’Werkgevers willen graag dat je veel vlieguren hebt gemaakt’

Pleidooi voor betere arbeidsmarktvoorlichting

Yvonne Wery studeerde in 2005 af. Vol goede moed meldde zij zich met haar bul Pedagogische Wetenschappen bij potentiële werkgevers. Ze wilde graag kinderen diagnosticeren, iets waar binnen de opleiding veel aandacht aan was geschonken. “Maar tijdens sollicitaties kreeg ik te horen dat ik niet voldoende praktijkervaring had. Werkgevers willen graag dat je veel vlieguren hebt gemaakt. Maar op de universiteit was daar geen ruimte voor. Terwijl dat wel had gekund; veel docenten staan nota bene zelf half in de beroepspraktijk.”

Meer stages, meer sfeer proeven, meer dagjes meedraaien. Dat zou helpen, denkt Yvonne. “Veel van mijn studiegenoten hebben nu een baan op hbo-niveau waarbij van dat diagnosticeren niet veel meer komt. Ik ben nu zelf weer met een master Klinische Psychologie begonnen om mijn kansen op een mooie baan te vergroten.”

Vertaalslag

Yvonne is niet de enige Utrechtse alumna die aangeeft dat de aansluiting van de opleiding op een loopbaan niet optimaal was. Volgens recente onderzoeken oordelen UU-alumni hier negatiever over dan afgestudeerden elders. Utrechtse studenten blijken tijdens hun opleiding zelfs al te weten dat het gat tussen academie en arbeidsmarkt groot is. Zo gaf in een enquête 81 procent van de derdejaars aan dat zij niet voldoende voorlichting over loopbaanmogelijkheden krijgen.

Nu is er een logische verklaring aan te wijzen voor deze slechte scores, weet ook loopbaanadviseur Jacky Limvers van Studentenservice. “Deze universiteit heeft relatief veel studenten met een opleiding waarmee ze nog alle kanten opkunnen. Als je een taal studeert, is je perspectief heel anders dan als je een beroepsgerichte of onderzoeksgerichte opleiding doet. Voor een groot aantal Utrechtse opleidingen, vaak ook juist die met veel studenten, is het daarom wat lastiger voorlichting te geven over carrièremogelijkheden dan bijvoorbeeld voor een technische universiteit.”

Toch denkt Limvers dat er nog behoorlijk wat te winnen is. “Ik spreek heel veel studenten die aan het einde van hun studie echt niet weten waar ze terechtkunnen. De laatste maanden neemt door de crisis de nervositeit toe.”

Volgens Limvers zouden opleidingen en faculteiten daarom meer aandacht moeten schenken aan de concrete vertaalslag van studie naar baan. “Door informatiebijeenkomsten en trainingen kun je studenten al vroegtijdig laten nadenken over wat ze zouden willen. Daarnaast kunnen docenten en studieadviseurs meer hun best doen om hun netwerk en hun contacten open te stellen voor studenten. Die hebben levende mensen nodig als voorbeeld.”

De verbeteringen die Limvers bepleit komen ruwweg overeen met de aanbevelingen die het college van bestuur onlangs deed. Zo moeten opleidingen ook onderdelen in het programma opnemen die studenten rechtstreeks in contact brengen met de arbeidsmarkt. Te denken valt aan praktijkopdrachten en gastcolleges, maar vooral ook aan stages en afstudeeronderzoeken bij een bedrijf of een organisatie. “Voor studenten is het erg belangrijk zicht te krijgen op wat ze nu eigenlijk kunnen.”

In het curriculum

Twee opleidingen die door het universiteitsbestuur als voorbeeld worden gesteld, Scheikunde en Bestuurs- & Organisatiewetenschap (B&O), hebben deze elementen al eerder in het curriculum ingebouwd. Tot tevredenheid van studenten, zo blijkt uit de positieve resultaten in de eerder genoemde onderzoeken.

“In je eerste jaar kun je al worden gedropt in een thuishulporganisatie voor een onderzoek”, stelt student B&O en bestuurslid van studievereniging Perikles, Evert Schot. “Bij andere opleidingen moeten studenten zelf alles regelen, hier zit in elk jaar een onderzoeksopdracht in de praktijk. Ik vind dat heel goed. Als student zie je hoe mensen op de werkvloer samenwerken en taken en verantwoordelijkheden verdelen, daar doen we binnen onze studie onderzoek naar. Maar ook de dingen die je hoort als je in de middagpauze met de mensen daar gaat lunchen zijn belangrijk. Ik weet inmiddels echt wel waar ik wel en waar ik niet wil werken.” Daarnaast waardeert Schot het dat zijn opleiding vaak mensen uit de praktijk strikt voor gastcolleges en andere opleidingsonderdelen. “Het is heel motiverend als voor een vak strategisch management een ziekenhuisdirecteur iets komt vertellen.”

Ook Scheikunde ‘dompelt’ studenten vanaf het begin van hun studie onder in de praktijk, zegt onderwijsmanager van Scheikunde Egbert Mulder. “Studenten lopen verschillende stages in één van onze laboratoria of elders. Daardoor krijgen ze een goed beeld van wat zij na hun studie gaan doen. De helft van onze afgestudeerden wordt uiteindelijk promovendus.”

<ParaStyle:tkop>Verplichte stages

Maar niet alle opleidingen hebben de luxe van een numerus fixus (B&O) of een duidelijk omschreven werkveld (Scheikunde). “Dat bachelorstudenten vinden dat ze bij ons weinig over de arbeidsmarkt horen, verbaast mij niets”, zegt Chiel Kattenbelt voorzitter van opleidingscommissie van de bachelor Theater-, Film en Televisiewetenschap. “Maar het is ook de vraag op welke arbeidsmarkt we ze moeten voorbereiden. Ze kunnen op heel veel plekken terechtkomen.” Aan verplichte stages wil Kattenbelt al helemaal niet denken. “Met onze aantallen studenten wordt het dan erg lastig de kwaliteit van zo’n stage te bewaken. Bovendien zijn voor de toelating tot een masteropleiding de vakken die je gevolgd heb echt belangrijker dan wat je daarnaast nog allemaal hebt gedaan.”

Volgens Kattenbelt heeft de opleiding er bewust voor gekozen om in de eenjarige masters de kennismaking met de arbeidsmarkt te laten plaatsvinden. “Dat is meteen heel intensief. Vanaf het begin gaan de studenten met hun tutor in gesprek over de invulling van de tweede helft van het programma. Daarin volgen ze een individueel, beroepsoriënterend traject dat bestaat uit een stage en een onderzoek dat aan die stage is gekoppeld. Het zou me verbazen als studenten daarna nog steeds vinden dat ze geen idee van de arbeidsmarkt hebben.”

De suggestie om meer praktijksprekers de opleiding binnen te loodsen wil Kattenbelt wel meenemen. “Dat kunnen we misschien wel meer doen.”

Loopbaanadviseur

Maar ook op universitair niveau moet er volgens het college van bestuur iets gebeuren om de tevredenheid van studenten over de voorlichting op de arbeidsmarkt te verbeteren. Op dit moment worden er trainingen loopbaanoriëntatie en solliciteren verzorgd door Studentenservice. Studenten kunnen daar ook terecht voor een gesprek met een loopbaanadviseur. Voor het verstrekken van informatie over potentiële werkgevers neemt de universiteit deel aan de Student Career Service van Qompas. Op termijn moet dat anders. Alles wat te maken heeft met voorbereiding op de loopbaan moeten dan op een handzame manier zijn geordend op nieuwe pagina’s op de UU-site. In een vervolgstap moeten ook alumni en bedrijven op deze site een belangrijke rol gaan spelen. Verder is de mogelijkheid geopperd om een Career Centre in te richten, zoals andere universiteiten dat al kennen.

Tot nu toe is het organiseren van een universitaire carrièredag de meest in het oog springende poging om de arbeidsmarktvoorlichting voor alle Utrechtse studenten een impuls te geven. Na een moeizame eerste editie kwamen er dit jaar 900 studenten op het evenement af. Daarmee kan het evenement een succes worden genoemd, vindt het college van bestuur.

Opleidingsgericht

Van de goed scorende opleiding Scheikunde hoeven die universitaire initiatieven niet zo nodig. Onderwijsmanager Egbert Mulder denkt dat voorlichting op de arbeidsmarkt beter zo dicht mogelijk bij de opleiding kan plaatsvinden. “Samen met onze actieve studievereniging Proton bieden wij de studenten iets dat precies aansluit op hun behoeften. Voor de universiteit is dat lastig.”

De voorzitter van Proton Chris Evers denkt eveneens dat “een meer doelgroepgericht aanpak” beter werkt. “Wij doen bijvoorbeeld ook niet mee aan de universitaire carrièredag. Onze voorkeur gaat uit naar de jaarlijkse careerexpo van de beroepsvereniging en een uitgever. Die is veel interessanter voor Scheikundestudenten.”

Ook Jacky Limvers vindt dat studenten vooral binnen de opleiding moeten worden bijgestaan. “Die studenten hebben niet voor niets voor een bepaalde discipline gekozen.” Ze roemt ook het vele goede werk van studieverenigingen, “al moet je altijd de continuïteit daarvan in de gaten houden”. Toch denkt ze dat een aanvullende universiteitsbrede aanpak nodig is. “De grote klacht van studenten is dat niemand precies weet wat er allemaal is. Welke informatie, welke evenementen, welke contacten met bedrijven? Dat willen we graag verbeteren. Juist omdat er zo’n grote groep studenten is die niet goed overziet wat er na de studie mogelijk is.”

Zie voor meer informatie:

www.studentenservice.uu.nl/arbeidsmarktorientatie

en

http://uu.studentcareerservice.nl