Beurs voor alle promovendi

Dat is de verrassende aanbeveling van de commissie-Brümmerdie namens het college van bestuur het twee jaar geleden ingevoerdestelsel van promotiebeurzen tegen het licht heeft gehouden. Kernvan het voorstel is om in de toekomst een duidelijk onderscheid aante brengen tussen het opleidingsdeel en het werknemersdeel van hetpromotieonderzoek.

Het opleidingsdeel - waarvoor de promovendus volgens decommissie een beurs dient te krijgen - omvat onder meer het volgenvan cursussen, het leren doen van onderzoek, het schrijven van eendissertatie en het presenteren van onderzoeksresultaten. Hetwerknemersdeel kan het uitvoeren van een afgerond deelonderzoekbinnen een groter project omvatten, maar ook het verrichten vanlaboratoriumtaken of het geven van onderwijs.

De commissie stelt voor om alle promovendi een beurs te gevenvoor maximaal 48 maanden, die netto niet onderdoet voor hetbesteedbaar inkomen van de huidige aio's, en die mee stijgt met destijging van de ambtenarensalarissen. Dat zal voor sommigefaculteiten een forse aderlating betekenen, want met de huidigepromotiebeurs zijn bursalen per maand gemiddeld 325 gulden slechteruit dan aio's, zo hebben Brümmer c.s. laten uitrekenen. Dehoogte van de nieuwe beurs moet voor alle promovendi gelijk zijn ener moeten aanvullende sociale verzekeringen en premies mee tebekostigen zijn. Ook vindt de commissie dat beurspromovendi rechthebben op de OV-jaarkaart en goedkope studentenverzekeringen. Hetcollege van bestuur krijgt van de commissie het verwijt zich deafgelopen twee jaar te weinig om deze aspecten te hebben bekommerd."Bursalen kregen zo terecht het gevoel in alle opzichten buiten deboot te vallen."

Hoewel de huidige aio's dus in formele zin uit Utrecht zullenverdwijnen, biedt de commissie faculteiten die moeite hebben ompromovendi te werven, de mogelijkheid om hen naast of deels inplaats van de beurs een aanstelling te geven. De faculteiten zijndaarbij vrij om de hoogte van het salaris vast te stellen.Uitgangspunt is dat dat zó aantrekkelijk is, dat voldoendepromovendi kunnen worden aangetrokken. Faculteiten enonderzoekscholen mogen zelf de verhouding vaststellen tussen hetopleidingsdeel en het werknemersdeel.

Als gevolg van de mogelijkheid om promovendie werk te latendoen, kan het promoveren langer duren dan vier jaar. Dat is geenbezwaar vindt de commissie, zolang een promotie maar binnen pakwegzes jaar is afgerond, en de opleidingstijd beperkt blijft totmaximaal 48 maanden. Het college zal in december een besluit nemenover de aanbevelingen van de commissie, maar heeft al aangegeven ingrote lijnen met de richting van het advies in te stemmen.

EH