‘Delft had in Utrecht moeten staan’

Aldus Yvonne van Rooy woensdag in het Haagse café Dudok tijdens het laatste VSNU-café van dit voorjaar. Met haar opmerking over Delft kreeg zij de de lachers op haar hand, maar het antwoord van de Utrechtse collegevoorzitter op een vraag van werkgeversvoorzitter Bernhard Wientjes was er niet minder serieus om.

Is het allemaal wel zo efficiënt wat de Nederlandse universiteiten doen, vroeg Wientjes zich hardop af. Maar die vraag getuigde volgens Van Rooy van een vergaand gebrek aan kennis. “De heer Wientjes is bij ons op bezoek geweest. Hij heeft dus heel goed kunnen zien dat bijvoorbeeld onze bètafaculteit heel erg verschilt van de bètafaculteiten aan andere universiteiten. Ook ons UMC kent heel andere specialisaties dan andere UMC’s.”

Thema van het ‘café’ was de invloed van de economische crisis op de kenniseconomie. VSNU-voorzitter Sijbold Noorda rekende de zaal voor met welke forse bedragen verschillende Europese landen hun kenniseconomie stimuleren. Wat kunnen we in dit opzicht van Nederland verwachten, was zijn vraag aan minister Plasterk. De vanwege het Kamerdebat over het Nationaal Historisch Museum pas halverwege aangeschoven bewindsman herhaalde zijn twee weken geleden in Utrecht geventileerde opvatting: het Nederlands wetenschappelijk onderzoek staat er – gezien onder meer de Sjanghai-ranking – bepaald niet slecht voor.

Desondanks zal hij op de derde dinsdag van september een lange termijn visie lanceren met voorstellen voor gerichte diepte-investeringen in de nationale kennisinfrastructuur. Hij hield de zaal echter wel voor dat, gegeven de huidige financiële problemen, pijnlijke keuzes onvermijdelijk zijn. In navolging van Wientjes riep hij de universiteiten op om ook keuzes te maken.

“Ik denk toch dat we nog eens goed moeten kijken of er binnen de universiteiten niet meer specialisatie mogelijk is. Op hoeveel plaatsen in Nederland moet je Keltisch kunnen studeren?” Die vraag had hij beter niet kunnen stellen. "Dat kan maar op één plaats”, was de snelle reactie van Van Rooy. Terwijl in de zaal opnieuw gelach klonk, zuchtte Plasterk: “O ja, dat is Utrecht.”

EH