orde. Vorige week ontmoette ik nog een veelbelovende jonge wetenschapper die helaas geen Vidi had ontvangen. Na twee rondes is hij nu uitgeVidi-d, zijn kansen zijn verkeken.

Professor zal hij vast nog wel eens worden maar als hij niet oppast komt hij qua subsidies in de net-niet categorie, de frusterenede vergaarbak van de many sad, nét onder de happy few maar financieel gezien mijlenver daarvan verwijderd.

In de meest recente Vidi-ronde zijn 88 van de 540 aanvragen gehonoreerd. Mijn oprecht gemeende felicitaties voor degenen die het gered hebben, fantastisch! En mijn oprecht gemeende deelneming met de ‘verliezers’. Ik ken er een aantal persoonlijk, allemaal fantastische onderzoekers met veel talent en de benodigde toppublicaties, maar nu toch met een lelijke knauw in de loopbaan. Dit zijn de zorgen in onze nationale voetbalcompetitie.

Sport en wetenschap: beiden drijven op competitie, the winner takes it all. De parallel tussen voetbal en de wetenschappelijke wereld gaat een heel eind goed, maar in één essentieel element is er een groot verschil. In Nederland zijn honderduizenden amateurvoetballers, die met veel plezier ieder weekend in de onderbond hun potje spelen. In de wetenschap, echter, zijn weinig amateurs en streeft iedereen ernaar om prof te zijn.

En laten we wel wezen: welke prof droomt er niet van om ooit eens wereldkampioen te worden? Met de huidge financiering gunnen we weinigen die kans. Als we nu eens beginnen om al het geld dat gebruikt wordt voor beveiliging en omkoping rond voetbalwedstrijden te besteden aan wetenschap...daar kun je heel wat extra Vidi’s van bakken.

Tags: vidi | nobelprijs

Advertentie