Maak geen onderscheid tussen academische en praktische studenten

De rector maakte in zijn column onderscheid tussen academische en praktisch ingestelde student. Lukas Brand vindt dat studenten op alle niveaus moeten leren abstract en kritisch te denken.   

Of de komst van het nieuwe strategisch plan ertoe geleid heeft dat rector magnificus Bert van der Zwaan zichzelf zichtbaarder maakt voor de universiteit weet ik niet, maar in zijn debuut als collegacolumnist lichtte de rector afgelopen week alvast een tipje van de sluier op van zijn eigen ideeën over de toekomst van de universiteit.

In de column stipt de rector een aantal terechte punten aan over ons hoger onderwijs: volle universiteiten, veel uitval en weinig academische ambitie. Hij erkent gelukkig ook dat het grote alternatief, het Angelsaksische model, zijn eigen problemen met zich meebrengt en vraagt zichzelf af hoe een middenweg tussen beide systemen eruit zou zien.

Joël Wieme merkt in een sterke reactie onderaan de column echter op hoe lastig een middenweg te bereiken is, aangezien het om principiële keuzes draait: de hoogste toegankelijkheid is niet verenigbaar met de hoogste kwaliteit. Gezien de strekking van het artikel heeft de rector zijn keuze al gemaakt: we moeten selecteren aan de poort. Wat hem betreft brengen we de universiteiten terug tot de kern, onderscheiden we de academici van de praktisch ingestelde student, plaatsen we laatstgenoemden in het hbo en maken we desnoods geld vrij om die onderwijsvorm aantrekkelijker te maken.

Juist met het onderscheid dat de rector probeert te maken, ben ik het echter niet eens. Wat is immers het verschil tussen de academische student en de meer praktisch ingestelde student? De rector verwijst  naar studenten die niet op hun plek zijn “in een omgeving waar het vooral gaat om onderzoek. Waar je leert om zelfstandig problemen op te lossen, om te gaan met abstracte onzekerheden en waar je geacht wordt voortdurend vragen te stellen.”

Maar de gedachte dat zulke vaardigheden alleen in het wetenschappelijk onderwijs van belang zijn, gaat wat mij betreft niet op. Een kritische blik, abstract denken en zelfstandig leren zijn eigenschappen die een mens bewuster van zichzelf en zijn omgeving maken en daarom op elk onderwijsniveau een belangrijke rol spelen.

Als we deze vaardigheden alleen toekennen aan een intellectuele elite verarmen we juist ons onderwijsstelsel. Van het wo tot het vmbo moeten leerlingen nieuwsgierig gemaakt worden, uitleg krijgen over concrete en abstracte relaties en geholpen worden bij het aanleren van een zelfstandige houding.

Waar is dat nuttig voor? Niet omdat ze dan allemaal onderzoeker kunnen worden, maar wel om ze te wapenen tegen de alledaagse problematiek die de hele maatschappij treft. Neem bijvoorbeeld de vluchtelingencrisis of de populistische retoriek van Wilders.

Dit zijn problemen die zich concentreren rondom manipulatieve beeldvorming. Als we zelfstandigheid, abstract denken en nieuwsgierigheid alleen toeschrijven aan een kleine groep mensen, ontnemen we iedereen die daarbuiten valt het vermogen om voor zichzelf te denken en vallen ze te makkelijk ten prooi aan deze manipulatie.

Het is begrijpelijk dat de rector de kwaliteit van onze universiteit wil waarborgen. Als we echter willen selecteren aan de poort moeten we voorzichtig zijn met het onderscheid dat we maken. Het zou nog beter zijn als dat onderscheid zich natuurlijker voordoet. Leerlingen vertrouwd maken met hun eigen keuzes is wellicht effectiever dan van bovenaf propageren dat het hbo ook een goede maatschappelijke carrière kan bieden.

Advertentie