Planning & Control Disease

Faculteitsbestuurders die mensen op pad sturen om te controleren of mensen wel achter hun computer zitten. Het is volgens Micha de Winter een voorbeeld van wat hij de Planning & Control Disease noemt.

We hadden een heuse gluurder in het Langeveldgebouw. Het duurde even voordat we het door hadden. Sinds de verbouwing heeft elke werkkamer zo’n matglazen deur waar een kijkspleetje in zit. Dus gebeurt het voortdurend dat er mensen even naar binnen kijken om te zien of je een momentje voor ze hebt. Maar ineens merkten we dat er om de paar uur steeds dezelfde ogen naar binnen keken, en dat de handen die bij die ogen hoorden van alles gingen opschrijven.

Omdat ik het nogal onbetamelijk vond dat niet alleen ik als werknemer, maar ook mijn gasten van buiten onaangekondigd begluurd werden, besloot ik de gluurder te confronteren. “Wie bent u en wat bent u eigenlijk aan het doen”, vroeg ik hem beleefd?

“Ik voer een werkplekbezettingsgraadsurvey uit in opdracht van het faculteitsbestuur”, zei de overigens heel vriendelijke jongen. “En wat heeft u dan zojuist op uw formulier genoteerd toen u bij mij naar binnen loerde”, vroeg ik belangstellend? Zijn antwoord leek regelrecht ontsproten aan het brein van Kafka: “dat uw werkplek onbezet was”, zei hij. “Maar”, stribbelde ik verbouwereerd tegen, “u ziet toch dat ik met vier mensen aan mijn werktafel zit te vergaderen? Hoezo is mijn werkplek dan onbezet?” “Tja”, glunderde hij, “maar er zat niemand achter uw pc, en dat hebben wij nu eenmaal als werkplek gedefinieerd.” (Ter informatie: volgens deze definitie werk ik nauwelijks, want als ik geen onderwijs geef zit ik het grootste deel van mijn tijd aan tafel om besprekingen en begeleidingsgesprekken te voeren. Schrijven doe ik ’s avonds thuis, zonder kijkspleetje.)

Op mijn werkterrein heb ik veel te maken met de nieuwe ziekte P&CD, de zogenaamde Planning & Control Disease. Een van de symptomen van deze aandoening is dat bestuurders en beleidsmakers tegenwoordig meer geïnteresseerd lijken in de vraag of aan procedurele verplichtingen en criteria is voldaan, dan in de vraag of er zinvolle en doeltreffende arbeid wordt verricht. In sneltreinvaart een paar voorbeelden.

(1) De Kinderombudsman en de staatssecretaris willen dat elke school in Nederland een wetenschappelijk goedgekeurd antipest-programma gebruikt, terwijl ze kunnen weten dat zulke programma’s op zich geen enkele garantie op sociale veiligheid geven omdat niet het programma, maar de kwaliteit van de school doorslaggevend is.

(2) Ik ken een school waar onlangs een leerling door een andere leerling is doodgestoken. De inspectie kwam langs en bleek vooral geïnteresseerd in de vraag of de school zijn incidentenregistratie op orde had, en of er een veiligheidsplan was. Aan beide eisen was voldaan, dus was er geen vuiltje aan de lucht.

(3) Iedereen herinnert zich nog wel de dramatische gebeurtenissen rond een vechtscheiding in Zeist, waarbij een vader eerst zijn twee zoontjes om het leven bracht, en daarna de hand aan zichzelf sloeg. De inspectie voor de gezondheidszorg deed grondig onderzoek naar deze zaak, temeer omdat er talloze instanties bij het gezin betrokken waren. Conclusie: alle hulpverleners hebben hun werk goed gedaan, want ze hebben allen hun protocollen en richtlijnen gevolgd.

(4) Een bevriende directeur van een opvanghuis had met een (gelukkig in de kiem gesmoorde) brand te maken gehad. De betreffende inspectie bleek niet geïnteresseerd in de brandveiligheid van het gebouw, maar wilde weten of er een vluchtplan was, of er regelmatige brandoefeningen waren gehouden en of hiervan een dossier werd bijgehouden.

Natuurlijk zijn al deze voorbeelden niet van toepassing in de intellectuele gemeenschap die onze eigen universiteit nu eenmaal vormt, juist omdat daar mensen geacht worden zèlf na te denken over de zin van hun werk en de kwaliteit daarvan. Daarom hebben wij geen onderwijskwaliteitszorggesprekken met bestuurders nodig, zijn bij ons werkdrukverminderingsprojecten overbodig  -wij weten immers dat werkdruk juist door dit soort projecten wordt bevorderd-, en haalt niemand het in zijn bolle hoofd om ons een paar keer per week een Self-Service HR mail te sturen waarin wordt vermeld dat wij nog drie van onze HR-taken niet hebben voltooid.

En die werkplek-gluurder in het Langeveld dan? Ach, dat zal vast wel weer zo’n sociaal-psychologisch experiment zijn geweest om te testen met welk gemak je zelfs wetenschappers van alles kunt wijsmaken. De proefleiders schijnen zich rot te hebben gelachen om de goedgelovigheid van hun collega’s.. Je bedenkt het toch niet, een werkplekbezettingsgraadsurvey.

Advertentie